Vergaderingen na de dood van Christus
1. (a) Hielden de volgelingen van Jezus Christus er bij zijn dood mee op te vergaderen? (b) Hoe moedigde Christus hen op hun vergaderingen in moeilijke tijden aan?
HET geloof van degenen die door Jezus waren opgeleid en uitgekozen om deel uit te maken van de christelijke gemeente, werd door de gebeurtenissen in verband met Jezus’ dood en door de vervolging die in verband hiermee over zijn volgelingen kwam, zwaar op de proef gesteld. Hoewel de getrouwen destijds in groot gevaar verkeerden, bleven zij niet in gebreke elkaar uit te nodigen om voor aanbidding en dankzegging aan God bijeen te komen. Zo kwam het dat Christus Jezus na zijn opstanding enkele van de christelijke vergaderingen bijwoonde. Uit vrees voor de joden kwamen de discipelen achter gesloten deuren bijeen. Jezus kwam ook om hen aan te moedigen en op te bouwen. Het moet een opwindende ervaring zijn geweest daar aanwezig te zijn en mee te maken dat Jezus de kamer binnenkwam, hoewel alle deuren gesloten waren, en hem weer te horen spreken. Deze gebeurtenis en de vele andere bewijzen van Jezus’ opstanding konden de christenen bezwaarlijk aan zich laten voorbijgaan zonder er veel dank voor tot uitdrukking te brengen. Jezus trof er in werkelijkheid regelingen voor dat zijn discipelen na zijn opstanding op vergaderingen bijeenkwamen. Op een berg in Galiléa zei Jezus tegen hen: „Alle autoriteit in hemel en op aarde is mij gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Matth. 28:18-20; Joh. 20:19-22.
2. Wat leerden zij tijdens de laatste vergadering die Christus bijwoonde toen hij bij hen op aarde was?
2 Het boek Handelingen begint met een verslag van christelijke vergaderingen en van onderricht dat Christus gaf over datgene wat er in toekomende dagen zou gebeuren. „En terwijl hij met hen samenkwam, beval hij hun: ’Vertrekt niet uit Jeruzalem, maar blijft wachten op datgene wat de Vader heeft beloofd, waarover gij van mij hebt gehoord, want Johannes doopte wel met water, maar gij zult niet vele dagen hierna in heilige geest worden gedoopt.’ Toen zij nu bijeengekomen waren, vroegen zij hem: ’Heer, herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?’ Hij zei tot hen: ’Het komt u niet toe kennis te verkrijgen van de tijden of tijdperken die de Vader in zijn eigen rechtsmacht heeft gesteld, maar gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u komt, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judéa en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde.’ En nadat hij deze dingen had gezegd, werd hij ten aanschouwen van hen omhooggeheven en een wolk onttrok hem aan hun gezicht” (Hand. 1:4-9). Dit was dus de laatste aardse vergadering waarop Jezus Christus zichtbaar tegenwoordig was.
REDENEN TOT DANKZEGGING MET PINKSTEREN
3. Welke unieke ervaring maakten de christenen mee die op de dag van het pinksterfeest bijeenwaren?
3 Na Jezus Christus’ hemelvaart bleven zijn getrouwe volgelingen die op aarde waren achtergebleven, voor gebed en een beschouwing van belangrijke geestelijke zaken bijeenkomen. De feestdagen van de joden stelden de christenen in de gelegenheid op één plaats bijeen te komen, en als getrouwe christenen grepen zij de gelegenheid aan om op de dag van het pinksterfeest in 33 G.T. samen te komen. Kunt u zich voorstellen hoe teleurstellend het voor wie maar ook van de christenen geweest moet zijn die in gebreke was gebleven bij die gelegenheid samen te komen? De bijbel geeft niet te kennen dat er van tevoren was bekendgemaakt dat er bij die gelegenheid iets bijzonders zou gebeuren, maar wat moeten zij blij geweest zijn dat zij „allen op dezelfde plaats bijeen” waren! Het was voor ongeveer honderd twintig opgedragen dienstknechten van Jehovah een unieke ervaring: „En plotseling kwam er uit de hemel een gedruis als van een voortgestuwde, stevige bries, en het vervulde het gehele huis waarin zij zaten. En hun werden tongen als van vuur zichtbaar, die werden verdeeld, en op een ieder van hen zette zich er één, en zij werden allen met heilige geest vervuld en begonnen in verschillende talen te spreken zoals de geest het hun gaf zich te uiten.” — Hand. 2:2-4.
4. (a) Waartoe zette Gods geest zijn dienstknechten op die dag aan? (b) Wat waren destijds enkele redenen tot dankzegging?
4 Hier had Jehovah zijn werkzame kracht of heilige geest uitgezonden om zijn opgedragen dienstknechten ertoe aan te zetten het getuigeniswerk op zich te nemen. De wonderbare macht van God veroorzaakte dat de kleine bijeengekomen groep een groot getuigenis gaf tot eer van Gods naam. De christenen gaven hun getuigenis in veel talen welke door de mensen die zich destijds in de stad Jeruzalem bevonden, verstaan konden worden, hetgeen onder degenen die naar hen luisterden grote verbazing wekte. Petrus greep de gelegenheid van deze bijeenkomst aan om een openbare toespraak te houden welke onderwijzend materiaal bevatte voor de vergadering zelf alsook voor de niet-christenen die zich binnen gehoorsafstand bevonden. Petrus werd er door Jehovah God toe bewogen schriftplaatsen te gebruiken en krachtig te argumenteren ten einde de bijeengekomen personen ervan te overtuigen dat Jehovah God Jezus inderdaad als Christus had uitgezonden, dat de krachtige werken die Jezus deed uit God waren, dat Jezus erin was geslaagd een opstanding uit de doden te verwerven en dat hij zich nu aan de rechterhand van Jehovah in de hemelen bevond. Petrus’ toespraak hield een aansporing en aanmaning in gered te worden. Petrus sprak zo overtuigend, dat het groepje christenen die dag heel wat te doen had. De groep van ongeveer honderd twintig personen bestond uit zowel mannen als vrouwen, en dus hebben waarschijnlijk minder dan honderd mannen het druk gekregen met de doop van ongeveer drieduizend nieuwe christelijke lofprijzers van Jehovah. Dit geestelijke feest ter gelegenheid van Pinksteren verschafte Jehovah dus eer en gaf te kennen dat er een reusachtige stap voorwaarts was gedaan in de verbreiding van het goede nieuws. Men kan zich moeilijk voorstellen dat iemand die bij deze gelegenheid aanwezig was, niet van dank jegens Jehovah was vervuld. — Hand. 2:22-41.
5. Noem enkele van de zegeningen die op Pinksteren volgden.
5 Vanaf die tijd organiseerden de christenen, die door heilige geest werden geleid, energiek een grote onderwijzingsveldtocht die zich over het gehele Romeinse rijk en daarbuiten uitstrekte. Zij bleven zich toeleggen op het onderwijs van de apostelen, op het gebed, op vergaderingen en op het loven van God. Zij stonden bij het gehele volk in de gunst. „Terzelfder tijd bleef Jehovah dagelijks degenen die gered werden, aan hen toevoegen” (Hand. 2:42, 46, 47). Naarmate de tijd voortschreed, werden er in het gehele gebied dat Palestina werd genoemd, gemeenten opgericht. Gods dienstknechten bleven met dankzegging voor zijn aangezicht verschijnen, terwijl zij met grote belangstelling en vreugde toekeken hoe de geest van Jehovah de zichtbare organisatie voorwaarts leidde. Naarmate de expansie voortging, kwam er vervolging; Jehovah voerde zijn dienstknechten er echter altijd doorheen en bleef hun kracht vermeerderen. — Hand. 5:14; 6:7; 8:1, 14, 40.
6. (a) Hoe werd de expansie onder leiding van de heilige geest ook tot niet-joden uitgebreid? (b) Welk aandeel mocht Paulus aan het bijeenbrengen van christenen hebben?
6 Ongeveer drie en een half jaar lang ondervonden degenen die met Jezus geweest waren de opwinding grote scharen uit de joden gelovigen in Jezus Christus te zien worden en hen tot de zuivere aanbidding van Jehovah te zien terugkeren. Het moet hun hebben toegeleken dat er een grote expansie onderweg was. Zij moeten af en toe hebben nagedacht over de woorden van Jezus toen hij zei dat zij getuigen van hem zouden zijn tot de verst verwijderde streek der aarde. Aangezien zij voor leiding naar Jehovah opzagen, werden zij niet teleurgesteld. Door heilige geest werd Petrus ertoe geleid naar Cesaréa te gaan, en toen Jehovah Cornelius en andere heidenen in de rijen van zijn opgedragen dienstknechten aanvaardde, opende zich daar een nieuw veld voor expansie. Aldus werd het zowel voor heidenen als voor de vleselijke nakomelingen van Israël mogelijk gezamenlijk voor christelijke aanbidding van Jehovah bijeen te komen. Gedurende de volgende paar jaar viel er een enorme groei in de christelijke organisatie waar te nemen (Hand. 11:19-21). Hoewel het besturende lichaam in Jeruzalem gevestigd bleef, werden vertegenwoordigers naar allerlei steden en provincies gezonden, zodat de christenen in de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening in een uitgestrekt gebied onderling vergaderden. De apostel Paulus genoot het voorrecht een aanzienlijk aandeel aan het theocratische expansieprogramma te hebben en overal mensen bijeen te brengen (Hand. 14:21-28). In zijn brief aan de Hebreeën komt de aansporing voor: „Laten wij zonder wankelen vasthouden aan de openbare bekendmaking van onze hoop, want hij die beloofd heeft, is getrouw. En laten wij op elkaar letten, ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar elkaar aanmoedigend, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.” — Hebr. 10:23-25.
DE ZEGENINGEN VAN VERGADERINGEN IN DE „LAATSTE DAGEN”
7. Waarom is het voor christenen in deze tijd zo belangrijk bijeen te komen?
7 De hierboven aangehaalde woorden van de apostel Paulus zijn sinds ze werden opgetekend vol betekenis geweest voor christenen. Paulus’ woordkeuze duidt op een speciale belangrijkheid voor degenen die in de „laatste dagen” leven, want hij zegt, „te meer naarmate gij de dag ziet naderen”. Als er ooit een tijd geweest is om zonder wankelen vast te houden en anderen tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, dan kan dit wel speciaal van de „laatste dagen” gezegd worden. Wat Paulus schreef, was volledig in harmonie met de woorden van Jezus Christus, die zijn dienstknechten de aansporing gaf bijeen te komen. Zijn uitlating in Matthéüs 18:20, „want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben ik in hun midden”, duidt op de voordelen die het heeft met andere christenen samen te zijn. Degenen die in Christus’ naam bijeen zijn, ontvangen zegeningen van Christus Jezus. En net zoals zulke zegeningen twee of drie personen deelachtig worden, zullen ze ook geschonken worden als er twee- of drieduizend, twintig- of dertigduizend of nog meer mensen bijeenzijn. De Schrift toont overduidelijk aan dat Christus Jezus degenen die met dankzegging voor het aangezicht van Jehovah komen, gunstig gezind is.
8, 9. (a) Wat zijn enkele van de redenen tot dankzegging in deze tijd? (b) Wat is er behalve een toegenomen begrip van de Schrift nog meer gebeurd waardoor het een grote vreugde is het Koninkrijk bekend te maken?
8 Zoals wij reeds hebben beschouwd, vielen Gods dienstknechten die in de oudheid bijeenkwamen, veel zegeningen ten deel. Wij herinneren ons de goede dingen die de apostel Petrus ten tijde van het pinksterfeest kon uiten of toen Cornelius in de gemeente van christenen werd toegelaten. De toepassing van schriftplaatsen die bij zulke gelegenheden werd gegeven, bleek voor de bijeengekomen personen een reden tot dankzegging te zijn. Maar in de periode waarin wij nu leven en die in de Schrift als de „laatste dagen” wordt aangeduid, zijn er nog meer redenen tot dankzegging. Er is veel meer licht op Gods voornemens geworpen. Veel gebeurtenissen die in de bijbelse profetieën waren voorzegd, zijn geschied. De „tijden der natiën”, waarover Jezus sprak, zijn ten einde gelopen; het jaar 1914 werd een gekenmerkt jaar voor zover het Gods voornemens betreft en Jehovah heeft zijn getuigen liefdevol de feiten laten zien welke het bewijs vormen van de vervulling van Openbaring hoofdstuk 12, met de geboorte van het Koninkrijk in de hemelen en het uit de hemel en naar de aarde werpen van Satan en zijn demonen. Al deze bewijzen bij elkaar tonen aan dat het einde van goddeloosheid nabij is en dat voor christenen de tijd is gekomen om hun hoofd verheugd op te heffen omdat hun bevrijding ophanden is. — Luk. 21:24, 28.
9 Christenen die in de „laatste dagen” leven, zijn Jehovah heel dankbaar voor een duidelijk begrip van de betekenis van Matthéüs hoofdstuk 24. Naarmate de jaren sinds 1914 zijn verstreken, hebben zij een duidelijker begrip gekregen van de betekenis van de punten die Jezus in Matthéüs’ verslag vermeldde. Vanaf 1922 zijn zij zich goed bewust van de belangrijkheid de Koning en het Koninkrijk bekend te maken, en Jehovah God heeft de weg geopend voor de vervulling van Jezus’ profetie in Matthéüs 24:14. Het goede nieuws van het Koninkrijk kan alleen maar op de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle natiën als er mensen zijn die de prediking verrichten. Hoewel er in het jaar 1922 slechts weinig getuigen van God waren vergeleken bij nu, heeft de zegen van Jehovah beslist resultaten voortgebracht, zodat er een grote toename is gekomen in het aantal personen die het goede nieuws van het Koninkrijk bekendmaken. Jehovah God heeft niet alleen degenen verwekt die tot de „kleine kudde” behoren, maar op grote vergaderingen of congressen zijn Gods dienstknechten de betekenis gaan begrijpen van Openbaring 7:9-17 en hebben zij een „grote schare” geïdentificeerd. De prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk heeft zich nu tot meer dan 200 landen uitgebreid. Het aantal van degenen die hieraan een aandeel hebben, passeerde enige tijd geleden de mijlpaal van één miljoen en blijft van jaar tot jaar gestadig toenemen. Wanneer er in verband met speciale gelegenheden van aanbidding vergaderingen worden gehouden, zoals ter gelegenheid van de Gedachtenis aan de dood van Jezus Christus, loopt het aantal in de miljoenen, terwijl dit aantal van jaar tot jaar blijft toenemen. Het is in deze „laatste dagen” gemakkelijk veel redenen te vinden om met dankzegging voor het aangezicht van Jehovah te komen.
10. Voor welke stoffelijke dingen in verband met ons geestelijke voedsel zijn wij thans uitermate dankbaar?
10 Jehovah God heeft zijn dienstknechten niet alleen mensen geschonken die het goede nieuws bekendmaken, maar hij heeft goedgunstig ook de stoffelijke dingen beschikbaar gesteld die noodzakelijk zijn om de activiteit die hiervoor nodig is, te kunnen ontplooien. Gods opgedragen dienstknechten beschikken over de faciliteiten om bijbels en bijbelse lectuur te produceren, en elke maand worden er miljoenen exemplaren verzonden, waardoor de vereiste activiteit om het goede nieuws over de gehele wereld te verbreiden, wordt opgevoerd. Jehovah heeft personen verwekt die de „getrouwe en beleidvolle slaaf” vormen die door Jezus in Matthéüs 24:45-47 werd voorzegd, en dit heeft ertoe geleid dat er in deze „laatste dagen” een grote stroom van geestelijke waarheden is voortgebracht. Het is een tijd waarin Gods dienstknechten zich in geestelijk opzicht vergasten aan geopenbaarde waarheden; geregeld worden er voor Gods dienstknechten over de gehele aarde voorzieningen voor geestelijk voedsel getroffen.
11. (a) In welk opzicht hebben grote christelijke vergaderingen extra zegeningen tot gevolg? (b) Waarom stemt het christenen dankbaar getrouwe broeders hun rechtschapenheid te zien bewaren?
11 Gods volk komt geregeld op vergaderingen bijeen ten einde dit geestelijke voedsel te nuttigen. Dit heeft over de gehele wereld een wonderbaarlijke eenheid in de aanbidding van Jehovah God teweeggebracht. In de afgelopen jaren is dit vele malen op de internationale congressen van Jehovah’s getuigen gedemonstreerd. Dat er zulke grote vergaderingen gehouden kunnen worden, is op zichzelf reeds een reden tot het betuigen van veel dank aan Jehovah. Iedereen die op een congres van Gods volk aanwezig kan zijn, kan om zich heen kijken en zien dat hij veel broeders en zusters heeft. Verschillenden onder hen nemen reeds vele jaren aan deze dienst van Jehovah deel. De aanwezigheid van zulke personen vormt een gezegend voorbeeld en is een reden tot dank aan God voor degenen die in de loop der jaren in zijn dienst hebben volhard. Degenen die God in deze „laatste dagen” dienen, weten heel goed dat volharding noodzakelijk is en dat er personen zijn die de verbreiding van het goede nieuws tegenstaan. Maar in deze tijd is het precies zoals onmiddellijk na Pinksteren in het jaar 33 G.T. Jehovah houdt de weg open. Hij houdt zijn hand van zorg en bescherming boven zijn georganiseerde volk en geeft zijn dienstknechten geestelijke kracht, zodat zij onder veel verschillende omstandigheden en toestanden kunnen volharden. Een christen in deze tijd is vervuld van dank jegens Jehovah voor de theocratische organisatie die Hij in deze tijd heeft opgebouwd en wij voelen ons ertoe bewogen ons net zo te uiten als de apostel Paulus in 2 Thessalonicenzen 1:3-5: „Wij zijn verplicht God altijd voor u te danken, broeders, zoals gepast is, omdat uw geloof op buitengewone wijze groeit en de liefde jegens elkaar van een ieder van u zonder uitzondering, toeneemt. Vandaar dat wijzelf trots op u zijn onder de gemeenten van God wegens uw volharding en geloof in al uw vervolgingen en de verdrukkingen die gij verdraagt. Dit is een bewijs van het rechtvaardige oordeel van God, hetgeen ertoe leidt dat gij het koninkrijk Gods waardig wordt geacht, waarvoor gij ook lijdt.”
12. (a) Hoe wordt Christus’ gebod in Johannes 13:34, 35 thans nageleefd? (b) Hoe moedigt Psalm 95 aan tot eenheid in de aanbidding van Jehovah?
12 Zoals in de Schrift is voorzegd, bestaat de gemeente van Jehovah God in deze tijd uit alle soorten van mensen. Het is werkelijk een genoegen zo’n gemengd gezelschap van christenen te zien en met hen te kunnen omgaan. Wij worden tot dankzegging bewogen door het feit dat het nieuwe gebod dat Jezus in Johannes 13:34, 35 noemde een werkelijkheid is. Hoewel Gods dienstknechten tot alle nationaliteiten, rassen en volken behoren, bindt ware christelijke liefde hen bijeen. Iedereen geeft blijk van belangstelling voor de ander en niet alleen voor zichzelf. Jehovah heeft dit door middel van de verenigende kracht van zijn geest en zijn Woord tot stand gebracht. De verenigende factor voor christenen in deze „laatste dagen” is de verenigde aanbidding van Jehovah, en de gelegenheid bestaat om in de meer dan 26.000 christelijke gemeenten die nu over de gehele wereld werkzaam zijn, geregeld aan deze aanbidding deel te nemen. Evenals Gods getrouwe dienstknechten in de oudheid, willen ook zijn dienstknechten in deze „laatste dagen” in zijn aanbidding verenigd zijn, terwijl zij tot anderen de uitnodiging richten: „O komt, laten wij aanbidden en ons neerbuigen; laten wij knielen voor Jehovah, onze Maker. Want hij is onze God, en wij zijn het volk van zijn weide en de schapen van zijn hand.” — Ps. 95:6, 7.
13. Waarom worden alle lezers van De Wachttoren ertoe uitgenodigd zich bij ons aan te sluiten wanneer wij voor de aanbidding van Jehovah bijeenkomen?
13 Aan alle lezers van De Wachttoren wordt de uitnodiging gericht in de Koninkrijkszalen van Jehovah’s getuigen over de gehele wereld bijeen te komen. Er bestaan uiterst belangrijke redenen voor waarom iedereen zich bij de aanbidding van en het betuigen van dank aan Jehovah God dient aan te sluiten. Kunt u, nu u op de voorgaande bladzijden hebt gelezen welke zegeningen aanbidders van Jehovah zowel in de oudheid als in onze eeuw hebben ontvangen, inzien hoe waardevol het is met dienstknechten van God samen te komen? Wilt u thans en in de toekomst geestelijke zegeningen ontvangen en genieten? Degenen wier God Jehovah is en die het volk zijn van zijn weide, zijn thans vol vreugde en hebben de verzekering onder zijn eeuwige heerschappij eeuwig leven in geluk te ontvangen (Ps. 37:9-11). Wees een aanbidder van Jehovah. Belijd, in eendracht met andere aanbidders van Jehovah, dankbaar uw geloof in Jehovah, en u zult nooit teleurgesteld raken. „Want de Schrift zegt: ’Niemand die zijn geloof op hem grondt, zal worden teleurgesteld.’ Want er is geen onderscheid tussen jood en Griek, want over allen is één en dezelfde Heer, die rijk is voor allen die hem aanroepen. Want ’een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal worden gered’.” — Rom. 10:11-13.
[Illustratie op blz. 591]
De 120 christenen die op Pinksteren in 33 G.T. waren samengekomen, moeten van dank jegens God vervuld en blij geweest zijn dat zij „allen op dezelfde plaats bijeen” waren