Hebt intense liefde voor elkaar
„Hebt . . . intense liefde voor elkaar, want liefde bedekt een menigte van zonden.” — 1 Petr. 4:8.
1, 2. Hoe bevestigt de bijbelschrijver Johannes dat het zeer belangrijk is in ons leven agapè-liefde ten toon te spreiden?
IN ZIJN eerste brief aan medechristenen verwijst de apostel Johannes naar de liefde die God heeft getoond door zijn Zoon te zenden om de mensheid te bevrijden en toont hij aan dat christenen deze uiting van liefde dienen na te volgen. Het is niet zo dat wij in dit opzicht onze vrije keus kunnen laten gelden, want wij bezitten in werkelijkheid de verplichting elkaar lief te hebben. Hij zegt: „Geliefden, als God ons zó heeft liefgehad, zijn ook wij verplicht elkaar lief te hebben” (1 Joh. 4:11). Hier beklemtoont Johannes derhalve de belangrijkheid van Jezus’ ’nieuwe’ gebod (Joh. 13:34, 35). Christenen dienen voorbeeldig te zijn in het tonen van liefde jegens elkaar. Jehovah heeft zelf het voorbeeld gegeven in het tonen van op beginselen gebaseerde (agapè) liefde jegens zijn aardse kinderen. Als gehoorzame kinderen en als Gods dienstknechten dienen wij dat voorbeeld derhalve na te volgen en niet alleen jegens Jehovah God, maar ook jegens elkaar liefde ten toon te spreiden.
2 In 1 Johannes 4:20 en 21 bevestigt Johannes nogmaals deze verplichting en toont hij aan hoe ernstig deze kwestie is door te schrijven: „Indien iemand de bewering uit: ’Ik heb God lief’, en toch zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben. En dit gebod hebben wij van hem, dat degene die God liefheeft, ook zijn broeder moet liefhebben.” Deze kwestie van het tonen van agapè-liefde, zelfopofferende liefde, jegens onze christelijke broeder of zuster is dus bijzonder ernstig, omdat wij daardoor tonen dat wij Jehovah God zelf liefhebben.
3. Wie is onze zichtbare broeder die wij moeten liefhebben?
3 Wie is onze zichtbare broeder die wij moeten liefhebben? Welnu, wij kunnen hem niet tot iemand van hetzelfde ras, dezelfde kleur of dezelfde nationaliteit beperken, is het wel? Onze broeder is veeleer onze mededienstknecht van Jehovah in de plaatselijke christelijke gemeente, of in elke andere gemeente van Jehovah’s christelijke getuigen waar maar ook op aarde. Hij is onze geloofsbroeder (Gal. 3:26-28). Als gevolg van Jehovah’s liefde rust op ons dus de verplichting intense liefde jegens onze christelijke broeders en zusters te hebben, waardoor wij bewijzen dat wij ware christenen zijn.
4. Wat adviseert Paulus in 2 Korinthiërs 13:5, en welke vragen dienen allen hier derhalve te overwegen?
4 Als organisatie tonen Jehovah’s christelijke getuigen thans zo’n liefde voor elkaar. Er is geen strijd tussen nationale groepen en ook is er geen raciaal vooroordeel of haat. En zo dient het ook te zijn. Het kenmerk van het ware christendom wordt beslist in de organisatie aangetroffen De vraag is echter: Hoe staat het er met ons als afzonderlijke personen voor in deze kwestie van het tonen van liefde jegens onze christelijke broeders en zusters? Spreiden wij individueel ware agapè-liefde jegens elkaar ten toon? Hebben wij individueel een intense liefde voor elkaar? Iedereen doet er in dit opzicht goed aan zichzelf te onderzoeken aan de hand van de maatstaf die in Jehovah’s Woord wordt uiteengezet. Ja, Paulus zei in dit verband: „Blijft beproeven of gij in het geloof zijt, blijft bewijzen dat gij goedgekeurd zijt.” — 2 Kor. 13:5.
5. (a) Is liefde een facultatieve hoedanigheid voor christenen? (b) Hoe ver dient de liefde van een christen te gaan?
5 Wij hebben uit de woorden van Jezus, en ook van Johannes, geleerd dat liefde voor onze broeders en zusters een noodzakelijke christelijke hoedanigheid is. Deze liefde is niet iets dat wij facultatief zouden kunnen noemen; liefde is niet iets dat wij alleen kunnen tonen wanneer dit ons uitkomt. Jezus’ gebod aan zijn discipelen om elkaar lief te hebben, is in werkelijkheid veeleer een koninklijke wet, een wet die op al onze handelingen invloed dient uit te oefenen. Ook kunnen wij onze liefde niet beperken tot slechts enkele intieme metgezellen in de gemeente; onze liefde dient zich daarentegen veeleer tot de gehele gemeenschap van broeders in alle delen der aarde uit te strekken. Petrus schreef dan ook: „Hebt liefde voor de gehele gemeenschap van broeders” (1 Petr. 2:17). Hoe belangrijk is het derhalve dat wij onze liefde niet beperken maar dat wij deze zover uitbreiden dat ze de gehele gemeenschap van broeders omvat.
HOE WORDT CHRISTELIJKE LIEFDE VOOR BROEDERS EN ZUSTERS VERWORVEN?
6. Hoe kan een christen er een begin mee maken het vermogen om agapè-liefde ten toon te spreiden, te verwerven?
6 Aangezien liefde zo belangrijk in het leven van een christen is, rijst de vraag: hoe verwerft een christen zulk een liefde? Thans bevinden zich in de christelijke gemeente veel personen die nog maar pas met hun aanbidding van Jehovah zijn begonnen, en het is alleen maar juist wanneer zij het verlangen hebben een koninklijke wet ten uitvoer te brengen, het ’nieuwe gebod’ dat Jezus zijn volgelingen gaf. Welnu, in de eerste plaats beseffen wij dat agapè-liefde werkelijk een vrucht van Gods geest is, zoals Paulus in Galáten 5:22 uiteenzet. Een christen moet dus in eendracht met de organisatie die Jehovah thans op aarde gebruikt, de leiding van Gods heilige geest zoeken en volgen.
7. Waarom is kennis van Gods Woord belangrijk voor iemand die de hoedanigheid liefde ontwikkelt?
7 Bovendien is kennis van Jehovah God en zijn wonderbare eigenschappen van het allergrootste belang. Een christen moet in dit verband leren wat liefde precies is en hoe ze ten aanzien van zijn broeders en zusters en zijn medemensen werkzaam is. Deze kennis wordt vanzelfsprekend verkregen door een studie van Gods Woord, zowel persoonlijk als in de omgang met Gods volk dat zich thans op aarde bevindt. Een christen moet dus een diepe waardering ontwikkelen voor alle waarheden die in Gods Woord worden aangetroffen en een ijverige bijbelonderzoeker worden. Zoals Petrus zei, moeten wij „een verlangen naar de onvervalste melk behorend tot het woord” ontwikkelen. — 1 Petr. 2:2.
8. Verschijnt het hart in het beeld, en waarom?
8 Verder verschijnt natuurlijk ook het hart in het beeld, aangezien liefde voornamelijk een hoedanigheid van het hart is. Daarom schreef Petrus: „Gij [moet] elkaar intens liefhebben vanuit het hart” (1 Petr. 1:22). Wanneer iemand een juiste kennis heeft van wat agapè-liefde is en hoe ze werkzaam is, kan zijn hart in de juiste richting worden geleid voor het tonen van liefde, in de eerste plaats jegens Jehovah, de God van liefde, en vervolgens jegens zijn broeders en zijn andere medemensen. Heeft een christen eenmaal zo’n liefde in zijn hart ontwikkeld, dan wordt het voor hem mogelijk zich uiteindelijk aan Jehovah, de God van liefde, op te dragen en vervolgens overeenkomstig deze opdracht te leven door Jehovah’s wetten ten uitvoer te brengen en dagelijks een leven te leiden dat in harmonie is met de beginselen die in Gods Woord staan opgetekend. — 1 Joh. 5:3.
9. (a) Wat is soms moeilijker dan het verkrijgen van bijbelkennis of dan de prediking? (b) Hoe belangrijk is agapè-liefde voor een christen wanneer het op zijn verhouding tot zijn broeders aankomt?
9 Sommige christenen hebben er misschien niet veel moeite mee hun geest met kennis van Jehovah en zijn wetten en vereisten te vullen, en zij trekken er misschien graag op uit om het goede nieuws van Gods koninkrijk tot anderen te prediken. In overeenstemming met de waarheid leven en „elkaar intens liefhebben vanuit het hart” is voor deze zelfde personen soms echter moeilijker dan alleen maar kennis te verwerven over geboden, wetten en beginselen of in het openbaar te prediken. In dit geval zal een christen moeten leren in overeenstemming te leven met beginselen die betrekking hebben op zijn houding, zijn gedrag en zijn verhouding tot iedereen in de gemeente, en het is op dit terrein dat agapè-liefde zeer, zeer belangrijk blijkt te zijn. Dit betekent dat een christen moet leren gehoorzaam, vanuit het hart, in overeenstemming met de gehele waarheid te leven.
10. Welke waarschuwing geeft Johannes in verband met liefde, en op welke dingen dient een christen zijn liefde terecht gericht te houden?
10 Indien wij onze broeders liefhebben, moeten wij alles uitschakelen dat ertoe zou kunnen leiden dat wij van sommigen van hen worden afgescheiden. Wij moeten er zorgvuldig op toezien dat wij niet de verkeerde dingen gaan liefhebben. Daarom uitte Johannes, uit liefde voor zijn christelijke broeders, de waarschuwing dat zij de wereld niet moesten liefhebben. Hij zei: „Hebt de wereld niet lief noch de dingen in de wereld. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem; want alles wat in de wereld is — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft — spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld” (1 Joh. 2:15, 16). Indien iemand dus de wereld of de dingen in de wereld zou gaan liefhebben, zou zijn liefde verkeerd gericht zijn. Hij zou zichzelf afscheiden van zijn broeders, die geen liefde hebben voor de wereld of voor wereldse dingen. Al gauw zou hij niet met zijn broeders op de gemeentevergaderingen of in de christelijke velddienst worden aangetroffen, maar zou blijken dat hij wereldse belangen of wereldse metgezellen zoekt in plaats van zijn christelijke broeders. Hoe zorgvuldig moeten wij er derhalve op toezien dat wij onze liefde juist gericht houden en altijd de omgang zoeken van degenen die evenals wij Jehovah aanbidden!
11. (a) Voor welke denkwijze zal ware agapè-liefde ons behoeden? (b) Wat wordt aangetast als wij geen ware liefde voor onze broeders ten toon spreiden?
11 Ware, op beginselen gebaseerde liefde zal ons ertoe brengen aan anderen te denken, en niet slechts aan onszelf en onze eigen belangen door erop te staan dat wij het recht hebben bepaalde dingen te doen ongeacht welke uitwerking dit op anderen heeft. Wij moeten dus aan onze persoonlijke verschijning en onze persoonlijke belangen denken, opdat wij in deze opzichten niet iemand in de gemeente overstuur maken of tot struikelen brengen (2 Kor. 6:3, 6). Wij moeten op ons gedrag, onze spraak en onze omgang letten en hierbij niet slechts onze eigen wensen of belangen in gedachten hebben, maar ook de belangen van onze broeders en zusters, terwijl wij bedenken welke uitwerking datgene wat wij doen of zeggen, op hen zou kunnen hebben (Fil. 2:4). Het is goed in gedachten te houden dat indien agapè-liefde niet voldoende in ons tot ontwikkeling komt, dit in werkelijkheid onze verhouding tot Jehovah schaadt. Houd Johannes’ woorden in gedachten: „Wie zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben.” — 1 Joh. 4:20.
IN NAVOLGING VAN JEHOVAH’S LIEFDE
12. Welk voorbeeld geeft Jehovah ons in deze kwestie van liefde, en wat raadt Petrus ons derhalve aan te doen?
12 Het is ook goed in gedachten te houden dat Jehovah ons allen liefheeft, terwijl wij allen onvolmaakt zijn. Jehovah beperkt zijn liefde dus niet tot slechts enkelen in de gemeente, maar door middel van zijn liefdevolle regeling is hij bereid onze fouten en overtredingen te vergeven en onze liefdevolle dienst te aanvaarden. Een intense, diepe liefde voor onze broeders is dus gebaseerd op de waarheid en op een oprechte waardering van de waarde van onze broeders in Jehovah’s ogen. Petrus gaf de raad: „Hebt bovenal intense liefde voor elkaar, want liefde bedekt een menigte van zonden. Weest gastvrij jegens elkaar zonder morren. Gebruikt de gave, naarmate een ieder die heeft ontvangen, om elkaar ermee te dienen als voortreffelijke beheerders van Gods onverdiende goedheid, die op verscheidene wijzen tot uitdrukking wordt gebracht” (1 Petr. 4:8-10). Jehovah geeft dus aan iedereen een gave die in de goddelijke dienst gebruikt moet worden en hij aanvaardt onze dienst ondanks onze onvolmaaktheden, zwakheden en tekortkomingen. Indien wij onze broeders liefhebben, evenals Jehovah ons liefheeft, dienen wij in staat te zijn hun overtredingen en fouten voorbij te zien en te leren nauw met ALLEN in de gemeente samen te werken en de fouten van anderen met liefde te bedekken.
13. Hoe kunnen ouderlingen liefde voor hun medeouderlingen in de gemeente tonen?
13 Dit geldt in het bijzonder voor de aangestelde ouderlingen in de christelijke gemeenten. Sommige ouderlingen dienen niet het gevoel te hebben dat zij superieur zijn aan andere ouderlingen omdat zij zich langer in Gods organisatie bevinden of omdat zij gedurende een veel langere tijdsperiode als ouderlingen zijn aangesteld. In plaats daarvan dienen zij waardering te hebben voor hun medeouderlingen en achting te hebben voor hun waarde en menselijke waardigheid in de ogen van God, terwijl zij hun op Gods Woord gebaseerde meningen en gedachten naar juiste waarde schatten. Jehovah maakt geen enkel onderscheid met betrekking tot hoe lang iemand dienst verricht of hoe lang iemand een ouderling is. Degenen die misschien langer in Jehovah’s dienst zijn, dienen dus niet te trachten hun ideeën of meningen aan andere ouderlingen op te dringen maar zij moeten leren in liefde met hen samen te werken, terwijl zij hen met gepast respect voor hun bedienings-„gave” en het gebruik dat zij er als aangestelde ouderlingen van maken, bejegenen.
14. Welke raad geeft Paulus met betrekking tot samenwerking met de ouderlingen, en hoe kan deze raad door allen in de gemeente toegepast worden?
14 Hetzelfde punt is in werkelijkheid op allen in de gemeente van God van toepassing ten aanzien van hun samenwerking met de ouderlingen. Aangezien geen van de ouderlingen volmaakt is, moeten wij er zorgvuldig op toezien dat wij de fouten of menselijke onvolmaaktheden van een ouderling niet opblazen, hetgeen tot gevolg zou kunnen hebben dat wij zijn raad of op Gods Woord gebaseerde onderricht als van weinig belang achten. Wij kunnen raad niet in de wind slaan louter omdat een ouderling enkele eigenaardigheden heeft die wij onprettig vinden. Neen, maar wij moeten fouten en onvolmaaktheden voorbijzien en in plaats daarvan naar de liefde en ijver kijken die een ouderling voor Jehovah en voor Zijn dienst heeft, terwijl wij leren alle ouderlingen te respecteren en met hen allen in de gemeente samen te werken. Paulus beklemtoont dit punt in Hebreeën 13:17, waar hij zegt: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou u schadelijk zijn.” Wat is het goed wanneer broeders en zusters nauw met de ouderlingen samenwerken en een diepe liefde voor hen en voor het voortreffelijke werk dat zij verrichten, ten toon spreiden!
15. Hoe zou u 1 Timótheüs 1:5 van toepassing brengen op dit vereiste elkaar intens lief te hebben vanuit het hart?
15 Ja, liefde voor al onze broeders dient uit een rein hart voort te komen en van ganser harte te worden geschonken. Houd in gedachten wat Paulus tot Timótheüs zei: „In werkelijkheid is het doel van deze opdracht liefde uit een rein hart en uit een goed geweten en uit geloof zonder huichelarij” (1 Tim. 1:5). Dit betekent dat ons hart door de waarheid wordt gereinigd, en als wij merken dat het ons in enigerlei opzicht aan liefde voor onze broeders ontbreekt, moeten wij toelaten dat de waarheid ons leven door een veelvuldiger gebruik van Gods Woord zuivert. Een rein hart dient ons ertoe aan te zetten in een gezonde, eerlijke en hulpvaardige verhouding tot al onze broeders en zusters in de gemeente te staan. Ons geweten zal dan een goed geweten zijn omdat het rust zal genieten. Wij zullen ervan overtuigd zijn dat wij juist handelen. Onze liefde zal gemakkelijk door anderen opgemerkt worden, want ze zal geen huichelachtige vertoning zijn of een pose die alleen maar voor de vorm wordt aangenomen. Ware liefde is een goddelijke hoedanigheid, een zuivere innerlijke hoedanigheid die echt is en uit een goed, rein hart voortspruit.
16. Op welke wijze zullen ouderlingen raad geven als zij hun broeders werkelijk liefhebben?
16 Degenen die ouderlingen in een gemeente zijn, kunnen deze innige liefde voor hun broeders ten toon spreiden door attent te zijn in de wijze waarop zij tot hen spreken. Nederigheid is in dit opzicht beslist van het grootste belang. Een ouderling dient niet vervuld te zijn van trots, in de gedachte verkerend dat hij beter is dan anderen in de gemeente. Elkeen in de gemeente is een waardevol bezit, een van Jehovah’s „schapen” (Joh. 10:16). Wanneer de ouderlingen dus tot anderen spreken en raad geven, moeten zij eraan denken welke uitwerking hun woorden of daden op anderen zullen hebben. Zij moeten hun raad op een nederige en vriendelijke wijze geven. In Galáten hoofdstuk zes vers één wordt aangetoond dat een „geest van zachtaardigheid” van het allergrootste belang is wanneer men tracht een broeder of zuster in geestelijk opzicht te helpen. Het is alleen maar liefdevol zo te handelen; men tracht oprecht een ander te helpen zonder zichzelf op te werpen als iemand die wegens een positie hoger dan anderen of belangrijker is.
INTENSE „AGAPE”-LIEFDE DOOR ALLEN TEN TOON GESPREID
17, 18. Hoe kunnen wij Paulus’ raad opvolgen om (a) ’de wanordelijken terecht te wijzen’ en (b) ’bemoedigend te spreken tot de terneergeslagen zielen’?
17 In 1 Thessalonicenzen 5:14 gaf de apostel Paulus goede raad over de wijze waarop wij ALLEN, in elke gemeente, ons kunnen verruimen ten einde ook aan de behoeften van onze broeders aandacht te schenken en aldus in onze liefde voor elkaar te groeien: „Wij [vermanen] u, broeders, wijst de wanordelijken terecht.” Hij sprak hier niet slechts tot de ouderlingen in de gemeente, maar tot ALLEN in de gemeente. Wij zouden af en toe iemand in de gemeente kunnen zien die een dubieuze handelwijze volgt waardoor hij gevaar loopt in verkeerd gedrag te vervallen, en dit zou een geschikte tijd zijn om Paulus’ raad om ’de wanordelijken terecht te wijzen’ op te volgen. Dit wil niet zeggen dat wij een broeder ernstig de les zullen lezen of dat wij misschien gaan roddelen over hetgeen hij doet. Neen, wij zullen veeleer liefdevol en tactvol trachten onze broeder op een persoonlijke wijze te helpen en zullen hem de juiste richting wijzen, terwijl wij de aanmoediging geven juiste werken te verrichten en verkeerde werken na te laten. Indien wij iets heel ernstigs zien, is het natuurlijk goed de kwestie met een van de ouderlingen te bespreken, die degene die wanordelijk wandelt de noodzakelijke raad kan geven.
18 Paulus schreef ook dat wij „bemoedigend tot de terneergeslagen zielen” moeten spreken (1 Thess. 5:14). In veel gemeenten bevinden zich oudere personen die misschien zwak zijn en zich terneergeslagen kunnen voelen omdat zij niet meer zo veel in de velddienst kunnen doen als zij vroeger gewend waren. Zij voelen zich misschien wat hulpeloos en beperkt in hun vermogen. Wij kunnen zulke personen in geestelijk opzicht bijstaan wanneer dit nodig is en hun aantonen hoezeer allen in de gemeente hun goede voorbeeld op het gebied van vergaderingbezoek en dienst — ook al zijn zij hierin beperkt — waarderen, terwijl wij hen op alle mogelijke manieren zullen aanmoedigen.
19. Hoe zou het kunnen komen dat een broeder in sommige opzichten zwak is, en hoe zouden wij „de zwakken” kunnen ’ondersteunen’?
19 In deze zelfde tekst gaf Paulus ons ook de raad ’de zwakken te ondersteunen’. Misschien hebt u opgemerkt dat sommigen zwak zijn in het predikingswerk of in het bezoeken van de vergaderingen. U zou liefdevol tot zulke broeders of zusters kunnen spreken en kunnen trachten hen aan te moedigen, terwijl u in sommige gevallen praktische regelingen zou kunnen treffen om hen te helpen. Of misschien treffen wij iemand aan die zwak in het geloof wordt doordat hij met betrekking tot de toekomst speculeert. Sommige personen stellen altijd vragen waarop geen schriftuurlijk antwoord bestaat, en wanneer ouderlingen of anderen in de gemeente hun vragen niet kunnen beantwoorden, beginnen zij aan de vervulling van profetieën te twijfelen of zelfs te betwijfelen of Jehovah zijn organisatie in deze tijd gebruikt. Hoe kunnen wij zulke zwakke personen helpen? Wij kunnen hen er beslist toe aanmoedigen de waarde van de gemeente in te zien, niet waar? Zie eens hoe Jehovah zijn organisatie in deze tijd gebruikt om het goede nieuws te laten prediken! Dit is het werk dat volgens Jezus gedaan moest worden, en welke andere organisatie houdt zich hiermee bezig? (Matth. 24:14; 28:19, 20) Jezus zei ook dat er een „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse zou zijn die Gods volk van geestelijk voedsel zou voorzien, en door hun omgang met deze „slaaf” zijn Jehovah’s getuigen thans de enigen die in geestelijk opzicht goed gevoed zijn (Matth. 24:45, 46). Via deze slaaf zijn wij in een nauw contact gekomen met Jehovah, met zijn Zoon en met zijn volk op aarde. Waartoe zouden wij ons kunnen wenden als wij Gods organisatie in deze tijd zouden verlaten? Er is niets anders! (Joh. 6:66-69) Dit is de enige organisatie die door hem wordt gebruikt, en als wij hier zelf van overtuigd zijn, dienen wij in staat te zijn anderen, die zwak in het geloof zijn, in dit opzicht te helpen.
20. Wat bedoelde Paulus toen hij zei dat wij „lankmoedig” moeten zijn „jegens allen”?
20 „Weest lankmoedig jegens allen”, schreef Paulus verder (1 Thess. 5:14). Onze vriendelijkheid en broederlijke liefde dienen zich dus tot iedereen in de gemeente uit te strekken. Wij moeten bereid zijn de zwakheden en onvolmaaktheden van iedereen voorbij te zien en moeten lankmoedig zijn jegens allen, niet slechts jegens sommigen wanneer wij dit gemakkelijk vinden. Wij moeten leren geduldig te zijn en niet te vitten of veeleisend of kritisch te zijn met betrekking tot anderen. In harmonie met 1 Thessalonicenzen 5:15 zullen wij erop moeten ’toezien dat niemand tegenover iemand anders kwaad met kwaad vergeldt’, terwijl wij ’altijd nastreven wat goed is, jegens elkaar en jegens alle anderen’. In 5 vers 13 van hetzelfde hoofdstuk zei Paulus: „Weest vredelievend jegens elkaar.” Wij moeten er dus altijd moeite voor doen in vrede met onze broeders te leven.
21. Hoe dient onze liefde op christelijke vergaderingen tot uitdrukking gebracht te worden?
21 Onze liefde voor onze broeders dient geuit te worden en niet te sluimeren. Ze dient ons onder andere attent te maken in onze omgang met onze broeders. Wanneer wij naar onze gemeentevergaderingen gaan, is het bijvoorbeeld goed niet alleen te spreken tot degenen die wij goed kennen, maar ook naar de nieuwelingen en de verlegen of teruggetrokken personen om te kijken en hen in onze begroetingen en gesprekken te betrekken. Daardoor moedigen wij hen aan en helpen wij hen zich te ontspannen en van de omgang van de broeders en zusters te genieten. Wij mogen ook de kinderen niet over het hoofd zien. Onze liefde dient ons ertoe te brengen ook met hen te spreken en hen voor hun voortreffelijke krachtsinspanningen in het dienen van Jehovah God te prijzen. Wij moeten hen laten weten welk een waardering wij hebben voor hun goede voorbeeld in de velddienst, alsook hun goede gedrag op school en thuis. Daardoor moedigen wij hen op liefdevolle wijze aan op de ingeslagen juiste weg voort te gaan en Jehovah God te blijven dienen.
IN MATERIEEL OPZICHT LIEFDE TONEN
22. (a) Op welke manieren zal onze liefde af en toe misschien tot uitdrukking gebracht moeten worden, en hoe heeft Jezus het juiste voorbeeld gegeven? (b) Wat zijn enkele manieren waarop wij in materieel opzicht liefde kunnen tonen?
22 Naarmate wij verder in de „tijd van het einde” van dit oude samenstel komen, beseffen wij dat het noodzakelijk is te allen tijde hechter aaneengesmeed te zijn in de band van liefde, terwijl wij een intense liefde jegens elkaar ten toon spreiden. Er kunnen zich gelegenheden voordoen dat wij zien dat onze broeders hulp nodig hebben, en wat is het dan goed dat wij hen kennen en liefhebben! Soms kan dit betekenen dat er meer dan alleen geestelijke hulp geboden moet worden, aangezien er misschien behoefte bestaat aan materiële hulp. In 1 Johannes 3:17, 18 schreef Johannes over deze noodzaak: „Als iemand echter de middelen van deze wereld voor de instandhouding van het leven bezit en zijn broeder gebrek ziet lijden en toch de deur van zijn tedere mededogen voor hem sluit, in welk opzicht blijft de liefde Gods dan in hem? Kindertjes, laten wij liefhebben, niet met het woord noch met de tong, maar met de daad en in waarheid.” Als wij in materieel opzicht liefde voor onze broeders ten toon spreiden, volgen wij ook in dit opzicht het goede voorbeeld na dat Jezus heeft gegeven. Wij zullen ons herinneren dat hij soms grote mensenmenigten met zowel letterlijk als geestelijk voedsel voedde, opdat zij veilig naar hun huis konden terugkeren en niet onderweg zouden bezwijken (Matth. 14:14-21; 15:32-38). Af en toe zullen wij dus misschien ook in materieel opzicht liefde ten toon kunnen spreiden. Onze christelijke broeders of zusters kunnen ziek worden. In dat geval kunnen wij intense liefde ten toon spreiden door hun bijvoorbeeld voedsel te brengen, hen te helpen hun huis schoon te maken of boodschappen voor hen te doen. Anderen hebben misschien hulp nodig om naar de vergaderingen te gaan, terwijl wij de beschikking hebben over een auto. Wij zouden in een praktisch opzicht liefde ten toon kunnen spreiden door hen met ons mee te nemen naar de vergaderingen. Ja, er zijn zoveel manieren waarop wij zowel thans als in de toekomst praktische liefde ten toon kunnen spreiden door in materieel opzicht de nodige hulp te bieden.
23. Wat zou er op zekere dag van ons verlangd kunnen worden als wij een intense liefde voor onze broeders hebben?
23 Al Gods dienstknechten hebben thans met problemen te kampen, en alles wijst erop dat deze problemen zullen toenemen. Het is dus verstandig onze broeders goed te leren kennen en altijd een intense liefde jegens elkaar ten toon te spreiden. Wij weten dat wij in de „laatste dagen” leven, en Satan weet dit ook. Aangezien hij weet dat zijn tijd kort is, bestookt hij de volken op aarde met veel problemen. Wij kunnen allen voor situaties komen te staan waarin niets minder dan ons leven in gevaar komt te verkeren. Dan kan er van ons verlangd worden dat wij de soort van liefde ten toon spreiden die Jezus ten toon heeft gespreid, en wel in die mate dat wij afstand doen van ons leven ten behoeve van onze broeders. Het Jaarboek van Jehovah’s getuigen voor 1975 verschaft goede voorbeelden van de wijze waarop onze broeders in nazi-Duitsland elkaar liefdevol bijstonden toen er een verschrikkelijke vervolging woedde. Zij hadden beslist een intense liefde voor elkaar en zij uitten deze liefde zowel in geestelijk als in stoffelijk opzicht, terwijl zij elkaar hielpen trouw voort te gaan in Jehovah’s dienst en elkaar daarbij ten koste van alles beschermden. Zult u hetzelfde doen? Zult u uw broeders liefdevol beschermen en hen nooit, nooit verraden? In de nabije toekomst kan niets minder dan ons leven van zulk een liefde voor elkaar afhankelijk zijn.
24. Waarom heeft een christen geen gedetailleerde voorschriften met betrekking tot elke situatie nodig wanneer het erop aankomt liefde jegens zijn broeders tot uitdrukking te brengen?
24 Op het ogenblik kunnen wij elkaar allen in de geest van agapè-liefde opbouwen. Wij hebben geen regels en voorschriften nodig om ons te laten weten wanneer wij liefde jegens elkaar ten toon moeten spreiden. Houd in gedachten dat door Jezus’ gebod om elkaar lief te hebben te kennen werd gegeven dat wij hierin niet terughoudend moeten zijn maar te allen tijde het initiatief moeten nemen in het ten toon spreiden van liefde voor onze broeders. Indien wij een intense liefde voor onze broeders hebben, zal ons hart ons ertoe aanzetten wanneer en waar dit ook maar nodig is alle mogelijke hulp te verschaffen. Aldus zullen wij als ware christenen opvallen door de liefde die wij jegens elkaar ten toon spreiden en zal de wereld het identificerende kenmerk van liefde opmerken.
25, 26. (a) Hoe gedraagt ware liefde zich, volgens 1 Korinthiërs 13:4-7? (b) Waarom is het zo belangrijk elkaar intens vanuit het hart lief te hebben?
25 In 1 Korinthiërs 13:4 tot 7 verschaft Paulus een uitstekende beschrijving van de wijze waarop ware christelijke liefde zich gedraagt. Hij zegt: „De liefde is lankmoedig en vriendelijk. De liefde is niet jaloers, ze snoeft niet, wordt niet opgeblazen, gedraagt zich niet onbetamelijk, zoekt niet haar eigen belang, wordt niet geërgerd. Ze rekent het kwade niet aan. Ze verheugt zich niet over onrechtvaardigheid, maar verheugt zich met de waarheid. Ze verdraagt alle dingen, gelooft alle dingen, hoopt alle dingen, verduurt alle dingen.” En in 13 vers 8 voegt de apostel hier vervolgens aan toe: „De liefde faalt nimmer.” Een dergelijke liefde wordt niet slechts van de zijde van de ouderlingen en de dienaren in de bediening geëist, maar van alle christenen die thans Jehovah’s getuigen worden genoemd.
26 Ja, zoals Paulus zei, ’faalt de liefde nooit’. Een christen dient er nooit mee op te houden lief te hebben, en er bestaat geen grens met betrekking tot liefde of een wet waardoor ze beknot kan worden. Ware liefde kan altijd en overal tot uitdrukking gebracht worden. Paulus zei in Romeinen 13:8 dat liefde de enige schuld is die christenen jegens elkaar dienen te hebben. Het einde van dit samenstel nadert thans snel. THANS is het derhalve dringender dan ooit om een „intense liefde voor elkaar” te hebben (1 Petr. 4:8). Is het niet zo dat wij, als Gods dienstknechten, de hoop koesteren eeuwig met elkaar te leven? Dit betekent dat wij elkaar ook eeuwig moeten willen liefhebben. Thans is het derhalve de tijd om onze intieme banden als christenen te versterken en het vermogen te ontwikkelen elkaar intens vanuit het hart lief te hebben en aldus onze liefdevolle God, Jehovah, na te volgen.