Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w71 1/1 blz. 24-31
  • Cameroun zegt „Neen!” tegen vrijheid van aanbidding

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Cameroun zegt „Neen!” tegen vrijheid van aanbidding
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1971
  • Onderkopjes
  • DE PRESIDENTSVERKIEZINGEN
  • DRUK UITGEOEFEND OP DE GETUIGEN
  • WREDE METHODEN GEBRUIKT
  • DE GEBEURTENISSEN DIE TOT HET VERBOD LEIDDEN
  • PARLEMENTSVERKIEZINGEN EN NOG MEER WREEDHEDEN
  • WAAROM HET VERBOD?
  • DE WET VAN CAMEROUN
  • GETUIGEN GEEN GEVAAR VOOR REGERINGEN
  • EEN VERLIES VOOR CAMEROUN
  • U KUNT OPENLIJK UW MENING TE KENNEN GEVEN
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1971
w71 1/1 blz. 24-31

Cameroun zegt „Neen!” tegen vrijheid van aanbidding

VROUWEN werden ruw beetgepakt en geslagen. Een van hen werd zo mishandeld dat zij tot vijf maal toe geen adem meer kon krijgen. Sommigen van de mishandelden waren ziek en zullen de doorgestane ontberingen misschien niet overleven.

Mannen werden onbarmhartig geslagen totdat zij bewusteloos waren. Eén kreeg eerst twintig slagen, toen nog eens honderd slagen en daarna werd hij voor de derde maal afgeranseld.

Honderden werden op grond van valse beschuldigingen gearresteerd. Sommigen werden meer dan een week in gevangeniscellen zonder toiletten opgesloten. Twaalf werden in een cel opgesloten van slechts 2 x 2,5 x 3 meter — met slechts zestien kleine luchtgaatjes. Sommigen kregen dagenlang geen voedsel, terwijl al die tijd ook hun wonden niet werden verbonden.

Deze en vele soortgelijke gevallen zijn het gevolg van een officieel staatsbeleid. Waar? Geven deze wreedheden een beschrijving van de toestanden in nazi-concentratiekampen? Waren de slachtoffers kwaadaardige misdadigers?

Neen, wat u nu gaat lezen, is een beschrijving van wat er onlangs in het Afrikaanse land Cameroun heeft plaatsgevonden. En de slachtoffers van deze afschuwelijke barbaarsheid? Zij waren geen misdadigers — geen moordenaars, opruiers, dieven of revolutionairen. In plaats daarvan waren zij de vreedzaamste en eerlijkste burgers in het land!

Dit alles bereikte een hoogtepunt in datgene wat met grote koppen op de voorpagina van La Presse du Cameroun van 14 mei 1970 werd vermeld: „Bij presidentieel besluit, dat gisteren werd ondertekend, is het GENOOTSCHAP VAN JEHOVAH’S GETUIGEN IN CAMEROUN VERBODEN VERKLAARD.”

De krant vervolgde: „Bij besluit van het staatshoofd, dat gisteren werd ondertekend, is de groep die als Jehovah’s getuigen bekendstaat, officieel ontbonden. . . . De activiteiten van dit genootschap zijn in het gehele gebied van de federale republiek Cameroun verboden verklaard.”

Waarom is de regering van Cameroun zo drastisch opgetreden tegen een religieuze organisatie die over de gehele wereld bekendstaat om haar vreedzame en ordelijke gedrag? Omdat de Getuigen neutraal zijn met betrekking tot politieke aangelegenheden en er niet aan deelnemen, werden zij ervan beschuldigd de regering tegen te staan.

DE PRESIDENTSVERKIEZINGEN

De president van de federale republiek Cameroun is een mohammedaan wiens naam El Hadj Ahmadou Ahidjo luidt. Op 28 maart 1970 werd hij voor zijn derde achtereenvolgende vijfjaarlijkse ambtsduur gekozen, waar bij hij 97,65 percent van de stemmen verkreeg. De perscommentaren verklaarden unaniem dat de verkiezing een groot succes was en dat de kiezers hun stem „gewetensvol en in totale vrijheid” hadden uitgebracht.

Was er echter werkelijk vrijheid in Cameroun? Niet voor iedereen. Enkele leden van de belangrijkste politieke partij, de UNC — Union Nationale Camerounaise — oefenden zware druk op Jehovah’s getuigen uit. Dat de Getuigen zich afzijdig hielden van politieke aangelegenheden, wekte de wrevel op van overijverige partijleden die deze christenen tot hun speciale doelwit maakten in de toespraken die zij ter gelegenheid van de verkiezingscampagne hielden.

Op 20 maart van het afgelopen jaar deed André Fouda, een belangrijk lid van het federale parlement en een uitgesproken tegenstander van Jehovah’s getuigen op het „Place de l’Indépendance” in Akonolinga bijvoorbeeld een hevige openbare aanval op Jehovah’s getuigen. Een Getuige die de gehele toespraak hoorde, haalt de heer Fouda als volgt aan: „Mochten er in Akonolinga enige ’Maka’ (een vroegere kannibaalse stam) zijn, dan wordt het hun toegestaan Jehovah’s getuigen te eten.”

DRUK UITGEOEFEND OP DE GETUIGEN

Er werd op vele manieren druk uitgeoefend op de Getuigen, in een poging hen in de verkiezingstijd te beïnvloeden. Het volgende verslag is afkomstig van een Getuige in Akonolinga:

„De prefect, Louis Mandeng, gaf bevel dat alle getuigen van Jehovah op 28 maart, de verkiezingsdag, om 7 uur v.m. in zijn kantoor moesten verschijnen. De Getuigen waren gehoorzaam aan dit bevel. De sirene weerklonk, waardoor te kennen werd gegeven dat de stemhokjes waren geopend. De heer Mandeng nam de leiding in zijn auto, terwijl hij alle identiteitspapieren van de Getuigen in zijn hand had en de Getuigen wenkte hem naar de stemhokjes, ongeveer 100 meter van zijn kantoor verwijderd, te volgen. Toen de bedoeling van de prefect om hen ertoe te dwingen te stemmen, duidelijk werd, volgden de Getuigen zijn auto niet langer maar gingen naar huis.

Diezelfde avond en de volgende dag werden verscheidene Getuigen gearresteerd. De opziener van de gemeente schrijft: „Die avond werd ik om negen uur door de brigadecommandant gearresteerd; ik sliep die nacht op de cementen vloer van de politiecel.” De opziener werd tot 22 april in de gevangenis vastgehouden.

Een andere Getuige in Akonolinga schrijft: „Op 23 maart kwam Nicolas Voundi, de gevolmachtigde voor Nyoung en Mfoumou, in mijn tegenwoordigheid bij de prefect om hem te vertellen dat hij mijn werkgever opdracht had gegeven een andere Getuige en mij niet langer in zijn werkplaats te laten werken. Op 25 maart, toen de heer Mandeng uit Yaoundé terugkeerde, gaf hij ons beiden bevel elke dag ’s ochtends en ’s middags in zijn kantoor te verschijnen.

’Het is een heel ernstige zaak’, zei hij, ’ik moet op zijn laatst morgen antwoord ontvangen. Gaan jullie wel of niet stemmen? Luister wat ik zeg: gaan jullie wel of niet stemmen?’

Hij sloeg met zijn rechterhand op de tafel. Vier maal vroeg hij mij of ik zou gaan stemmen. Ik bleef zwijgen. Hij belde de gendarmerie [militaire politie] op om ons te komen halen. Van 17 tot 28 maart oefende de prefect druk op ons uit om te stemmen. Maar toen de verkiezingen op 28 maart om 6 uur n.m. waren geëindigd, werden wij er niet langer van beschuldigd dat wij niet stemden. De prefect begon ons er toen van te beschuldigen dat onze prediking tegen het stemmen was gericht, met andere woorden, dat wij ’onthouding predikten’. Ik bracht de nacht met elf andere Getuigen door in een cel die 2,5 meter lang, 2 meter breed en 3 meter hoog was, terwijl er slechts zestien kleine luchtgaatjes in zaten.”

WREDE METHODEN GEBRUIKT

Een reizende vertegenwoordiger van Jehovah’s getuigen geeft als volgt verslag van zijn ervaringen: „De avond van 26 maart hoorde ik om 9.30 uur een luide klop op mijn deur. Toen ik vroeg wie er was, luidde het antwoord: ’De brigadecommandant’ (De heer Onguene). Ik opende de deur en hij vroeg mij: ’Wat doet u hier? . . . Laat mij uw identiteitspapieren zien.’ Al mijn papieren waren in orde. ’Waar is uw kiezerskaart?’ ’Die heb ik niet.’ ’Waarom niet?’ ’Omdat ik er nog geen gekregen heb.’

Hij gebood mij hem naar de gendarmerie te volgen, waar hij mij bevel gaf op mijn korte broek na al mijn kleren uit te trekken. In de cel waar ik sliep waren acht getuigen van de gemeente Akom. De volgende ochtend kreeg ik, te zamen met een andere Getuige, opdracht de auto van de commandant te wassen, terwijl de anderen de toewijzing kregen hekken voor zijn aardnotenveld te maken.

Op 27 maart werd ik ’s avonds om 10.30 door dezelfde commandant wakker gemaakt, terwijl hij zei: ’Zeg me of u morgen gaat stemmen, want iedereen die niet stemt, zal zwaar gestraft worden.’ Ik had nog geen antwoord gegeven of ik werd weer in dezelfde cel opgesloten. Hij riep al zijn agenten bijeen en begon een razzia op de Getuigen te houden; uiteindelijk werden er in totaal vijfenveertig van hen gearresteerd.

Op 28 maart, de verkiezingsdag, hadden de Getuigen in hun cel gezongen. Toen commandant Onguene hoorde dat wij in de cel van de gendarmerie zongen, bracht hij al zijn agenten bijeen en de gemeenste soldaat die ik ooit heb gezien, die de bijnaam ’Ranselaar’ droeg. Op bevel van de commandant begon deze soldaat ons onbarmhartig te slaan. Wij hadden geen andere kleren aan dan onze korte broek. Door een slag in mijn nek verloor ik enkele ogenblikken mijn bewustzijn. Hij bleef echter slaan, en door volgende slagen kwam ik weer bij. Onze ruggen zijn werkelijk allemaal getekend door de stokslagen die wij hebben ontvangen.

Na ons aldus geslagen en verwond te hebben, stonden zij ons niet toe naar het ziekenhuis te gaan. Wij hebben zelfs acht dagen lang geen water gekregen om ons te wassen. Twee dagen hebben wij het zonder voedsel moeten stellen. Hierna moesten wij gras maaien en vuil ophalen in de stad. Na drie en een halve week werden wij in een vrachtwagen geladen en naar de prefect van Dja en Lobo gestuurd. Onderweg regende het hevig en werd het koud. Een van de christelijke zusters die bij ons was, was acht maanden zwanger. Op zondag 19 april moesten wij in de conferentiekamer van de prefect komen, en later werden wij vrijgelaten.”

In de stad Sangmélima werden Jehovah’s getuigen misschien wel het slechtst behandeld. Hier werden uiteindelijk tweeënnegentig Getuigen gearresteerd en in de gevangenis opgesloten. Een van de gearresteerde Getuigen bericht: „Precies op 23 maart, vijf dagen vóór de presidentsverkiezingen op de 28ste, werden twee Getuigen uit de gemeente Messock naar de B.M.M. (gemengde motorbrigade, de meest gevreesde politie in Cameroun) in Sangmélima gebracht, op beschuldiging dat zij een vergadering hadden georganiseerd om ’onthouding te prediken’. Eén Getuige werd wegens zijn ouderdom vrijgelaten, maar de speciale pionier F . . . werd bij de B.M.M. vastgehouden.

De dag na de verkiezingen werd er een verschrikkelijke campagne georganiseerd om alle getuigen van Jehovah te arresteren. Elke dag werden lijsten van de Getuigen naar de B.M.M. gezonden, terwijl de Getuigen, mannen en vrouwen, de vijf cellen van de B.M.M. in Sangmélima vulden.

In Djoum werden sommige Getuigen naakt over de cementen vloer gesleurd nadat zij tot bloedens toe waren geslagen. Zij werden gedwongen acht dagen achtereen in hun cel hun behoefte te doen (geen toiletten in de cellen) voordat zij in een vrachtwagen werden geladen om naar Sangmélima overgebracht te worden. Meer dan vijfenveertig Getuigen, sommigen met kinderen, om nog niet eens melding te maken van de ouderen die nauwelijks in staat waren te lopen, werden aldus vervoerd. Hun toestand was zo slecht dat zelfs de autoriteiten van de prefectuur alhier medelijden met hen hadden en hen de volgende dag vrijlieten. Deze Getuigen troffen in Sangmélima ruim tachtig van hun christelijke broeders en zusters uit Sangmélima zelf, Bengbis en Zoetélé aan, die zich reeds in de gevangenis bevonden.

De vijf cellen van de B.M.M. te Sangmélima zaten stampvol met Getuigen, die tot 21 april één voor één werden ondervraagd. Op die datum werden zij allen in de grote conferentiezaal van de prefectuur gebracht om naar een lezing van de prefect, de heer Biscène, te luisteren. Hij waarschuwde ons allen op 7 juni te stemmen, omdat wij anders weer gearresteerd zouden worden.”

Een speciale volle-tijdbedienaar bericht wat er onmiddellijk na de verkiezingen in Bertoua gebeurde, waar ruim dertig Getuigen werden gearresteerd. Op donderdag, 2 april, werden de gehele dag bepaalde personen één voor één naar het politiebureau gebracht om ondervraagd te worden. Vroeg in de morgen begon onze ondervraging door de brigadecommandant. Aangezien hij besefte dat hij zijn ideeën niet aan de eersten van onze christelijke broeders kon opdringen, riep hij de assistent-luitenant van de commandant van de Bertouacompagnie. Deze man, die bijzonder gemeen optrad, gaf een politieagent bevel de Getuigen gedurende de ondervraging wreed te slaan. Een jonge Getuige uit Belabo, die slechts negentien jaar oud is (te jong om te stemmen), en een andere jonge Getuige uit Diang liepen de ernstigste verwondingen op. Alle vragen die zij ons stelden, hadden ten doel ons ertoe te brengen de beschuldiging te uiten dat het Genootschap of een van zijn vertegenwoordigers ons leerde niet te stemmen.

Na een hele dag op deze wijze behandeld te zijn, werden wij in een cel opgesloten waar wij, op bevel van de luitenant, twee dagen en twee nachten zonder voedsel of water moesten doorbrengen. De twee jonge mannen van wie ik melding maakte, hadden die nacht zoveel pijn, dat zij zich niet konden verroeren.

Op zondag 5 april werden alle Getuigen uit Bertoua vrijgelaten. Gedurende de dertien dagen die wij in de gendarmerie doorbrachten, kregen wij geen voedsel op twee kleine maaltijden na die de kapitein ons liet brengen. Het stemt ons bijzonder vreugdevol dat allen vastbesloten zijn te volharden.”

DE GEBEURTENISSEN DIE TOT HET VERBOD LEIDDEN

Na de verkiezingen en alle wrede druk die op hen was uitgeoefend, deden de Getuigen vele pogingen om met regeringsfunctionarissen te spreken en hun op de bijbel gebaseerde standpunt uit te leggen. Deze pogingen hadden geen succes.

Met het oog op de ernst van de situatie hebben op 13 april drie vooraanstaande leden van het wettelijke genootschap van Jehovah’s getuigen in Douala rechtstreeks naar president El Hadj Ahmadou Ahidjo geschreven, waarbij zij hem beleefd verzochten de macht van zijn hoge ambt te gebruiken om de vervolging van Jehovah’s getuigen een halt toe te roepen. De Getuigen boden aan een delegatie naar de hoofdstad Yaoundé te zenden om met de president te spreken ten einde hun zaak aan hem voor te leggen en uiteen te zetten waarin hun werk en doelstellingen bestaan.

Tegen 21 april waren de meeste gearresteerde christenen weer op vrije voeten, hetgeen de Getuigen heel vreugdevol stemde. Enkele dagen later volgden er echter opnieuw arrestaties, hoewel ze minder in aantal waren. Tot 13 mei heerste er een onzekere rust.

Toen, als een donderslag bij heldere hemel, verspreidde zich door het gehele land het nieuws dat Jehovah’s getuigen volledig verboden waren in Cameroun. De dag na deze radiobekendmaking arriveerden er politieagenten in het pasgebouwde bijkantoor van het Wachttorengenootschap in Douala. Zij verzegelden de kantoorafdeling, de lectuuropslagplaats en de vergaderruimte voor de Getuigen.

Vrijdagochtend, 15 mei, ging de opziener van het bijkantoor vroeg van Douala naar Yaoundé om een verzoekschrift aan de president aan te bieden en audiëntie bij hem aan te vragen. De vertegenwoordiger van het bijkantoor wist niet dat het hoofd van de nationale veiligheid juist een bevelschrift had ondertekend waarin stond dat alle zendelingen van Jehovah’s getuigen het land tegen 20 mei verlaten moesten hebben. Toen de vertegenwoordiger op zaterdag, 16 mei, in Douala terugkeerde, trof hij het bijkantoor onder bewaking van twee gewapende politieagenten aan. Alle leden van de staf hadden tot zondagavond, 17 mei, huisarrest gekregen. Het werd niemand toegestaan het huis te verlaten of er binnen te gaan. Over het algemeen werden de zendelingen echter met vriendelijkheid en respect door de politie bejegend.

Gedurende al deze tijd ontvingen de Getuigen echter helemaal geen bericht dat hun brieven de regeringsfunctionarissen hadden bereikt. Deze christenen ontvingen totaal geen schriftelijk antwoord. Alles gebeurde in het geheim, zonder dat de vertegenwoordigers ook maar in het minst in de gelegenheid werden gesteld ten behoeve van zichzelf te spreken.

Op 20 mei werden zes zendelingen, vijf Canadezen en één Nigeriaan, het land uitgezet. Tegen die tijd was het bijkantoor in kennis gesteld van ruim 335 arrestaties van getuigen van Jehovah.

PARLEMENTSVERKIEZINGEN EN NOG MEER WREEDHEDEN

De arrestaties en afranselingen werden niet beperkt tot de presidentsverkiezingen op 28 maart. De parlementsverkiezingen op 7 juni vormden nog een gelegenheid om Jehovah’s getuigen aan te vallen, en er vonden nog meer arrestaties plaats. Een Getuige bericht uit Manjo:

„Op zaterdag, 6 juni, begon de sub-prefect Moussa Mbello, met de arrestatiegolf. Eén Getuige werd de dag vóór de verkiezingen gearresteerd. Vrouwen van vijfenzeventig jaar oud werden naar de gendarmerie gebracht en ruw bejegend. Sommigen van hen waren ziek, en wij weten niet of zij de doorgestane ellende zullen overleven.

Het wekt werkelijk verbazing te zien hoe de sub-prefect van huis tot huis gaat en zelfs de plantages van de Getuigen nazoekt om hen te arresteren. Deze speurtocht gaat dag en nacht door. Degenen die bij deze aanval de leiding hebben, zijn Moussa Mbello, de sub-prefect, en Pascal Wansi, president van de onderafdeling van de UNC.”

Onmiddellijk na de parlementsverkiezingen op 7 juni werd één vrouwelijke Getuige te Namba zo verschrikkelijk geslagen, dat zij tot vijf maal toe geen adem meer kon krijgen. Een andere Getuige viel drie maal in zwijm. Een manlijke Getuige kreeg twintig stokslagen. Vervolgens kreeg hij bij de ingang van de Koninkrijkszaal nog eens honderd slagen. Later werd hij voor de derde maal geslagen.

In veel andere steden en dorpen werden de Getuigen soms bedreigd en soms geslagen en in de gevangenis geworpen. Hetzelfde vervolgingspatroon werd herhaald in Abong Mbang, Ayos, Belabo, Diang, Bengbis, Bipindi, Dizangué, Kobdombo, Minta, Ndoum, Songmbengué, Zoetélé en talloos veel andere plaatsen in het land. In de paar weken vóór en na de dubbele verkiezingen werden ruim vierhonderd arrestaties gemeld.

Waarom deze schandelijke behandeling van Jehovah’s getuigen?

WAAROM HET VERBOD?

Drie weken na de parlementsverkiezingen wijdde president Ahidjo het nieuwe hoofdbureau van de partij in Douala in. Met betrekking tot het verbod op Jehovah’s getuigen verklaarde hij:

„Ze is gerechtvaardigd wegens het feit dat deze sekte als een dekmantel is gebruikt voor een omverwerpende beweging die vanuit het buitenland wordt geleid en die, door middel van een georganiseerde laster- en denigratiecampagne ten doel heeft de instellingen te ondermijnen die het volk van Cameroun vrijelijk heeft aanvaard. Zulk een beweging is ontoelaatbaar in een land dat vanaf de dageraad van zijn onafhankelijkheid zoveel van omverwerping te lijden heeft gehad.” — La Presse du Cameroun, 26 juni 1970.

Hoeveel is er echter waar van dergelijke beschuldigingen? Jehovah’s getuigen staan over de gehele wereld bekend als personen die absoluut neutraal zijn met betrekking tot politiek. Zij staan ook bekend als oprechte, eerlijke, ordelievende burgers. Beschouw hun activiteit in Cameroun bijvoorbeeld eens.

De Getuigen brengen het goede nieuws van Gods hemelse koninkrijk nu reeds vele jaren naar de gastvrije bewoners van Cameroun. In 1962 werd er een wettelijke organisatie gevormd en werd er in Douala een bijkantoor geopend ten einde voor de zich uitbreidende organisatie zorg te dragen. Gedurende de acht jaren die daarop volgden, werd het goede nieuws van Gods koninkrijk door ruim 12.000 Getuigen in vrijwel elke stad en elk dorp in het land bekendgemaakt. Mensen in het gehele land zijn in de gelegenheid geweest op te merken dat de Getuigen zich uitsluitend met de prediking van Gods koninkrijk bezighouden en zich niet in de politiek mengen, en dat zij derhalve nooit omverwerpend zouden kunnen zijn.

Wie is er derhalve voor verantwoordelijk dat Cameroun „Neen” zegt tegen vrijheid van aanbidding? De president van het land draagt in dit opzicht stellig een grote verantwoordelijkheid, evenals andere functionarissen. Maar de verantwoordelijkheid berust niet alleen bij politici. Hoe staat het met de geestelijken van andere religies in Cameroun? Welnu, wat denkt u hiervan na commentaren gelezen te hebben zoals dat wat in La Presse van 15 mei 1970 werd afgedrukt, onder het opschrift: „Waarom zijn zij verboden?” De schrijver merkte op: „Het is duidelijk dat dit opdringende proselytisme [van de Getuigen] veel mensen tegenstaat, en helemaal andere christelijke religies wier aanhangers door ’Jehovah’s Getuigen’ op een dwaalspoor worden geleid.”

Wat staat er echter in de wet van Cameroun?

DE WET VAN CAMEROUN

De wet van Cameroun eist geen actieve deelneming aan verkiezingen, hoewel dit wel van Jehovah’s getuigen werd geëist. De kieswet No. 69 LF verbiedt echter wel iemand ertoe te brengen „zich van stemmen te onthouden”. En toen de Getuigen niet aan de verkiezingen deelnamen, werden zij er vaak van beschuldigd dat zij ’onthouding predikten’. Geen enkele Getuige werd echter officieel op grond van die wet beschuldigd. Geen enkel geval werd zelfs voor de rechter gebracht, noch vóór noch onmiddellijk na de verkiezingen.

Jehovah’s getuigen prediken geen politiek, maar Gods Woord de bijbel, en zij hebben dit ruim vijfentwintig jaar in Cameroun gedaan. Gedurende de verkiezingen vertelden de Getuigen de mensen niet van huis tot huis of waar maar ook dat zij niet moesten stemmen. De Getuigen namen niet deel aan protestdemonstraties tegen welke politieke partij of kandidaat maar ook. Jehovah’s getuigen prediken niet vóór of tegen een verkiezingskandidaat. Zowel in Cameroun als elders bemoeien zij zich niet met zulke zaken.

Waarom stemmen Jehovah’s getuigen zelf dan niet? Omdat zij naar Gods koninkrijk onder Christus opzien als de enige hoop voor de mensheid. En Jezus Christus zei tot zijn Hemelse Vader betreffende zijn volgelingen dat „zij geen deel van de wereld zijn, evenals ik geen deel van de wereld ben” (Joh. 17:14; Jak. 4:4). De Getuigen doen oprecht hun best Jezus’ voorbeeld en zijn raad om „geen deel van de wereld” te zijn, op te volgen. De goedkeuring van God en van Jezus Christus te verwerven achten zij belangrijker dan al het andere. Hoewel de Getuigen persoonlijk een dergelijk standpunt zijn toegedaan, geloven zij ook dat het onjuist zou zijn wanneer zij anderen zouden verhinderen te stemmen of hen in hun pogingen daartoe zouden belemmeren. De Getuigen erkennen juist volkomen dat anderen vrij zijn om te stemmen als zij dit willen.

De Getuigen hebben niet in strijd gehandeld met de grondwet van Cameroun. De goed opgestelde grondwet van Cameroun verklaart in haar eerste artikel:

„De federale republiek Cameroun is democratisch, wereldlijk en maatschappelijk. Ze zal de gelijkheid van alle burgers voor de wet verzekeren. Ze geeft uitdrukkelijk te kennen vast te houden aan de fundamentele vrijheden die worden uiteengezet in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Handvest van de Verenigde Naties.”

Het is duidelijk dat er op grond van de wet voorzieningen zijn getroffen voor de bescherming van alle burgers in Cameroun. Vrijheid van religie en vrijheid van vereniging zijn krachtig in de wet gewaarborgd. Toch heeft Cameroun in werkelijkheid „Neen!” gezegd tegen vrijheid van aanbidding.

GETUIGEN GEEN GEVAAR VOOR REGERINGEN

Geen enkele regering heeft iets van Jehovah’s getuigen te vrezen. Hun neutraliteit met betrekking tot politiek in Cameroun betekent niet dat zij agenten van een andere menselijke regering zijn. De Getuigen onthouden zich in alle landen van de wereld van deelneming in politieke zaken, of zij nu in Amerika, Europa, Afrika of elders wonen. Zij zijn derhalve geen „omverwerpende beweging die vanuit het buitenland wordt geleid”.

Andere regeringen, die er ten onrechte toe zijn beïnvloed Jehovah’s getuigen te verbieden, hebben dit later erkend en de wettelijke status van de Getuigen hersteld. In 1941 werden de Getuigen bijvoorbeeld in Australië verboden. Later werd de zaak door rechter Starke van het hooggerechtshof aldaar behandeld. Na de bewijsgronden aangehoord te hebben, besloot hij dat het gehele hof de zaak diende te beschouwen. Toen de geschilpunten van de zaak waren bestudeerd, besliste het hooggerechtshof op 14 juni 1943 dat Jehovah’s getuigen zich niet met omverwerpende praktijken bezighielden en derhalve geen gevaar voor de staat vormden.a Na het verbod op de Getuigen ingetrokken te hebben, sprak het hof door bemiddeling van rechter Williams over de „absoluut onschuldige beginselen en leerstellingen” die door de Getuigen worden voorgestaan, en voegde hieraan toe:

„Aangezien de religie van Jehovah’s getuigen een christelijke religie is, komt de verklaring dat het Genootschap een onwettig lichaam is, erop neer dat men de verdediging van de beginselen en leerstellingen van de christelijke religie tot iets onwettigs en elke kerkdienst die door mensen die in de geboorte van Christus geloven wordt gehouden, tot een onwettige bijeenkomst maakt.”

Het verbod op Jehovah’s getuigen in Cameroun heeft in dat land dezelfde uitwerking.

Bovendien hebben de Getuigen in geen enkel opzicht deelgenomen aan een ’lastercampagne’ tegen de regering, zoals de beschuldiging luidt. In hun meest wijdverspreide bijbelse leerboek, waarvan nu 30 miljoen exemplaren in 60 talen zijn gedrukt, wordt zelfs duidelijk geleerd dat het verkeerd is dit te doen. Op bladzijde 158 zegt dit boek, De waarheid die tot eeuwig leven leidt, betreffende menselijke regeringen: „Als God hun toestaat te regeren, waarom zou een christen dan trachten er verandering in te brengen? . . . Het is juist van gepaste eerbied voor de regering . . . blijk te geven.” Het druist stellig niet tegen de belangen van welke regering maar ook in dat Jehovah’s getuigen dit onderwijzen.

De feiten tonen dus duidelijk aan dat het verbod op de Getuigen in Cameroun en de redenen die ervoor worden gegeven, zonder deugdelijke gronden zijn.

EEN VERLIES VOOR CAMEROUN

Dat de Getuigen in Cameroun nu verboden zijn, zal de bevolking of de regeerders van het land niet tot voordeel strekken. Het betekent een groot verlies voor Cameroun. Door „Neen” te zeggen tegen vrijheid van aanbidding, verliest het land over de gehele wereld zijn reputatie.

De politieke heersers die wreedheid en onmenselijkheid gebruiken om christenen te dwingen hun door de bijbel geoefende geweten geweld aan te doen, verliezen hun waardigheid.

Ook is er sprake van een groot verlies van geestelijke vertroosting en geestelijk onderwijs voor de bevolking, want de Getuigen hebben deze dingen gebracht en er ook een aandeel aan gehad de bevolking van Cameroun te leren lezen en schrijven.

Dat de Getuigen zijn verboden, heeft ook tot gevolg dat de eerlijke mensen van Cameroun zijn beroofd van de gelegenheid vruchtbare bijbelse gesprekken te voeren. J.P. Bayemi geeft in L’Effort Camerounais van 14 juni 1970 als volgt commentaar op dit verlies:

„Nog daargelaten of Jehovah’s getuigen al dan niet gelijk hebben, moeten wij hun op zijn minst toch tot hun eer nageven dat zij er op hun eigen manier in zijn geslaagd aan zulke onderwerpen als geld, vrouwen, mannen of drank in de gesprekken het monopolie te ontnemen dat deze zich in de huizen, buurtschappen en openbare plaatsen en vervoermiddelen hadden verworven. O ja, er was een tijd dat men christenen hoogst zelden een bijbels onderwerp hoorde bespreken.”

Niets kan de moraal van een land meer verheffen dan de beginselen van Gods Woord de bijbel. De Getuigen doen erg hun best om de morele en geestelijke ontwikkeling van allen die een grotere bijbelkennis willen hebben, te bevorderen. Wat een verlies voor Cameroun dat deze hoge morele maatstaven nu niet meer vrijelijk door Jehovah’s getuigen onderwezen kunnen worden!

U KUNT OPENLIJK UW MENING TE KENNEN GEVEN

Hoe denkt u over deze wreedheid tegenover vreedzame christenen? Hun predikingsactiviteit is verboden. Het is zelfs niet toegestaan persoonlijke bijbelse gesprekken te voeren. Kostbare persoonlijke vrijheden zijn aan de kant gezet. Jehovah’s getuigen en anderen over de gehele wereld die vrijheid van aanbidding liefhebben, kunnen deze willekeurige handelwijze niet stilzwijgend aan zich voorbij laten gaan.

Als u uw stem zou willen voegen bij de uitingen van verontwaardiging over het optreden van de regering van Cameroun tegen vredelievende christenen, schrijf dan naar de ambassadeur van Cameroun in uw land of in een nabijgelegen land of naar de hoge functionarissen in de regering van Cameroun, welke op de voorgaande bladzijde zijn genoemd.

Geef blijk van uw teleurstelling over dit willekeurige optreden. Leg uit dat de Getuigen zich nergens met de politiek bemoeien en dat de beschuldigingen ongegrond zijn. Doe een beroep op hun respect voor de waardigheid van de mens en de vrijheid van religie, welke door de grondwet van Cameroun worden gewaarborgd. Doe een beroep op de functionarissen op grond van hun respect voor de goede naam van hun land en van Afrika. Dienen de president van Cameroun en zijn hoge functionarissen niet geholpen te worden te beseffen dat de rest van de wereld het merkt wanneer onschuldige christenen wreed worden mishandeld? Dienen zij niet te beseffen dat de regeringsfunctionarissen van Cameroun noch bij hun eigen volk noch bij rechtgeaarde personen in andere delen van de wereld aan populariteit hebben gewonnen door de wijze waarop zij vredelievende christenen hebben behandeld?

Moge uw geschreven verzoek ertoe bijdragen dat er „Ja” wordt gezegd tegen vrijheid van aanbidding in Cameroun.

[Voetnoten]

a Groep Adelaide van Jehovah’s Getuigen, Inc., c. The Commonwealth (1943), 67 C.L.R. 116, 124.

[Kader op blz. 30]

REGERINGSFUNCTIONARISSEN IN CAMEROUN

His Excellency

El Hadj Ahmadou Ahidjo

President of the Federal Republic of Cameroon

Palace of the President

Yaoundé, Federal Republic of Cameroon

Honorable Salomon Tandeng Muna

Vice-President of the Federal Republic of Cameroon

B.P. 964

Yaoundé, Federal Republic of Cameroon

Mr. Enoch Kwayeb

Minister of State in Charge of Territorial Administration

B.P. 993

Yaoundé, Federal Republic of Cameroon

Mr. Félix Sabal Lecco

Minister of Justice

B.P. 1126

Yaoundé, Federal Republic of Cameroon

Mr. Raymond Ntheppe

Minister of Foreign Office

Ministry of Foreign Office

Yaoundé, Federal Republic of Cameroon

Mr. Vroumsia Tchinaye

Minister of Information

B.P. 1054

Yaoundé, Federal Republic of Cameroon

Mr. Michel Njine, Ambassador

Cameroon Mission to the United Nations

866 U.N. Plaza

New York, N.Y. 10017

Ambassade van Cameroun

129 Molièrelaan

1180 Brussel, België

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen