Het menselijke hart is verraderlijk
„Het hart is verraderlijker dan iets anders en niets ontziend. Wie kan het kennen? Ik, Jehovah, doorvors het hart, . . . ja, om aan een ieder te geven naar zijn wegen, naar de vrucht van zijn handelingen.” — Jer. 17:9, 10.
1. Wat zegt de bijbel ons ronduit over de neiging van het hart van de mens?
ONZE eigen ervaringen en de ervaringen van anderen herinneren ons er dagelijks aan dat men niet met een goed hart en een geest die tot rechtvaardigheid neigt, wordt geboren. Hoe onschuldig een pasgeboren baby ook is, toch zijn sinds de bevruchting zonde en onvolmaaktheid reeds in hem aan het werk. De psalmist David bracht het aldus onder woorden: „Zie! Met dwaling werd ik met barensweeën voortgebracht, en in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen” (Ps. 51:5). Zelfs gewetensvolle ouders die hun kinderen „in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah” trachten groot te brengen, worden zich er heel vaak pijnlijk van bewust dat er ’dwaasheid aan het hart van een knaap gebonden is’ en hebben bemerkt dat „de roede van streng onderricht” in haar diverse toepassingen eraan te pas moet komen om „ze ver van hem [te] verwijderen” (Ef. 6:4; Spr. 22:15). Jehovah nam op barmhartige wijze nota van deze rampzalige erfenis die door ouders op hun kinderen wordt overgedragen doordat hij na de wereldomvattende vloed het offer van Noach en zijn gezin aanvaardde: „Nooit meer zal ik wegens de mens een vloek uitspreken over de aardbodem, want de neiging van ’s mensen hart is slecht van zijn jeugd af.” — Gen. 8:21.
HET HART KAN BEDRIEGLIJK ZIJN
2. (a) Hoe komt het dat „het hart . . . verraderlijker [is] dan iets anders en niets ontziend”? (b) Wat besefte Paulus, zoals hij erkende, zelfs nadat hij zijn geest had hervormd?
2 Te werk gaan volgens de ingevingen van het hart is bedrieglijk. Als wij niet oppassen, worden wij het slachtoffer van zelfbedrog. De bijbel waarschuwt: „Het hart is verraderlijker dan iets anders en niets ontziend. Wie kan het kennen?” (Jer. 17:9) Een verraderlijk persoon is snel geneigd ontrouw te worden of een gezworen belofte te verbreken; hij is deloyaal, trouweloos, ja, verraderlijk. Denk eens aan! Wij allen dragen, in onze onvolmaakte staat, een mogelijke verrader in onze boezem! Is het niet zo dat wij soms ontzet, ja, beschaamd zijn over dingen die wortel beginnen te schieten in het hart? En als het hart ergens verschrikkelijk naar verlangt, kan dit tot ernstige moeilijkheden leiden. Wij moeten snel veranderingen aanbrengen om die nieuwe genegenheden de kop in te drukken, om die plotselinge verlangens uit te bannen. De apostel Paulus beleed dat zijn vernieuwde geest of verstand strijd te verduren had van de slechte verlangens die uit het hart opkwamen en dat tevens het onvolmaakte vlees er een zware druk op uitoefende: „Naar de innerlijke mens schep ik werkelijk behagen in de wet van God, maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij in gevangenschap voert aan de wet der zonde, die in mijn leden is” (Rom. 7:22, 23). Hij erkende dat alleen Jehovah door bemiddeling van Christus hem uit deze ellendige toestand kon verlossen. Als wij aan ons lot worden overgelaten, zouden wij stellig vele malen de verkeerde weg opgaan. „Vele zijn de plannen in het hart van een man, maar het is de raad van Jehovah die zal bestaan.” — Spr. 19:21.
3. Wat kan er gebeuren als het hart niet geneigd is te luisteren, ook al is het verstand in staat het hart met beredeneerde conclusies te beïnvloeden?
3 Zoals wij eerder hebben vernomen, luistert het hart niet altijd naar de geest of het verstand. Er zijn tijden dat het hart het verstand overweldigt, ondanks zijn kracht van logica. Wij moeten bedenken dat het hart eveneens redeneert, al heeft dit dan niet zo zeer met logica te maken als wel met datgene wat er in het hart gebeurt wanneer onze beweegredenen, genegenheden en verlangens vorm aannemen en in een bepaalde richting worden gestuwd, hetzij ten goede of ten kwade. David bad: „[Laat] de meditatie van mijn hart welgevallig worden voor uw aangezicht, o Jehovah.” Jezus zei daarentegen: „Uit het hart komen . . . goddeloze overleggingen” (Ps. 19:14; Matth. 15:19). Het verstand kan het hart beïnvloeden, het logische aanbevelingen doen, er een beroep op doen, misschien op grond van vroegere ervaringen, en kan er in sommige gevallen sterk op aandringen dat het hart een bepaalde handelwijze volgt omdat het verstand weet welke gevaren erbij betrokken zijn, maar als het verlangen naar en de genegenheid voor iets bepaalds stevig post hebben gevat in het hart, kan het hart het winnen.
4. Illustreer wat er in de geest en hart omgaat wanneer er een nieuw kostuum of een nieuwe jurk gekocht moet worden.
4 Laten wij dit eens illustreren. Stel dat de tijd komt dat u moet beslissen of u een nieuw kostuum of een nieuwe jurk zult kopen. Eerst wordt de geest of het verstand met bepaalde feiten geconfronteerd. Misschien kunnen oudere kleren niet meer gebruikt worden of is er om de een of andere goede reden een verandering nodig. Het hart verschijnt ook ten zeerste in het beeld omdat men in het hart het verlangen koestert er presentabel uit te zien. Het hart en het verstand zijn het erover eens dat men een nieuwe jurk of een nieuw kostuum moet aanschaffen. Het verstand vergaart nu inlichtingen over prijzen, kwaliteit, stijl, enzovoort, zodat u wanneer u naar de winkel gaat tamelijk goed in uw hoofd hebt wat voor kostuum of jurk er gekocht dient te worden. Wanneer u echter bij de winkel bent gekomen, bevindt zich daar in de etalage een geweldige blikvanger, die gewoon wacht op de impulsieve koper. Het is niet werkelijk praktisch voor u; het kost veel meer geld; de stijl is tamelijk extreem; maar wat een tantaluskwelling voor het hart! „Het is de lust van het hart!”
5. Wat is noodzakelijk om ons hart verenigd te houden ten einde Jehovah’s wil te doen?
5 Wat zal men nu doen? Welke beslissing zal men nemen? Zal men een praktische, beredeneerde beslissing nemen, of zal men op dit nieuwe verlangen van het hart afgaan? Als u niet heel erg oppast, zal het hart het verstand overweldigen. U zult ertoe bewogen worden een handelwijze tegen beter weten in te volgen. Aan de andere kant kan dit een geval zijn, zoals soms gebeurt, van een hart dat voor een ogenblik verdeeld is. Als dit zo is, zullen de alles overtreffende goede beweegredenen en genegenheden van het hart het winnen, hetgeen tot gevolg heeft dat de juiste beslissing wordt genomen om datgene te kopen wat het meest praktisch is om in uw behoefte aan kleding te voorzien. Maar u wordt er verder aan herinnerd dat wilt u er zeker van zijn dat de juiste beslissingen genomen zullen worden, het noodzakelijk is het hart van tevoren in de raad van Jehovah te sterken en op te leiden. „Hij die op zijn eigen hart vertrouwt, is verstandeloos, maar hij die in wijsheid wandelt, díe zal ontkomen.” De krachtiger verlangens die iemand in zijn hart heeft aangekweekt om Jehovah’s belangen en beginselen in zijn leven op de eerste plaats te stellen, kunnen fascinerende belangen en verlangens die plotseling in het hart opkomen overheersen. — Spr. 28:26.
6. Waarom is het noodzakelijk onmiddellijk te handelen als een verkeerd verlangen wortel begint te schieten in het hart?
6 Laten wij deze redenering nu wat verder doorvoeren en op de meer ernstige aspecten van het leven toepassen. Hoe reageert het hart wanneer wij tegenover de verleiding komen te staan om immoraliteit te bedrijven, te stelen of anderen kwaad te berokkenen? Nog ernstiger, wat gaat er verkeerd wanneer iemand moedwillig plannen begint te maken om de verlangens van het hart te bevredigen? Is uw hart sterk genoeg om u van een verkeerde handelwijze af te houden, of zal het bezwijken en heimelijk de mogelijkheid overwegen zich aan de verlangens van het vlees over te geven? Uitstel bij het nemen van een juiste beslissing kan rampspoedig zijn. Een sterke kracht wordt opgewekt wanneer het hart begint te overwegen, de emoties worden aangewakkerd en het vlees zich op het kwaad begint voor te bereiden. „Maar een ieder wordt beproefd doordat hij door zijn eigen begeerte [die begint in het hart] meegetrokken en verlokt wordt. Vervolgens baart de begeerte, als ze vruchtbaar is geworden, zonde; de zonde op haar beurt, wanneer volbracht, brengt de dood voort.” — Jak. 1:14, 15.
7. Illustreer hoe het hart het kan winnen wanneer het verkiest tegen de argumenten van het verstand in te gaan.
7 Beschouw bijvoorbeeld eens het geval van een gehuwde man die aan de verleiding wordt blootgesteld om overspel te plegen met een vrouw die niet zijn huwelijkspartner is. Door studie en door wat hij heeft gehoord en gezien, kan hij verstandelijk over inlichtingen beschikken die krachtig tegen zulk een handelwijze in gaan. Door te redeneren over de gevolgen die anderen van een dergelijke handelwijze hebben ondervonden en door de moeilijkheden en slechte nawerking te beschouwen waartoe dit logisch zal leiden, kan zijn verstand argumenten aanvoeren die er op overweldigende wijze op duiden dat hij zulk een verleiding uit de weg moet gaan, inlichtingen die dringend aanraden zich buiten de gevarenzone te begeven. Maar stel dat het hart van de persoon zich niet van de verleiding wil afkeren? Dan zal zijn hart een beslissing nemen die tegengesteld is aan wat zijn verstand biedt en aanraadt, doordat het hart in werkelijkheid tot het verstand zegt: „Neen, maar dit is de weg die wij zullen gaan.” De emotionele kracht van zijn hart maakt dat hij in de gevarenzone blijft, zodat hij in strijd handelt met de raad en rede van zijn verstand.
8. Hoe beschrijft de bijbel het vermogen van het hart om de handelwijze te kiezen die men zal volgen?
8 Dit vermogen van het hart om te kiezen tussen twee handelwijzen waarin men de vrije keus heeft en zijn verlangen op één ervan te richten, verklaart waarom de bijbel zegt dat het hart van de mens ’plannen maakt’ en ’zijn weg uitdenkt’, dat wil zeggen, de weg waarover zijn verstand eerst heeft nagedacht en die aanlokkelijk is voor het hart (Spr. 19:21; 16:9). Dit is vooral in morele en geestelijke zaken het geval.
9. Als het hart het sterke verlangen heeft verkeerd te doen, wat kan er dan gebeuren wanneer het hart zijn invloed op het verstand uitoefent?
9 Dit is echter niet alles. Het hart kan het verstand er vervolgens toe aanzetten een voorwendsel of excuus te gaan zoeken voor het volgen van de verkeerde handelwijze, door een valse redenering toe te passen. Het kan zijn dat de persoon in een zonde vervalt en dat terzelfder tijd dat hij zondigt, zijn hart zijn verstand ertoe aanzet rechtvaardigingen te verzinnen. Hij kan misbruik maken van Gods liefderijke goedheid door te zeggen: ’God is heel barmhartig; hij zal mij vergeven vanwege mijn vleselijke zwakheid’, terwijl hij terzelfder tijd met zijn verkeerde handelwijze doorgaat. Hij wordt als de goddeloze die „in zijn hart [heeft] gezegd: ’God is het vergeten. Hij heeft zijn aangezicht verborgen. Hij zal het stellig nooit zien’” (Ps. 10:11; vergelijk Romeinen 1:21, 24). Geen wonder dat de Schrift ons daarom waarschuwt dat het hart van de zondige mens „verraderlijker dan iets anders en niets ontziend” is. — Jer. 17:9.
10, 11. (a) Wat zei Jezus over de kwestie dat een man overspel kan plegen in zijn hart? (b) Hoe kan een man, in Gods ogen, zover gaan dat hij in zijn hart overspel pleegt, ook al raakt hij de vrouw die niet zijn echtgenote is niet aan?
10 Dit helpt ons ook te begrijpen hoe iemand door God als overspelig beschouwd kan worden zelfs al heeft hij de andere betrokken persoon niet eens aangeraakt. Een man kan met één oogopslag een mooie vrouw zien die niet zijn echtgenote is en in zijn hart zeggen: „Ze is heel aantrekkelijk”, terwijl dit bijna wordt gedaan voordat hij tijd heeft gehad om erover na te denken. Deze terloopse gevolgtrekking hoeft niet verkeerd of onrein te zijn, maar als een man naar deze vrouw „blijft kijken”, zal er beslist een verlangen gaan groeien zodat er in zijn hart hartstocht voor haar wordt aangewakkerd. Jezus gaf de raad: „Ik zeg u echter dat een ieder [als gehuwde] die naar een vrouw blijft kijken ten einde hartstocht voor haar te hebben, [waar?] in zijn hart reeds overspel met haar heeft gepleegd.” — Matth. 5:28.
11 Zo iemand heeft niet de werkelijke fysieke daad volvoerd, misschien omdat de omstandigheden zich er niet toe hebben geleend; hij meent niet dat hij het voor elkaar kan krijgen zonder heel wat onaangename problemen te krijgen. Zijn verstand kan hem hiervoor hebben gewaarschuwd. Maar als de omstandigheden zouden veranderen en gunstig lijken en als hij dacht dat er een mogelijkheid bestond om aan de ernstige nawerking te ontkomen, dan is zijn hart reeds bereid de daad te begaan, en graag zelfs. De volledige aandrijving is er — alleen de gelegenheid ontbreekt. In Gods ogen is zo iemand reeds schuldig. (Vergelijk Jakobus 1:13-15.) Op precies dezelfde wijze zou men zich schuldig kunnen maken aan diefstal, of zelfs moord (1 Joh. 3:15). Kunnen wij derhalve inzien waarom het zo belangrijk is dat wij het bijbelse onderscheid tussen de geest of het verstand en het hart duidelijk beseffen en inzien dat het hart, en niet het verstand, de zetel van de beweegredenen is?
12. Hoe liet David, in tegenstelling tot Jozef, toe dat zijn hart hem op een dwaalspoor bracht?
12 Over David werd gezegd dat hij een man naar Gods hart was, maar bij één gelegenheid keek hij toevallig uit zijn raam en in de verte was Bathséba zich, misschien onschuldig, aan het baden. In plaats dat hij zijn blik afwendde voordat er erotische gedachten in zijn hart opgewekt konden worden, bleef hij kijken en kweekte hij hartstocht voor haar aan. Dit leidde er op zijn beurt toe dat hij op schandelijke wijze overspel met haar pleegde en de aangelegenheden zo manoeuvreerde dat haar echtgenoot werd gedood zodat hij haar tot vrouw kon nemen. Jozef daarentegen vluchtte toen hij door de seksueel uitzinnige vrouw van zijn meester werd verleid. Hij kwam weliswaar op een valse beschuldiging in de gevangenis terecht en verloor een poosje zijn vrijheid, maar hij had zijn goede geweten en positie bij God niet verloren.
JEHOVAH KENT HET HART EN DE BEHOEFTEN ERVAN
13. Hoe laat de Schrift zien dat Jehovah het hart nauwkeurig kent?
13 Wie kan het menselijke hart kennen? Welnu, wij moeten bekennen dat wij in onze onvolmaakte staat het hart niet volledig kunnen kennen, maar hoe dankbaar kunnen wij zijn dat Jehovah het hart wel kent! „Ik, Jehovah, doorvors het hart . . . ja, om aan een ieder te geven naar zijn wegen, naar de vrucht van zijn handelingen.” „Gij hebt mijn hart onderzocht, gij hebt des nachts inspectie gehouden, gij hebt mij gelouterd” (1 Sam. 16:7; Jer. 17:10; Ps. 17:3). Jezus weet eveneens nauwkeurig wat er in het hart van de mens omgaat. „De dingen die de mond uitgaan, komen uit het hart voort en die dingen verontreinigen de mens” (Matth. 15:18). Wat zijn die dingen dan wel?
14. (a) Welke scherpe analyse maakte Jezus van dat wat zich in het hart kan bevinden? (b) Werken wij aan een onmogelijke zaak wanneer wij een goed hart trachten te hebben?
14 Het menselijke hart kan inderdaad de edelste en verhevenste beweegredenen bevatten, maar zie eens wat een lage, weerzinwekkende dingen er eveneens uit het hart kunnen komen, zoals die door Jezus werden opgesomd! „Want van binnen uit, uit het hart der mensen, komen schadelijke overleggingen voort: hoererij, diefstal, moord, overspel, hebzucht, goddeloosheden, bedrog, een losbandig gedrag, een afgunstig oog, lastering, hoogmoed, onredelijkheid. [Het verslag van Matthéüs voegt er nog „valse getuigenissen” aan toe.] Al deze goddeloze dingen komen van binnen uit voort en verontreinigen de mens” (Mark. 7:20-23). Wanneer men zich tegenover zo’n enorme reeks goddeloze dingen geplaatst ziet die uit het hart kunnen voortkomen, zou men het gemakkelijk kunnen opgeven en kunnen zeggen dat het geen zin heeft. De meeste mensen doen dit dan ook. Dat is één reden waarom zo vele miljoenen mensen de brede weg bewandelen die naar de vernietiging voert, terwijl er maar zo weinigen op de nauwe en smalle weg lopen die naar het leven voert. Jezus stelde echter geen onmogelijk doel in het vooruitzicht door de nauwe weg te openen die tot eeuwig leven voert. Hij zei wel: „Spant u krachtig in om door de nauwe deur binnen te gaan, want velen, zeg ik u, zullen trachten binnen te gaan, maar zullen niet in staat zijn.” — Luk. 13:24.
15. Waaraan dienen wij te denken wanneer wij onze verlangens en genegenheden beginnen te veranderen en te vormen om een juiste beweegreden te hebben?
15 Hoe wij kennis in ons opnemen en ons aan streng onderricht onderwerpen, bepaalt in grote mate welke genegenheden of verlangens, hetzij goed of kwaad, er zich in ons hart ontwikkelen en hoe intensief ze uit het hart voortkomen. Wij kunnen het hart niet met een gestadig dieet van smerige rommel vullen en dan verwachten goede verlangens en beweegredenen te hebben. Bovendien heeft het verstand goede redenen nodig om het hart te kunnen aanbevelen waarom iets wel of niet gedaan dient te worden. Het hart moet opgevoed en streng onderricht worden (Spr. 23:12). Dan wordt het hart, indien er enige neiging bestaat weerbarstig te zijn, ten slotte gewonnen, daar het een voorproefje krijgt van de goede resultaten die voortvloeien uit het doen van het juiste. Het is niet louter een kwestie van ’s morgens op te staan en te zeggen: „Vandaag ga ik liefdevoller zijn”, of iets dergelijks, alsof het toepassen van zo’n psychologie op zichzelf het antwoord zal verschaffen. Eerst moeten wij door middel van dagelijkse toepassing goede hoedanigheden als een levenswijze aankweken, zodat er goede gewoonten en trekken gevormd kunnen worden, en vervolgens moeten wij eerlijk tegenover onszelf zijn door te weten te komen wat de grondoorzaken zijn van de slechte hoedanigheden en neigingen die zich in het hart bevinden. Dan kunnen wij bijbelse beginselen toepassen om ze uit te bannen of te beheersen. „Wanneer wijsheid haar intrede doet in uw hart en de kennis zelf aangenaam wordt voor uw zíel, zal het denkvermogen zelf de wacht over u houden, het onderscheidingsvermogen zelf zal u beveiligen, om u te bevrijden van de slechte weg.” — Spr. 2:10-12.
16, 17. (a) Beschrijf de hartetoestand van iemand die een groot deel van zijn leven in immorele omgevingen heeft doorgebracht. (b) Welke conflicten ontstaan er naarmate hij de waarheid van Gods Woord leert kennen?
16 Beschouw bij wijze van illustratie van deze heroriëntering van het hart eens wat er in het hart gebeurt wanneer iemand met vreugde de waarheid van Gods Woord hoort nadat hij een groot deel van zijn leven met immorele personen heeft doorgebracht en dikwijls plaatsen bezocht waar voor geld sensueel genot wordt verschaft. De persoon heeft er blijk van gegeven dat het hem ten zeerste aan goede motiverende hoedanigheden ontbrak, want „al wie overspel pleegt met een vrouw, ontbreekt het aan hart” (Spr. 6:32; 9:1-5, 13-18). Het lezen van goedkope romans, het kijken naar pornografische tijdschriften en het luisteren naar en vertellen van vuile moppen hebben deze begeerte naar seksuele prikkeling wellicht vergroot. Nu verneemt hij dat hij in plaats van oud te worden en te sterven, het vooruitzicht kan hebben op eeuwig leven onder volmaakte toestanden. Dit lokt zijn hart aan. Maar hij leert ook dat alleen zij die zich naar Jehovah’s rechtvaardige vereisten schikken daar zullen leven. Wat zal hij doen?
17 De sterke immorele begeerten van het hart en het vlees, die in de loop der jaren zijn opgebouwd, zijn niet zo maar ineens uitgebannen. Hier wordt hij zich heel goed van bewust! Er ontstaat een hevige strijd tussen de geest of het verstand en het hart (Ps. 38:7-10). Het verstand ziet in dat het logisch is Jehovah te dienen: Men kan aan de gramschap van God ontkomen; men kan bevrijd worden van ziekte, lijden en de dood, hetgeen tot eeuwig leven leidt; een goed gedrag is in fysiek, mentaal en emotioneel opzicht werkelijk het beste voor het lichaam; en gezonde, opbouwende omgang onder Gods volk is beschikbaar ter vervanging van de vroegere vrienden die hem tot zijn misdadigheid aanmoedigden en eraan meewerkten. Maar het hart wil nu iets, ja, alles wat het in het verleden zo’n heimelijk genot heeft geschonken! Er is weliswaar een verlangen aanwezig om God te aanbidden, hoewel dit verlangen nu nog tamelijk zwak is. Diep in het hart is een verlangen om het goede te doen, maar dit verlangen is nu nog niet al te sterk. Het verstand herinnert het hart aan de slechte gevolgen, zoals de mogelijkheid dat men een venerische ziekte oploopt of een onwettig kind verwekt of medeplichtig wordt aan een abortus, welke punten door het hart niet tegengesproken kunnen worden, maar toch zijn die verlangens aanwezig.
18. Hoe wordt het hart ten slotte gewonnen zodat het de grootste verrukking vindt in het doen van Jehovah’s wil?
18 Dit is een kritiek punt in zijn leven. Velen die tot dit punt vorderingen hebben gemaakt, gaan niet verder. Het leven in het nieuwe samenstel klinkt heel goed, maar de attracties van het oude samenstel zijn te sterk in het hart. Degene echter die in zijn hart moed blijft verzamelen om vorderingen te maken, ja, zich ertoe dwingt het juiste te doen, ten einde de wet van God in zijn hart te krijgen, vindt het spoedig gemakkelijker het juiste te doen. Meer dan dat, het hart krijgt door werkelijke ondervinding een voorproefje van wat God behaagt, en hoe meer dit het geval is, des te meer moet het tot de gevolgtrekking komen dat men er ook vreugde in kan scheppen. Het hart ziet samen met het verstand de voordelen ervan in. Deze vroegere verlangens beginnen in het hart door de juiste dingen vervangen te worden. Twee dingen kunnen zich niet terzelfder tijd in dezelfde plaats bevinden. Er heeft in feite een ’besnijdenis van het hart’ plaatsgevonden (Rom. 2:29; Kol. 2:11). Nu blijft hij uit de buurt van de vroegere kennissen en slechte invloeden omdat hij dit in zijn hart wil en niet omdat hij zich ertoe moet dwingen. Het hart heeft de grootste verrukking en het zuiverste genoegen gekregen in het doen van Gods wil en de omgang met zijn volk. De vroegere dingen worden weerzinwekkend voor hem. Hij heeft in zijn hart een liefde, een diepe genegenheid voor Gods wet opgebouwd. „De wet van zijn God is in zijn hart; zijn schreden zullen niet wankelen.” — Ps. 37:31.
ANDERE BEWEEGREDENEN VAN HET HART
19. Welke invloed heeft het hart op de tong?
19 In moreel opzicht hebben wij ons hart misschien onder controle, maar hoe staat het in andere opzichten met de beweegredenen van het hart? Hoe gebruiken wij bijvoorbeeld de tong? Jezus zette het beginsel uiteen: „Uit de overvloed des harten spreekt de mond” (Matth. 12:34, 35; Spr. 15:28). Het goede hart beweegt iemand ertoe goede dingen te spreken. Als iemand echter „zijn tong niet in toom houdt, maar zijn eigen hart blijft bedriegen, diens vorm van aanbidding is waardeloos.” Roddelen is een slecht medicijn voor het hart. Als wij niet oppassen, gaat het hart er gewoon intens van genieten nieuwtjes omtrent anderen te vernemen en die rond te strooien. Het verspreiden van geruchten en halve waarheden is echter niet liefdevol. — Jak. 1:26.
20. (a) Waarom moeten wij „elkaar intens liefhebben vanuit het hart”? (b) Van welk belang is het feit dat vergiffenis uit het hart moet komen en niet slechts uit het verstand?
20 Nog ernstiger, „indien gij bittere jaloezie en twistgierigheid in uw hart hebt, . . . daar is wanorde en allerlei verachtelijks” (Jak. 3:14-16). „Gij moogt uw broeder in uw hart niet haten.” Wij worden veeleer onderricht ’elkaar intens lief te hebben vanuit het hart’ (Lev. 19:17; 1 Petr. 1:22). Als uw broeder tegen u heeft gezondigd, dient dit „tussen u en hem alleen” te worden rechtgezet voordat u een houding van haat jegens hem ontwikkelt. Over degenen die geen vergiffenis schenken, zei Jezus: „Zo zal ook mijn hemelse Vader met u handelen indien niet een ieder van u zijn broeder van harte vergeeft” (Matth. 18:15, 35). Een van de zeven dingen die Jehovah haat en die in Spreuken 6:16-19 worden opgesomd, is „een hart dat schadelijke plannen verzint”. — Ps. 140:2.
21. Welke algemene neigingen van het hart kunnen aan de dag treden als wij niet zorgvuldig oppassen?
21 In onze verhouding tot Jehovah en zijn organisatie is geen plaats voor huichelarij, hebzucht, hoogmoed of halsstarrigheid (1 Tim. 1:5; Ps. 101:5; 131:1). Zowel de ’dubbelhartigen’ als de „halfslachtigen” worden door Gods Woord veroordeeld (Ps. 12:2; 119:113). De neiging van het hart is een schijn voor te wenden, te rechtvaardigen en zich door leugens uit een situatie te redden. Als deze tactiek niet werkt, gaat men zijn toevlucht nemen tot vleierij of misschien tot dreigen met schimpend gepraat of beschimping (Rom. 16:18). Het hart moet geoefend worden in waarachtigheid en gehoorzaamheid, zodat wij niet alleen tegenover Jehovah maar ook tegenover onszelf en onze broeders en zusters eerlijk zullen zijn. Als wij hebben gezondigd en ons hart ’begint te slaan’ of te kloppen, dienen wij vlug in gebed tot Jehovah te gaan en ons hart voor hem open te leggen en om vergiffenis en een reiniging van hart te vragen (2 Sam. 24:10; Jak. 4:8-10). Als er een ernstige zonde is begaan, moeten wij dit aan de verantwoordelijke personen in de gemeente onthullen en hun hulp inroepen. Het hart dient terechtwijzing niet te verachten, noch ’ongevoelig te zijn net als vet’. Jehovah „geneest de gebrokenen van hart, en hij verbindt hun pijnlijke plekken” (Ps. 119:70; 147:3; Spr. 5:12-14). Als wij waardering hebben voor Jehovah’s barmhartigheid en deze voorziening om zonden door middel van het loskoopoffer te bedekken, kunnen wij vol vertrouwen tot Jehovah naderen zonder verder in ons hart veroordeeld te worden, daar wij voortaan behoedzaam voor zijn aangezicht wandelen. — Hebr. 10:22; 1 Joh. 3:18-24.
22. Waarom is het te allen tijde belangrijk het hart naarstig te behoeden?
22 Wij dienen ons hart heel naarstig te behoeden, terwijl wij naar Jehovah opzien om ons te helpen ’ons hart voort te leiden op de weg’. Omdat het hart bedrieglijk is en vóór wij het weten tot vroegere slechte wegen kan terugkeren, moeten wij elke dag indachtig zijn aan de vermaning uit Gods Woord: „Vertrouw op Jehovah met heel uw hart en steun niet op uw eigen verstand.” Wanneer wij dit doen, hebben wij de verzekering dat „de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat, . . . uw hart en uw geestelijke vermogens [zal] behoeden door bemiddeling van Christus Jezus”. — Spr. 23:19; 3:5; Fil. 4:6, 7.
23. Waarom dient het hart „meer dan al het andere” beveiligd te worden?
23 Kunt u nu duidelijker inzien waarom wij „meer dan al het andere dat te behoeden is” het hart dienen te beveiligen? Daaruit zijn de „oorsprongen van het leven”, en dit niet alleen omdat het hart als een musculaire pomp dienst doet om levengevend bloed door het lichaam naar alle cellen te stuwen ten einde ze levend en gezond te houden. Wat nog belangrijker is, uit het hart kunnen, als wij het juist ontwikkelen, de beweegredenen, verlangens en genegenheden voortkomen die ons, met Jehovah’s hulp en onverdiende goedheid, van eeuwig leven in volmaakte gezondheid in zijn nieuwe samenstel van dingen zullen verzekeren. De grote hartspecialist, Jehovah, heeft een juiste diagnose van de hartetoestand van de gehele mensheid gesteld en hij alleen heeft het juiste recept voor ons onvolmaakte hart: „Mijn zoon, vergeet niet mijn wet, en mijn geboden beware uw hart, want lengte van dagen en jaren van leven en vrede zullen u worden toegevoegd.” — Spr. 3:1, 2.