Kunnen alle rassen als broeders met elkaar omgaan?
„ONMOGELIJK” volgens u? Als dat uw reactie is, wordt uw mening beslist door veel mensen gedeeld. En bij een nauwkeurige beschouwing van de toestand in de delen van de wereld waar mensen van verschillende rassen nauw met elkaar in contact worden gebracht, vindt men genoeg bewijzen die erop duiden dat de mogelijkheid dat mensen van alle rassen als broeders met elkaar omgaan, op zijn minst onwaarschijnlijk lijkt.
Landen die openlijk een politiek van raciale integratie voorstaan, ondervinden hierbij veel moeilijkheden. Zo heeft de regering van de Verenigde Staten met raciale crises te kampen. De druk van extremisten aan beide zijden neemt voortdurend toe. Aan de ene kant protesteert een snel groeiend deel van de blanke bevolking dat de integratie en de vooruitgang van de neger te snel gaan. Aan de andere kant beweren de militante stemmen van de „black power” dat de vooruitgang te langzaam gaat. Sommigen gaan zelfs zo ver dat zij een guerrilla-oorlogvoering voorstaan in een poging de regering te dwingen aan hun eisen te voldoen. In veel steden is de raciale situatie bijzonder gespannen, terwijl er maar een klein vonkje voor nodig is om nieuwe gewelddaden ten gevolge van rassenstrijd te laten uitbreken.
Engeland, waar rassenstrijd tot voor kort onbekend was, heeft nu op dit gebied van de menselijke betrekkingen met steeds groter wordende moeilijkheden te kampen. Industriesteden hebben in de afgelopen jaren een toevloed van immigranten uit West-Indië en India gehad. De inwoners van die steden werden dus noodgedwongen geconfronteerd met de vraag of mensen van verschillende rassen in vrede en als broeders met elkaar kunnen omgaan, en de berichten verschaffen geen bijzonder aanmoedigend antwoord. Ten gevolge van de toenemende rassenproblemen heeft Engeland veelomstreden beslissingen moeten nemen met betrekking tot de integratie van niet-blanken.
Politieke commentators in de republiek Zuid-Afrika aarzelen niet gewag te maken van de raciale onrust die in andere landen de kop opsteekt. Zij vinden hierin een zekere rechtvaardiging voor de Zuidafrikaanse apartheidspolitiek. In de geest van Zuid-Afrika’s critici vertegenwoordigt apartheid echter het laatste woord op het gebied van raciale onverdraagzaamheid en onrechtvaardigheid. Zij betogen dat apartheid onterend is en louter een uiting van zelfzuchtige rassendiscriminatie om de belangen van de blanke in dat deel van Afrika te beschermen.
De Zuidafrikaners ontkennen dit ten stelligste. In pogingen de politiek van hun regering te rechtvaardigen, maken politieke commentators veel gebruik van de uitdrukking „afzonderlijke ontwikkeling” als een synoniem voor apartheid. Zij betogen dat de politiek er niet slechts op is gericht mensen op grond van hun ras te scheiden, maar dat ze veeleer in gelegenheden voor elk ras wil voorzien, opdat het zich overeenkomstig zijn eigen cultuur, vermogens en maatschappelijke gewoonten kan ontwikkelen.
Ter ondersteuning van dit standpunt wijzen deze politieke commentators op de Bantoegebieden of „thuislanden”, waarin de regering voor de Afrikaanse mensen van verschillende rassen heeft voorzien. Hierin kunnen zij een grote mate van intern zelfbestuur uitoefenen en zich bijna als een staat in een staat ontwikkelen. Er zijn pogingen gedaan om blanke industriëlen ertoe aan te moedigen op de grens van de „thuislanden” fabrieken te bouwen („grensindustrieën” genoemd). Hierdoor zou er in deze gebieden, die in industrieel opzicht meestal onderontwikkeld zijn, in werkgelegenheid worden voorzien.
Ongeacht welke verdiensten of gebreken er ook aan de politiek van „afzonderlijke ontwikkeling” kleven, toch wordt deze politiek door veel mensen als een aanwijzing beschouwd dat het onder de huidige omstandigheden niet mogelijk is dat mensen van alle rassen als broeders met elkaar omgaan.
De regeringsleiders in Zuid-Afrika hebben bij verschillende gelegenheden een beroep op de bevolking gedaan om gezonde rassenrelaties te bevorderen, waarbij zij speciaal een beroep deden op de Europese of blanke bevolkingsgroep om de mensen met een andere huidkleur met waardigheid te bejegenen. Toch blijft de vraag bestaan welke uitwerking zo’n verzoek op de geesteshouding van de meerderheid van die personen heeft.
Tegenstanders van het Zuidafrikaanse standpunt beschouwen elke rechtvaardiging van de apartheidspolitiek of „afzonderlijke ontwikkeling” als uitgesproken huichelarij, terwijl zij de oprechtheid van deze politiek herhaaldelijk in twijfel trekken. De Zuidafrikaners betalen echter met dezelfde munt terug door overeenkomstige beschuldigingen te uiten tegen de westerse natiën die Zuid-Afrika’s rassenpolitiek bekritiseren maar die als het ware in hun eigen achtertuin talloze bewijzen van rassenvooroordeel en -discriminatie te zien geven.
OORZAKEN VAN RASSENVOOROORDEEL
Het feit doet zich voor dat rassenvooroordeel en -discriminatie voortbrengselen van ’s mensen inherente onvolmaaktheid en zelfzucht zijn. Geen enkele menselijke regering, welke politiek ze ook volgt, kan wetten maken waardoor de denkwijze van de mensen ten aanzien van zulke kwesties veranderd kan worden.
Waardoor wordt rassenvooroordeel eigenlijk veroorzaakt? Welke factoren zijn verantwoordelijk voor het klaarblijkelijk onoverkomelijke probleem voor mensen van verschillende rassen om als broeders met elkaar om te gaan?
Behalve in huidkleur verschillen rassen in veel opzichten van elkaar. Dit wordt algemeen erkend. De rassen worden door verschillende maatschappelijke gewoonten en manieren gekenmerkt. Deze behoeven echter geen oorzaak voor wrijving en discriminatie te worden. In alle rassen — blank, bruin, zwart of geel — zijn er mensen met slechte gewoonten en slechte manieren. Moeten wij daardoor echter bevooroordeeld worden tegen alle mensen van een ander ras? Toch redeneert men vaak op die wijze, louter als excuus om een dieper liggende reden voor zijn houding te rechtvaardigen.
Een van de belangrijkste factoren die op rassen- of klassenvooroordeel van invloed is, is ongetwijfeld van economische aard. Wat dit betreft zijn sommige van de factoren die tot rassenvooroordeel bijdragen, gelijk aan die welke klassenonderscheid tussen mensen van hetzelfde ras hebben veroorzaakt. Degenen die tot de bezittende klasse behoren, zijn er meestal niet begerig naar hun rijkdommen met de niet-bezittenden te delen. „Waarom zou dit moeten?” vragen zij wellicht. „Onze mensen (ons ras, onze klasse) hebben voor ons bezit gewerkt; wij hebben er recht op.” Een dergelijke argumentatie wordt vaak gehoord ter verdediging van superioriteitsgevoelens op het gebied van ras of klasse.
Sterke rassenvooroordelen worden vaak aangetroffen in gebieden waar de groep die economisch de gunstigste positie inneemt, een raciale minderheid vormt. Ze komen ook voor waar de levensstandaard van een deel van de gemeenschap wordt bedreigd doordat mensen van een ander ras in het gebied gaan wonen. Misschien is men bevreesd dat deze nieuwelingen wat hun betrekking betreft zullen gaan wedijveren en voor een lager loon zullen gaan werken. Of deze vrees al dan niet gerechtvaardigd is, is een andere kwestie; het feit bestaat dat de vrees voor economisch verlies, de vrees dat de „maatstaven” van de gemeenschap eronder zullen lijden, krachtige factoren zijn die tot spanning onder de rassen aanleiding geven. Er zijn dus bij rassenvooroordeel heel wat factoren betrokken.
UW HOUDING IS BELANGRIJK
Wat was uw eerste reactie bij het lezen van de titel van dit artikel, „Kunnen alle rassen als broeders met elkaar omgaan?” Maak u niet met een schouderophalen van de kwestie af als betrof het iets onbelangrijks, vooral niet als u een opgedragen christen beweert te zijn. Uw houding ten opzichte van mensen van andere rassen is belangrijk. Ze kan zelfs van invloed zijn op uw hoop Gods zegen te ontvangen en eeuwig leven te verwerven. Zo belangrijk? Inderdaad!
Misschien leeft u in een land waar de politiek van de regering het contact tussen de rassen heeft beperkt en waar iemands bereidwilligheid om een persoon met een andere huidkleur in een werkelijke betekenis als broeder te aanvaarden, nauwelijks op de proef wordt gesteld. Zet u in dat geval het probleem maar voor het gemak van u af als een aangelegenheid die op bevredigende wijze door de wetten van het land is geregeld? Hoe denkt ú eigenlijk over personen van een ander ras? Indien u beweert een christen te zijn die bijbelse beginselen in praktijk brengt, kunt u dan mensen van een ander ras, een zogenaamd „inferieur” ras, als in werkelijkheid „superieur” aan u beschouwen, zoals door de apostel Paulus wordt aangeraden? (Fil. 2:3) Neen, niet in fysieke of verstandelijke prestaties, maar als mens en, wat hun positie voor het aangezicht van God betreft. Kunt u, als de gelegenheid hiertoe zich voordoet, met de waardigheid en christelijke liefde die de bijbel vereist met zulke personen omgaan?
Dit betekent niet dat wij Caesars wetten moeten overtreden of ertegen moeten strijden, ongeacht hoe wij ook over de juistheid ervan mogen denken. Er wordt van christenen verlangd dat zij ’aan caesar terugbetalen wat van caesar is’ (Mark. 12:17). Dit betekent echter niet dat zij dezelfde negatieve houding ten opzichte van mensen van een ander ras zullen aannemen die door hun buren of collega’s aan de dag wordt gelegd — althans niet wanneer zo’n houding in strijd is met bijbelse beginselen.
Sommige mensen die de dingen als gevolg van rassenvooroordeel niet meer in het juiste perspectief kunnen zien, zullen zo ver gaan dat zij weigeren mensen van andere rassen de meest fundamentele menselijke eigenschappen toe te schrijven. Maar mensen van alle rassen zijn in staat dezelfde menselijke eigenschappen en dezelfde menselijke gevoelens te bezitten — ouderlijke gevoelens, liefde voor kinderen, zorg voor het welzijn van anderen, liefde voor het goede en haat ten opzichte van het slechte.
Ongeacht hoe primitief de omgeving ook is en ongeacht hoe beperkt de opleiding, toch kunnen mensen van alle rassen opgedragen christenen worden, en dit gebeurt ook inderdaad, waarbij zij de slechte handelwijze van dit oude samenstel van dingen de rug toekeren. Gods geest is in deze tijd ten aanzien van vele personen van alle rassen werkzaam en brengt hen ertoe de vruchten van zijn heilige geest in hun leven voort te brengen (Gal. 5:22, 23). Een ware christen zal Gods vermogen om dat tot stand te brengen nooit kunnen loochenen.
Laat u toe dat u uw houding ten opzichte van mensen van een ander ras verstandelijk verklaart door bij bepaalde zwakheden van hen stil te staan, die ongetwijfeld te wijten zijn aan gebrek aan opleiding of gelegenheden of als gevolg van milieufactoren? Of houdt u, in christelijke liefde, rekening met zulke ongunstige omstandigheden, terwijl u zulke mensen niet beziet naar wat zij in het vlees zijn maar overeenkomstig het standpunt van God, die niet partijdig is ten opzichte van mensen van welk ras of welke kleur maar ook? (Hand. 10:34, 35) Onderzoekende vragen, inderdaad! De manier waarop u ze beantwoordt, kan op beslissende wijze van invloed zijn op uw leven.
THANS ALS BROEDERS MET ELKAAR OMGAAN!
Thans reeds wordt door de christelijke maatschappij van Jehovah’s getuigen gedemonstreerd dat mensen van alle rassen als broeders met elkaar kunnen omgaan. Op welke wijze? Als u ooit een groot, internationaal congres van Jehovah’s getuigen hebt bijgewoond, hebt u op een opvallende wijze kunnen zien hoe mensen van alle rassen — blank, bruin, geel en zwart — zonder enige soort van discriminatie in een opbouwende, christelijke kameraadschap met elkaar omgaan.
Ook waar zulk een vrije omgang niet door menselijke wetten wordt toegestaan, zoals in Zuid-Afrika, voelen Jehovah’s getuigen zich nauw met hun christelijke broeders verbonden, hetgeen zij tot uitdrukking brengen wanneer zich de gelegenheid daartoe voordoet. Hoewel het in dat land bijvoorbeeld niet mogelijk is verschillende rassen samen op grote congressen te laten bijeenkomen, verschaffen de organisatorische werkzaamheden vóór het congres veel gelegenheden voor wederzijdse samenwerking en hulp, welke graag worden benut. Dit is niet slechts een uiting van „verdraagzaamheid”, maar van oprechte christelijke liefde.
In Gods nieuwe ordening onder het lang beloofde koninkrijk van Zijn geliefde Zoon, Jezus Christus, zal er stellig geen rassenvooroordeel bestaan. Alle rassen zullen dan zeer beslist als broeders met elkaar omgaan. Neen, niet alle mensen van alle rassen, want niet iedereen zal de zegen van God ontvangen en in die nieuwe ordening leven verkrijgen. „Allen die hem aanroepen”, ongeacht tot welk ras zij behoren, zullen echter door God gehoord worden, want „er is geen onderscheid” bij hem. — Rom. 10:12.
Thans, in deze slotfase van de „laatste dagen” van dit huidige samenstel van dingen, geeft „een grote schare . . . uit alle natiën en stammen en volken en talen” er duidelijk blijk van ware aanbidders van de Allerhoogste God, Jehovah, te zijn. — 2 Tim. 3:1-5; Openb. 7:9.
Indien zulke aanbidders van Jehovah de hoop koesteren in Gods nieuwe ordening als broeders met elkaar om te gaan, dienen zij dit dan niet thans te doen voor zover de huidige regeringswetten dit toelaten? Laat uw geloof in Gods belofte om alle rassen als broeders met elkaar te laten omgaan, weerspiegeld worden in de wijze waarop u mensen van andere rassen thans bejegent, vooral degenen die opgedragen christenen zijn.
[Illustratie op blz. 453]
Mensen van alle rassen gaan thans in de christelijke maatschappij van Jehovah’s getuigen als broeders en zusters met elkaar om