Kom voor het aangezicht van Jehovah met dankzegging
„Het is goed, Jehovah dank te brengen.” — Ps. 92:1.
1. (a) Weten veel mensen wie Jehovah is? (b) Welke voorzieningen heeft Jehovah getroffen om de mensheid te helpen hem te kennen?
SLECHTS een minderheid van de mensheid heeft de vreugde mogen smaken Jehovah God te leren kennen. De meerderheid kent hem niet. De apostel Paulus merkte dit feit ongeveer negentienhonderd jaar geleden op toen hij Athene bezocht, waar op een altaar openlijk werd toegegeven dat God onbekend was. In deze tijd kunnen wij, wáár wij ons ook maar op de oppervlakte van de aarde zouden bevinden, net zo’n algemeen gebrek aan kennis van Jehovah waarnemen. Er zijn maar weinig mensen die aan de ware God denken. Dit komt echter niet doordat Jehovah God mensen belet hem en zijn wegen te leren kennen. Jehovah heeft een geschreven woord — de bijbel — verschaft, dat nu voor de meeste volken over de gehele wereld in hun eigen taal verkrijgbaar is. Ook heeft hij getuigen, zoals Paulus, uitgezonden die de aandacht vestigen op zijn positie als God. Blijft men in gebreke hier aandacht aan te schenken, dan is dit een individuele verantwoordelijkheid. — Hand. 17:23; Rom. 1:19-21.
2. (a) Wat is het resultaat wanneer men Jehovah kent? (b) Hoe luidt de uitnodiging in Psalm 95:1-3, en hoe wordt Jehovah in deze verzen geïdentificeerd?
2 Men kan iemand pas werkelijk waarderen wanneer men hem en enkele van zijn goede eigenschappen kent. Degenen die Jehovah kennen en die waardering hebben voor wat hij allemaal voor de mensheid doet, zijn zich bewust van het voorrecht en de plicht zich vol eerbied en dank te uiten. In de oudheid koos Jehovah God de nakomelingen van Israël als zijn natie uit en openbaarde hij zichzelf aan hen door via profeten, rechters en priesters tot hen te spreken. Hij deed veel goede dingen voor die uitverkoren natie. Waardering voor Jehovah’s grootheid en majesteit bewoog zijn aanbidders ertoe elkaar enthousiast uit te nodigen om bijeen te komen en gezamenlijk dank tot uitdrukking te brengen. Eén voorbeeld hiervan vinden wij in Psalm 95:1-3: „O komt, laten wij een vreugdegeroep aanheffen voor Jehovah! Laten wij in triomf juichen voor onze Rots van redding. Laten wij voor zijn persoon komen met dankzegging; laten wij met melodieën hem in triomf toejuichen. Want Jehovah is een groot God en een groot Koning boven alle andere goden.” Hoe wordt Jehovah hier geïdentificeerd? In de allereerste plaats door zijn naam, Jehovah. Hij is de grote God en Koning die over allen regeert. Vervolgens onthult de psalm dat hij de Schepper is; alles behoort hem toe. Zijn grootheid steekt af bij de onwaardigheid van zijn aardse aanbidders; en de waakzamen, die Jehovah waarderen, hebben er derhalve alle reden toe dank tot uitdrukking te brengen, vreugdevol te zijn en gezamenlijk Gods lof te zingen. Waarom? Omdat zij de grote Jehovah hebben leren kennen.
3. (a) Door welk voorbeeld wordt aangetoond dat Jehovah zich ervoor interesseert mensen te laten bijeenkomen? (b) In welk opzicht was het in de oudheid nuttig bijeen te komen? Wie trokken er voordeel van?
3 Jehovah heeft belangstelling voor het mensengeslacht. Steeds wanneer Jehovah zich met mensen bezighield, gaf hij hun instructies en bracht hij hen ertoe in verenigde aanbidding en dankzegging bijeen te komen — en dat alles voor hun bestwil en tot zegen van hen. Zoals in Deuteronomium 31:12, 13 staat opgetekend, gaf God voordat de uitverkoren natie uit de oudheid het land binnentrok dat hun was beloofd, door bemiddeling van zijn profeet Mozes het gebod: „Verzamel het volk, de mannen en de vrouwen en de kleinen en uw inwonende vreemdeling, die binnen uw poorten is, opdat zij mogen luisteren en opdat zij mogen leren, daar zij Jehovah, uw God, moeten vrezen en er zorg voor moeten dragen alle woorden van deze wet te volbrengen. En hun zonen, die het niet geweten hebben, dienen te luisteren, en zij moeten Jehovah, uw God, leren vrezen, al de dagen dat gij leeft op de bodem die gij aan de overzijde van de Jordaan in bezit gaat nemen.” Wie waren hierbij betrokken? Dit veelomvattende gebod betrof iedereen in het land, het gehele gezin plus de inwonende vreemdelingen die zich bij hen hadden aangesloten. Bij gelegenheden voor de aanbidding dienden de gezinnen dus bij elkaar te zijn. De kinderen dienden niet van de ouders gescheiden te worden. Allen kwamen bijeen. Waarom? Wat moesten zij doen? Het was een tijd om te luisteren. Het was een plaats om te leren. Als zij dit getrouw deden, zouden zij Gods wet niet vergeten, terwijl de aanwezige kinderen zouden leren in welke verhouding zij tot Jehovah stonden.
4. Welke goede dingen werden er zoal tot stand gebracht toen men in de tijd van Jozua vergaderde?
4 Toen de Israëlieten uit de oudheid getrouw waren, dachten zij eraan met dankzegging en aanbidding voor het aangezicht van Jehovah te komen. Eén voorbeeld hiervan deed zich voor in de dagen van Jozua, kort nadat de Israëlieten het land waren binnengetrokken dat hun was beloofd. „En heel Israël en hun oudere mannen en de beambten en hun rechters stonden aan deze en aan gene zijde van de Ark, tegenover de priesters, de levieten, die de ark van het verbond van Jehovah droegen, zowel de inwonende vreemdeling als de ingeborene, de ene helft van hen tegenover de berg Gerizim en de andere helft van hen tegenover de berg Ebal, (juist zoals Mozes, de knecht van Jehovah, had geboden,) opdat het volk Israël eerst gezegend kon worden. En daarna las hij alle woorden van de wet hardop voor, de zegen en de vervloeking, overeenkomstig alles wat in het boek der wet geschreven staat. Er bleek geen woord te zijn van alles wat Mozes geboden had, dat Jozua niet voorlas voor de hele gemeente van Israël, te zamen met de vrouwen en de kleinen en de inwonende vreemdeling, die in hun midden wandelden” (Joz. 8:33-35). Deze regeling was dus niet louter in het leven geroepen ten behoeve van Jehovah, die hun aanbidding ontving. De wet werd tot welzijn van iedereen, met inbegrip van de niet-Israëlieten, door Jozua voorgelezen. Door op de hoogte te blijven van Gods wet, zouden zij aan Gods vereisten kunnen voldoen. En waarop zou dit voor hen uitlopen? Jehovah schonk het volk in de dagen van Jozua voorspoed en gaf hun veel overwinningen toen zij zich in het land vestigden. Gelooft u niet dat Jehovah God dit ook in deze tijd voor zijn volk zal doen als zij zich aan zijn vereisten houden?
IN DE DAGEN VAN SALOMO
5. (a) Hoe werd Salomo door Jehovah gebruikt in verband met de zuivere aanbidding? (b) Wat leerden de mensen door naar het gebed van Salomo te luisteren?
5 Er gingen eeuwen voorbij en Jehovah hield zijn volk als natie bijeen. Ten slotte werd Salomo de aardse koning. Er werd Salomo een grote verantwoordelijkheid opgedragen; hij werd namelijk belast met het toezicht op de bouw van Jehovah’s tempel te Jeruzalem. Er was nog nooit zo’n tempel van Jehovah geweest; de voltooiing van de bouw moet daarom in de ogen van allen iets heel bijzonders geweest zijn, een reden voor het tot uitdrukking brengen van gemeenschappelijke dank aan Jehovah. De aanbidding werd als volgt georganiseerd: „Salomo [verzamelde] voorts de oudere mannen van Israël en alle stamhoofden, de oversten van de vaderlijke huizen van de zonen van Israël, te Jeruzalem, om de ark van het verbond van Jehovah op te halen uit de stad van David, dat wil zeggen Sion” (2 Kron. 5:2). Er werden een heleboel dieren geofferd. Ook werden er lofliederen voor Jehovah gezongen en ten slotte was er een periode van onderricht toen koning Salomo ging staan en ten aanhoren van de gehele menigte een gebed uitsprak. Dit gebed, dat in 2 Kronieken hoofdstuk 6 staat opgetekend, hielp de mensen in te zien hoe deze tempel hun tot voordeel zou strekken, terwijl Jehovah’s grootheid, zijn zorg voor de mens en zijn barmhartigheden erin werden verheerlijkt. Jehovah was te groots om in dit pas gebouwde huis te wonen, hoewel het een schitterend bouwwerk was. Het huis zou als een centrum van aanbidding en gebed gebruikt worden. Het was ook een plaats waar dank tot uitdrukking werd gebracht. De mensen konden hun wegen effenen en Jehovah’s gunst herwinnen door berouw te hebben en tot de aanbidding van Jehovah in verband met zijn tempel terug te keren. Buitenlanders konden Jehovah eveneens aanbidden. Het nieuws over de voorzieningen die door het bestaan van deze tempel voor de natie en het volk getroffen zouden worden, móest het hart van iedereen wel met dank vervullen.
6. (a) Hoe beantwoordde Jehovah Salomo’s gebed? (b) Welk kenmerk van Salomo’s regering duidde op Jehovah’s zegen?
6 Toen Salomo klaar was met zijn gebed, gaf Jehovah er tegenover het volk blijk van dat hij het met het gebed eens was en de tempel aanvaardde, door vuur uit de hemel te zenden dat het brandoffer en de slachtoffers verteerde, terwijl zijn heerlijkheid het huis vervulde. Er waren voorzieningen getroffen dat de gehele natie in zijn aanbidding verenigd zou zijn en met dankzegging voor het aangezicht van Jehovah zou verschijnen als zij in de richting van het huis dat in Jeruzalem was gebouwd, zouden bidden (2 Kron. 7:1, 2). De natie genoot gedurende Salomo’s regering grote materiële voorspoed. Het was een vredesregering zoals Jehovah had beloofd, waardoor duidelijk wordt bewezen dat zuivere aanbidding van Jehovah God altijd zegeningen tot resultaat heeft.
ANDERE KONINGEN
7. Wat zijn enkele van de opmerkelijke gebeurtenissen gedurende Hizkía’s regering, zoals in de hoofdstukken 29 en 30 van 2 Kronieken staat opgetekend?
7 Vele jaren later werd Hizkía koning te Jeruzalem, en gedurende zijn regering werden er opmerkelijke bijeenkomsten voor het aangezicht van Jehovah gehouden. In de hoofdstukken 29 en 30 van Twee Kronieken wordt verteld over de krachtsinspanningen die werden gedaan om de mensen voor aanbidding bijeen te brengen. De koning zond koeriers uit met uitnodigingen voor alle mensen in het gehele land Juda en ook voor degenen die onder het tien-stammenkoninkrijk Israël leefden. Degenen die op de uitnodiging ingingen, ontvingen zegeningen. „En er ontstond groot vreugdebetoon in Jeruzalem, want sinds de dagen van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël, was er iets dergelijks in Jeruzalem niet geweest” (2 Kron. 30:26). Wat jammer dat het volk niet gedurende alle jaren vanaf de tijd van Salomo tot Hizkía’s tijd aan toe getrouw met dankzegging voor het aangezicht van Jehovah was gekomen. Wat hadden zij een vreugde gemist! Degenen die in de dagen van Hizkía aanwezig waren, hadden alle reden dank tot uitdrukking te brengen, aangezien Jehovah hun krachtsinspanningen om tot Hem en Zijn wegen terug te keren, zegende.
8. (a) Hoe legde koning Josía in zijn jeugd respect voor Jehovah God aan de dag? (b) In welk opzicht is dit een voorbeeld voor jongeren in deze tijd?
8 Na de dood van Hizkía ging de zuivere aanbidding achteruit en kreeg het volk met moeilijkheden te kampen. Na een aantal jaren kwam er een goede koning, Josía genaamd, op de troon. Hij was pas acht jaar oud toen hij begon te regeren, maar zijn hart was tot God geneigd en hij trachtte God te vinden. Dit is een prachtig bijbels voorbeeld voor jongeren van alle generaties; inderdaad, men kan nooit te jong zijn om met het zoeken van God te beginnen. Tegen de tijd dat Josía negentien jaar oud was, had hij veel over de ware en de valse aanbidding geleerd, en daarom begon hij een veldtocht om het land van alle valse aanbidding te reinigen. „En in het achtste jaar dat hij regeerde, toen hij nog een jongen was, begon hij de God van zijn voorvader David te zoeken; en in het twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem te reinigen van de hoge plaatsen en de heilige palen en de gehouwen en de gegoten beelden. Verder brak men in zijn tegenwoordigheid de altaren van de Baäls af; en de reukwerktafels die er boven op stonden, hieuw hij eraf; en de heilige palen en de gehouwen en de gegoten beelden brak hij aan stukken en maakte ze tot poeder en strooide het toen op de oppervlakte van de grafsteden van hen die er slachtoffers aan plachten te brengen” (2 Kron. 34:3, 4). Het centrum voor zuivere aanbidding en dankzegging moest in orde gemaakt worden, en daarom trof Josía er regelingen voor dat Jehovah’s huis gerepareerd zou worden.
9. (a) Had Josía waardering voor Gods wet? (b) Wat blijkt volgens 2 Kronieken hoofdstuk 35 een bijzonder aspect geweest te zijn van de vergadering die door Josía werd georganiseerd?
9 Toen Josía ongeveer vijfentwintig jaar oud was, verheugde hij zich erover dat er een exemplaar van het boek van Gods wet was gevonden. Een beschouwing van de wet onthulde hoe ver het volk van de juiste aanbidding was weggevallen; de koning begreep wat zij moesten doen. Jaarlijks hadden zij op de veertiende dag van de eerste maand een paschafeest moeten houden, en daarom zorgde Josía ervoor dat er in het achttiende jaar van zijn regering een paschafeest werd gevierd. Hoe goed dit werd gedaan, wordt in 2 Kronieken 35:17, 18 samengevat: „De zonen van Israël die zich daar bevonden, hielden voorts in die tijd het Pascha en ook het feest der ongezuurde broden, zeven dagen lang. En er was in Israël nog nooit zo’n Pascha gehouden sinds de dagen van de profeet Samuël, noch had ook maar een van de andere koningen van Israël een Pascha gehouden zoals Josía en de priesters en de levieten en heel Juda en Israël dat zich daar bevond en de inwoners van Jeruzalem het hielden.” Naar Samuëls tijd teruggaan, betekende een periode van meer dan vierhonderd jaar, zelfs nog vóór de tijd van Salomo. Wie zal dus ontkennen dat men bij die gelegenheid reden tot dankzegging had?
10. Welke moeilijkheden ondervond Gods verbondsvolk? Waarom?
10 Jehovah God was Degene die het regelde dat zijn volk gedurende bepaalde periodes voor aanbidding en dankzegging bijeenkwam. Indien de leden van zijn verbondsvolk zich aan de bepalingen van hun overeenkomst hielden, trokken zij hier altijd voordeel van en werden zij in bijzondere mate gezegend. Maar verreweg de meeste koningen die over het land Israël en Juda regeerden, keerden zich van Jehovah en zijn regelingen af. Dit had altijd tot gevolg dat het volk op allerlei manieren ongelukkig werd en rampspoeden ondervond. Uiteindelijk werd zelfs de hoofdstad, Jeruzalem, verwoest; de tempel werd vernield, veel mensen vonden de dood, anderen werden als ballingen naar verre landen weggevoerd en er kwam heel veel lijden over het volk. — 2 Kron. 36:11-20.
11. (a) Hoe werd Jehovah’s liefderijke goedheid ten toon gespreid jegens degenen die de ballingschap overleefden? (b) Wat waren in die tijd de in het oog springende redenen om met dankzegging voor het aangezicht van Jehovah te komen?
11 Jehovah had door bemiddeling van de profeet Jeremia voorzegd dat Jeruzalem gedurende een periode van zeventig jaar woest zou liggen en dat, als die tijd ten einde liep, Jehovah’s barmhartigheid en liefderijke goedheid jegens zijn verbondsvolk getoond zouden worden doordat hij zou toelaten dat een overblijfsel van hen uit ballingschap bevrijd zou worden en naar de plaats waar Jeruzalem had gelegen, zou terugkeren. Dit had ten doel dat zij de stad en zijn tempel van aanbidding zouden herbouwen, zodat Gods dienstknechten daar uiteindelijk met dankzegging voor zijn aangezicht zouden kunnen komen (2 Kron. 36:21-23). Het geloof van degenen die aan de herstelwerkzaamheden deelnamen, werd door tegenstanders op de proef gesteld. Er werden pogingen gedaan de bouwwerkzaamheden te verijdelen, zodat Gods dienstknechten een zware strijd moesten leveren. Een tijd lang werden alle bouwwerkzaamheden wegens de samenzwering van de vijand stopgezet (Ezra hoofdstuk 4; Neh. 4:15-18). Door een beroep te doen op de hoogste autoriteit in het rijk, slaagden Gods dienstknechten erin een bevel van koning Daríus te krijgen dat de bouw voortgezet mocht worden, en in het zesde jaar van de regering van Daríus was de bouw van de tempel in Jeruzalem voltooid. Jehovah had zijn dienstknechten met succes gezegend, en toen de tempel voltooid was, werd er als hoogtepunt een vreugdevolle bijeenkomst gehouden ten einde Jehovah te danken. „En de zonen van Israël, de priesters en de levieten en de rest van de vroegere ballingen vierden de inwijding van dit huis van God met vreugde” (Ezra 6:16). Dit waren getrouwe dienstknechten van Jehovah die in de oudheid veel redenen tot dankzegging hadden. Maar hoe staat het hiermee in onze tijd? Dienen christenen niet nog meer dank tot uitdrukking te brengen?
IN CHRISTELIJKE TIJDEN
12. Hoe kwam Jezus Christus met anderen bijeen?
12 Jezus Christus maakte er een gewoonte van met groepen mensen bijeen te zijn ten einde Jehovah te aanbidden. Hij hield zich aan Gods wetten met betrekking tot de jaarlijkse vieringen, zoals de viering van het paschafeest. Wanneer hij in de aanwezigheid van groepen of scharen van mensen was, greep hij de gelegenheid aan om Jehovah God te loven en de aandacht op Gods voornemens te vestigen. In Nazareth was het zijn gewoonte elke sabbatdag naar de synagoge te gaan en daar hardop uit Gods Woord voor te lezen. Hij gaf onderricht in de synagogen en de tempel, hetgeen de mensen allemaal redenen had moeten geven om God te danken. — Luk. 4:16; Joh. 7:14; 18:19, 20.
13. Geef voorbeelden waaruit blijkt hoe nuttig het was met Christus Jezus op de berg bijeen te komen.
13 Behalve de synagogen en de tempel vond Jezus nog andere plaatsen om de mensen voor onderwijs en onderricht bijeen te brengen. Toen grote menigten hem in het begin van zijn bediening volgden, ging hij een berg op. Wat hij tegen zijn discipelen zei, staat opgetekend in de hoofdstukken 5 tot en met 7 van Matthéüs. Het schenkt ons in deze tijd vreugde de gelukkigverklaringen te lezen waarmee hij zijn toespraak begon. Hij legde uit hoe men met anderen moet omgaan, zelfs met vijanden, en hij zei dat men zijn vijanden moet liefhebben, evenals God liefde toont. Zij die waren bijeengekomen hoorden hem vertellen hoe zij moesten bidden en wat vergiffenis in werkelijkheid betekent; de juiste zienswijze met betrekking tot materiële dingen werd ook nader beschouwd en er werd de nadruk op gelegd dat zij eerst het koninkrijk der hemelen moesten zoeken en schatten in de hemel moesten wegleggen. De illustratie van een boom en zijn vruchten en hoe degenen die de wil van de Vader doen het Koninkrijk zullen binnengaan, was ook bijzonder treffend. Wat moet het een geweldige ervaring zijn geweest deze rede op de berg werkelijk te beluisteren!
14. Welke in het oog springende punten besprak Jezus Christus onder andere tijdens de dienstbijeenkomst die in Matthéüs hoofdstuk 10 wordt beschreven?
14 Toen Jezus zijn twaalf apostelen uitzond om over het Koninkrijk te prediken, werd er een kleine dienstbijeenkomst met hen gehouden. Jezus beschreef wat zij zouden meemaken, hun ervaringen tijdens het van-huis-tot-huiswerk, hoe er voor hen gezorgd zou worden en wat voor tegenstand zij zouden ondervinden. Zij moesten echter niet bang zijn voor degenen die het lichaam kunnen doden maar de ziel niet kunnen vernietigen. Hij vertelde hoe er verdeeldheid in gezinnen zou ontstaan doordat sommigen God zouden willen dienen en anderen het hier niet mee eens zouden zijn. — Matthéüs hoofdstuk 10.
15. (a) Welke dingen leerden de apostelen onder andere, zoals door Lukas’ verslag wordt aangetoond, toen zij ten tijde van het laatste Pascha met Jezus bijeenwaren? (b) Welke in het oog springende onderwijzingen tekende Johannes in verband met deze zelfde vergadergelegenheid op?
15 Zoals in Lukas 22:19-30 staat opgetekend had Jezus bij een andere gelegenheid, nadat het Pascha was geëindigd, het Avondmaal des Heren met het brood en de wijn ingesteld. Hij sloot met hen een verbond voor een Koninkrijk. Kalm en op een vriendelijke wijze legde hij een heftig dispuut bij over de vraag wie de belangrijkste zou zijn. Dit was een voorbeeld dat zij moesten navolgen. De hoofdstukken 13 tot en met 17 van Johannes bevatten vele goede dingen die Jezus zijn bijeengekomen volgelingen bij die gelegenheid vertelde. Hier werd het nieuwe gebod gegeven elkaar lief te hebben. Hun werd op het hart gedrukt hoe belangrijk het was vruchten tot heerlijkheid van Jehovah God voort te brengen. Jezus toonde aan dat zij, als zij liefde ten toon zouden spreiden en tot Gods heerlijkheid vruchten zouden dragen, evenals hij gehaat en vervolgd zouden worden. In hoofdstuk 15 legde Jezus het christelijke standpunt met betrekking tot neutraliteit uit en in zijn gebed in hoofdstuk 17 legde hij hier opnieuw de nadruk op. Iedereen die op die vergadering aanwezig was, moet beslist veel redenen gehad hebben om jegens Jehovah God dank tot uitdrukking te brengen.
16. Welke geestelijke bouwwerkzaamheden verrichtte Jezus die ons dankbaar dienen te stemmen jegens Jehovah?
16 Door mensen bijeen te brengen ten einde hen te onderwijzen en te onderrichten, stichtte Jezus de christelijke gemeente. Dit hield in dat hij bouwwerkzaamheden verrichtte. Hij is zelf de grote fundament-hoeksteen en de getrouwe apostelen maken eveneens deel uit van het fundament. „Gij zijt opgebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de fundament-hoeksteen is” (Ef. 2:20). Christus Jezus is ook als hoofd over deze gemeente of vergadering aangesteld. „Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, opdat hij in alle dingen de eerste zou worden” (Kol. 1:18). De gedachte alleen al aan de wonderbaarlijke organisatie die de christelijke gemeente is en aan de enorme bouwwerkzaamheden die Jezus verrichtte door levende stenen bijeen te brengen die het bouwwerk zouden vormen, is voldoende om iemand die belangstelling heeft voor God en zijn voornemens ertoe te brengen jegens God in de hemel dank tot uitdrukking te brengen. Iemand zou echter kunnen vragen: „Waar is dat bouwwerk van ’levende stenen’ in deze tijd?” Dit zal u duidelijk worden. U gelieve echter het volgende artikel te lezen ten einde te weten te komen wat er sinds de dood van Christus tot aan onze tijd is gebeurd.
[Illustratie op blz. 586]
De voltooiing van de tempel was een reden voor het tot uitdrukking brengen van gemeenschappelijke dank aan Jehovah. Dienen christenen niet nog meer dank tot uitdrukking te brengen?