Eén wereld, één regering onder Gods soevereiniteit
1. Hoe wordt soevereiniteit gedefinieerd, en hoe is ze van invloed op onze aarde?
EEUWENLANG heeft men beweerd dat de soevereiniteit van een regering haar fundamentele oorsprong vindt in het geregeerde volk.a In het rijk van de politieke wetenschap is soevereiniteit naar verluidt „het oppergezag in een Staat waardoor de regering wordt uitgeoefend”.b In de laatste tijd zijn steeds meer landen overgegaan tot de gedachte dat de soevereiniteit bij het volk berust.c In sommige landen wordt echter nog steeds erkend dat het oppergezag in de Staat in handen is van de soeverein, zoals de koning of de keizer. Hoe dan ook, er is thans niet één man of één nationale groep van mensen die soevereiniteit over heel de aarde uitoefent. Onze aarde is veeleer de plaats van vele soevereiniteiten. Dit is een voorname oorzaak van twist en conflicten. De aarde heeft geen rust, geen wereldomvattende vrede.
2. Waarom worden wij allen beïnvloed door de nationale soevereiniteiten over de gehele aarde, en welk patriottische standpunt nemen sommigen ten opzichte van hun nationale regering in?
2 Wij allen worden beïnvloed door de soevereiniteiten die over de gehele aarde worden uitgeoefend. Betrekkelijk weinigen van ons zijn wat men „iemand zonder een land” zou kunnen noemen. De meesten van ons zijn leden van een of andere natie, burgers van een of ander land. Als zodanig wordt er van ons verwacht dat wij nationale trots bezitten. Wij worden erg gevoelig gemaakt met betrekking tot onze nationaliteit, zodat wij gebelgd zijn en ons beledigd voelen wanneer de natie die wij vertegenwoordigen, door het slijk wordt gehaald. Tijdens internationale geschillen nemen veel aanhangers van een nationale regering het patriottische standpunt in dat tot uitdrukking wordt gebracht in de woorden „Juist of verkeerd, het is mijn land!”
3. Welke soevereiniteit oefenen de natiën thans naar binnen en naar buiten uit?
3 Tegenwoordig eisen meer natiën dan ooit tevoren in de menselijke geschiedenis de loyaliteit van hun burgers op. In het wereldlichaam dat als de Verenigde Naties bekend staat, bevinden zich momenteel 138 lid-staten van diverse politieke oriëntering. Er zijn nog andere natiën die nog niet bij de organisatie der Verenigde Naties aangesloten zijn. Elk van deze natiën, of ze nu al dan niet lid zijn van de Verenigde Naties, waakt angstvallig over haar soevereiniteit naar binnen en over haar soevereiniteit naar buiten. Elke natie maakt aanspraak op en beschermt die regeringsmacht die een politieke staat intern bezit over zijn eigen burgers en zelfs over buitenlanders die binnen de nationale grenzen wonen en over privé-schepen van zijn burgers die zich in volle zee bevinden. In de uitoefening van de soevereiniteit naar buiten handelt elke natie overeenkomstig het recht waar ze op staat om betrekkingen met elke buitenlandse politieke staat aan te gaan, hetzij door een vredesverdrag te sluiten of door de oorlog te verklaren. Vanuit het huidige menselijke standpunt bezien, schijnt dit alles een juiste en natuurlijke zaak. Men beschouwt het als patriottisch!
4. Welke politieke beweging werd gedurende deze eeuw epidemisch, en welke vraag wordt opgeworpen met betrekking tot broederschap tussen natiën en onder afzonderlijke personen?
4 De feiten van de moderne geschiedenis tonen aan dat in deze twintigste eeuw, sinds de eerste oorlog op wereldomvattende schaal werd gestreden, het nationalisme op de voorgrond is getreden. Volgens de winnende zijde werd deze oorlog gestreden om de wereld veilig te maken voor democratie. Het streven van alle volken naar nationale soevereiniteit door nieuwe politieke staten te scheppen, werd epidemisch. Het nationalisme werd een plaag voor de gehele mensheid. In plaats dat de wereldtoestanden rustiger werden doordat aan de wens van de plaatselijke volken die een eigen natie wilden vormen werd voldaan, namen de problemen op nationaal en internationaal gebied alleen maar toe. Nadat de nu niet meer bestaande Volkenbond negentien jaar lang heeft gefunctioneerd en vervolgens de Verenigde Naties nog eens dertig jaar werkzaam zijn geweest, is er thans geen broederschap tussen de natiën, evenals er geen „broederschap onder de mensen” is. En zijn toch alle mensen „onder de huid” geen broeders? Zijn niet alle natiën broedernatiën, gevormd door burgers die „onder de huid” broeders zijn? Waarom ontbreekt het dan over de gehele wereld aan deze broederschap die alle mensen overal ertoe zou moeten bewegen als liefdevolle broeders van één grote menselijke familie te handelen?
5. Hebben wij op aarde „één wereld” onder „één regering”, en voor wie zou dit iets wenselijks zijn?
5 Wij moeten bekennen dat de mensheid tegenwoordig niet „één wereld” is en dat ze, ondanks het bestaan van de Verenigde Naties, niet onder „één regering” staat. Zouden wij graag zien dat de gehele levende mensheid „één wereld” onder „één regering” was? Met het oog op de menselijke ervaring gedurende de afgelopen zesduizend jaar zou dat iets zeer wenselijks zijn voor allen van ons die verlangen naar harmonie, vrede, gerechtigheid, zekerheid, een prettige onderlinge omgang en levensvreugde.
6, 7. (a) Waarom zijn de volken der aarde nog nooit zo dicht tot elkaar gebracht en zo afhankelijk van elkaar geweest als thans? (b) Hoevelen zouden door een volgende wereldoorlog getroffen worden, en waarom?
6 Wij allen, ongeacht waar wij op deze planeet leven, zijn gebonden aan deze aarde. Het is waar dat zes ruimtevluchten mensen op de maan hebben gebracht, maar om in leven te blijven, moesten deze mensen naar onze aarde terugkeren. Zij waren blij naar deze aarde te kunnen terugkeren. Het was de bedoeling dat zij hier zouden leven en alleen hier kunnen menselijke schepselen, als menselijke wezens, voor eeuwig leven. Mensen zijn, waar zij ook op deze planeet wonen, naasten van elkaar, want zij leven allen op de ene aarde. Zij zijn over het algemeen aan dezelfde levensbehoeften onderworpen En nu hebben de middelen van snelle communicatie via telefoon, telegraaf, radio en televisie, en de diverse middelen om over land, over zee en in de lucht te reizen, alle volken nog dichter tot elkaar gebracht dan ooit tevoren. Nog nooit zijn de volken der aarde zo afhankelijk van elkaar geweest als thans.
7 Net als in één groot menselijk lichaam wordt elk andere deel van de menselijke maatschappij beïnvloed door wat er met één bepaald deel van de menselijke familie gebeurt. Met het oog op de vooruitgang in de wetenschap van de moderne oorlogvoering zou een volgende wereldoorlog, een oorlog waarin gebruik wordt gemaakt van kernwapens met intercontinentale ballistische projectielen, rampspoedige gevolgen voor alle zowel menselijke als dierlijke schepselen op onze aarde hebben.
8, 9. (a) Met welk gevaar wordt de gehele mensheid bedreigd, en wat is er van de zijde van alle natiën voor nodig om het ergste te voorkomen? (b) Welke waarschuwing voor de ondergang kwam er eind januari uit het verre Oosten, en wie werden daarin opgeroepen tot samenwerking?
8 De gehele mensheid wordt nu met het gevaar van uitroeiing bedreigd. Men erkent thans dat er één gemeenschappelijke menselijke krachtsinspanning over de gehele aardbol voor nodig is om zo’n wereldramp af te wenden. Louter eigenbelang van de zijde der mensen maakt dit gebiedend. Maar waar onder de zelfzuchtige mensen van tegenwoordig is het gevoel van een bittere noodzaak tot samenwerking om het ergste te voorkomen? Een oproep hiertoe komt uit het verre Oosten:
9 Onder de kop „Miki: Zonder samenwerking is de mensheid ten ondergang gedoemd”, bericht de in Singapore (Azië) verschijnende Times van 26 januari 1975: „TOKIO, zat. — Eerste minister Takeo Miki waarschuwde gisteren dat de wereld ten ondergang gedoemd is indien individuele nationale belangen ’bekrompen en kortzichtig’ worden behartigd. De heer Miki zei in een rede ter omlijning van de partijpolitiek die hij uitsprak in de Diet (parlement): ’De wereld wordt steeds kleiner en de gehele mensheid deelt hetzelfde lot aan boord van hetzelfde schip.’ Hij beklemtoonde de noodzaak van internationale samenwerking en onderlinge afhankelijkheid tussen de natiën. . . . ’Tot onze spijt heeft de wereld echter nog niet het stadium bereikt waarin deze onderlinge afhankelijkheid ten volle wordt verwezenlijkt. Indien deze situatie blijft bestaan, is het duidelijk dat wij in de niet al te verre toekomst ten ondergang gedoemd zullen zijn. In deze eeuw kan geen enkele natie of afzonderlijke persoon nog langer zelfstandig met succes vooruitkomen. Het uiteindelijke doel van het diplomatieke streven van elk land is natuurlijk zijn nationale belangen te verzekeren. Aan deze uitspraak dient echter geen bekrompen en kortzichtige uitleg te worden gegeven.’”
WAT ER AAN INTERNATIONALE SAMENWERKING ONTBREEKT
10. Waardoor zou de verenigende kracht van de internationale samenwerking die werd aanbevolen, worden ondermijnd?
10 Dit was beslist een ernstige waarschuwing die de Japanse premier liet horen. Hij blijft er vast van overtuigd dat de mensheid nu moet kiezen tussen volledige internationale samenwerking en de ondergang! Naar zijn mening echter dient de nationale soevereiniteit van elke politieke staat niet te worden opgeofferd, ook al bestaat deze samenwerking. Bijgevolg dient het „uiteindelijke doel van het diplomatieke streven” te zijn, de nationale belangen van elk land te verzekeren. Op die manier zouden de nationale groepen overal aan hun nationale soevereiniteit vasthouden. Hierdoor zou er nationale trots met alle verdeeldheid brengende gevolgen van dien blijven bestaan. Hierdoor zou de ware innerlijke eenheid tussen nationale groepen dus worden tegengewerkt. Het zou een zwak punt zijn waardoor de kracht van internationale samenwerking zou worden ondermijnd. Het zou nooit „één regering” tot gevolg hebben! Laat staan „één wereld”!
11. Wat is het hoogst belangrijke dat aan zo’n internationale samenwerking zou ontbreken?
11 Is de samenwerking tussen soevereine politieke staten dus het enige wat ervoor nodig is om de mensenwereld voor de ondergang te behoeden? Klaarblijkelijk is er meer voor nodig, iets wat hoogst belangrijk is. De nu niet meer bestaande Volkenbond heeft niet in die behoefte voorzien. De thans functionerende Verenigde Naties voorzien er evenmin in. Politieke deskundigen van de wereld zouden kunnen vragen: Wat is er dan voor nodig, waaraan het die organisaties voor internationale samenwerking ontbreekt? Wij antwoorden: De onzelfzuchtige samenwerking met Degene die vele natiën beweren te aanbidden. Wie Diegene is, kunnen wij vaststellen op grond van het lied dat men vroeger in een Noordamerikaans land als een nationaal volkslied beschouwde. Het is getiteld „My Country, ’Tis of Thee” (U, mijn land, [bezing ik]), of eenvoudig „America”. Het laatste vers van dit lied, bij het spelen waarvan de toehoorders gingen staan, luidt vrij vertaald als volgt:
„God onzer vaderen,
Met lofzang naderen
Wij tot uw eer.
Schenk ons land door uw kracht,
Vrijheid in al haar pracht,
Bescherm ons door uw macht,
Groot’ God en Heer.”
12. (a) Hoe beweert een geallieerde natie eveneens dat God haar hemelse Soeverein is? (b) Hoe bewijst een natie die dit zingt, of God al dan niet haar Soeverein is?
12 Bovendien werd dit volkslied gezongen op de wijs van het Engelse nationale volkslied, getiteld „God Save Our Gracious King (Queen)” (God behoede onze goedertieren koning [koningin]). In overeenstemming met dat laatste vers van het lied „America” heeft het Hooggerechtshof van de natie beslist dat de Verenigde Staten een christelijke natie zijn. Ook in Engeland bestaat nog steeds een verbintenis tussen Kerk en Staat; de Anglicaanse Kerk is de gevestigde staatskerk. De God van de bijbel is de godheid waarop hier wordt gedoeld. Alle natiën van de christenheid belijden deze God van de Heilige Schrift te aanbidden. Door hem met de woorden „Groot’ God en Heer” te bezingen, erkennen de Amerikanen die met dat patriottische lied kunnen instemmen, op welluidende wijze God, „God onzer vaderen”, als de soeverein, die boven de president van de Verenigde Staten van Amerika staat. Maar zeggen de zangers van het volkslied soms meer dan zij menen? Laten zij hem werkelijk de Soeverein van hun natie, alsook van de rest van het universum zijn? De zangers bewijzen of Hij hun werkelijke Soeverein is door al dan niet onderdanig met hem samen te werken.
13. (a) Wie is, zoals blijkt uit de King James-vertaling van de bijbel, de Soeverein van het Universum? (b) Dus hoe alleen kan er „één wereld” onder „één regering” tot stand komen?
13 De vertaling van de bijbel in het Engels die in 1611 op gezag van koning Jacobus (James) I van Engeland ontstond en in de kerken van het land voorgelezen moest worden, wijst op de soevereiniteit van deze God. In Psalm 83:18 staat in die vertaling: „Opdat men weet dat gij, wiens naam alleen JEHOVAH is, de Allerhoogste over heel de aarde zijt.” Als een vervulling van het gebed dat in die Psalm is vervat, zullen alle mensen, alle menselijke bewoners der aarde, alsnog weten dat de God wiens naam Jehovah is, de hoogste Soeverein van allen en derhalve ook de Soeverein over onze aarde is. De meeste politieke natiën aanbidden thans niet Jehovah als hun God, zoals de natiën van de christenheid dit beweren. Maar hoewel de zogenoemde „christelijke” natiën belijden de God te aanbidden wiens naam volgens de bijbel Jehovah is, werken zij in feite niet met Hem samen. In werkelijkheid werkt dus niet één van de natiën die lid zijn van de organisatie der Verenigde Naties met de Allerhoogste God, Jehovah, samen. Alleen wanneer de gehele levende mensheid gehoorzaam met deze Universele Soeverein samenwerkt, kan er „één wereld” onder „één regering” tot stand komen.
VOOR WIENS SOEVEREINITEIT ZULLEN WIJ BESLISSEN?
14. Waarom moet een ieder van ons thans een persoonlijke beslissing nemen ten aanzien van de strijdvraag die met betrekking tot de gehele aarde moet worden beslecht?
14 Is dat hetgeen wij met heel ons hart wensen? Aangezien de politieke staten dat niet op Gods wijze wensen en aangezien zij weigeren met Hem samen te werken, wordt het aan een ieder van ons overgelaten een persoonlijke beslissing te nemen ten aanzien van de strijdvraag die binnenkort met betrekking tot de gehele aarde moet worden beslecht. Zal een ieder van ons gepast respect tonen voor Jehovah’s universele soevereiniteit en er in overeenstemming mee leven? Alleen door dit te doen, zullen wij het voorrecht ontvangen ons in „één wereld, één regering, onder Gods soevereiniteit”, te verheugen.
15. Wat verklaart waarom de projecten van de natiën ondanks internationale samenwerking hebben gefaald?
15 Wanneer wij allen samenwerken en als een verenigd lichaam handelen, kunnen wij gewoonlijk dingen gedaan krijgen. Wanneer wij met de Soevereine Heer, Jehovah God, samenwerken, kunnen wij er zeker van zijn succes te oogsten. Dit feit helpt ons te begrijpen waarom de natiën geen succes hebben geoogst in hun internationale projecten. Het is waar dat de natiën, met het oog op de wanhopige situatie waarin ze zich thans bevinden, de wereld onder één wereldregeling trachten te verenigen. Er is zelfs sprake van om de wereldsoevereiniteit aan de organisatie der Verenigde Naties over te dragen. Maar is de „ene wereld” der mensheid onder „één regering” die de natiën ter wille van wereldvrede tot stand zouden willen brengen, ook de „ene wereld” onder „één regering” die de Soevereine Heer, Jehovah God, in gedachten heeft? Is dat hetgeen Hij in zijn onfeilbare geschreven Woord, de bijbel, heeft voorzegd?
16, 17. (a) Hoe hebben natiën negentien eeuwen geleden in Jeruzalem samengewerkt in een slecht werk? (b) Hoe spraken degenen die een gebed opzonden waarin zij van deze boze samenwerking gewag maakten, God aan, en wat vroegen zij Hem te doen?
16 Wij weten dat menselijke schepselen en natiën zowel in een slecht werk als in een goed werk kunnen samenwerken. Het was nog geen volle tweeduizend jaar geleden dat natiën zich in een slecht werk aaneensloten. Zij werkten samen, maar niet in samenwerking met de Allerhoogste God des hemels. Dit werd op een zeer plechtige wijze in de stad Jeruzalem onder de aandacht gebracht, nadat enkele mannen wegens het prediken in de tempel van de stad waren gearresteerd, voor het Opperste Gerechtshof waren verhoord en onder bedreigingen waren vrijgelaten. Over de botsing van soevereiniteiten die daar op dat moment bij betrokken was, vertelt het historische verslag ons het volgende:
17 „Nadat zij waren vrijgelaten, gingen zij naar hun eigen mensen en berichtten wat de overpriesters en de oudere mannen allemaal tot hen hadden gezegd. Toen zij dit hoorden, verhieven zij eensgezind hun stem tot God en zeiden: ’Soevereine Heer, gij zijt Degene die de hemel en de aarde en de zee en alle dingen die daarin zijn, hebt gemaakt, en die door middel van heilige geest bij monde van onze voorvader David, uw knecht, hebt gezegd: „Waarom zijn natiën in tumult geraakt en hebben volken op ijdele dingen gezonnen? De koningen der aarde hebben zich opgesteld en de regeerders hebben zich als één blok aaneengesloten tegen Jehovah en tegen zijn gezalfde [Messías].” Zo ook waren in deze stad zowel Herodes als Pontius Pilatus, te zamen met mensen der natiën en met volken van Israël, in werkelijkheid vergaderd tegen uw heilige dienstknecht Jezus, die gij hebt gezalfd, om alles te doen wat uw hand en raad van tevoren had bepaald dat zou geschieden. Nu dan, Jehovah, schenk aandacht aan hun bedreigingen, en geef uw slaven dat zij met alle vrijmoedigheid uw woord blijven spreken.’” — Hand. 4:23-29.
18. Waarbij vroegen die biddende christenen God hen te willen helpen, en wat was het resultaat van de verhoring van hun gebed?
18 Die discipelen van Jezus, de Messías, namen een persoonlijke beslissing en schaarden zich aan de zijde van de universele soevereiniteit van de Schepper van hemel en aarde. Daarom vroegen zij Hem in gebed hen te willen helpen de beslissing en bedreigingen van het nationale Opperste Gerechtshof te negeren en gewoon door te gaan met de verboden prediking van Gods boodschap omtrent zijn gezalfde Dienstknecht, Jezus, de Messías. Zij ontmaskerden de politieke samenzwering van koning Herodes Antipas, die de nationale groep der Idumeeërs vertegenwoordigde, en stadhouder Pontius Pilatus, die het Romeinse Rijk en Tiberius Caesar vertegenwoordigde, en de niet tot het christendom bekeerde joden. Hun gebed werd verhoord, en deze ondersteuners van de soevereiniteit van de Heer Jehovah God zetten de prediking van het goede nieuws voort, zowel onder de joden als, later, onder de heidense natiën. Het resultaat was dat duizenden gelovigen zich aan de zijde van de Soevereine Heer Jehovah schaarden, om in zijn Messiaanse voornemen met hem samen te werken.
19. Welke vervulling van Davids worden uit Psalm 2 hebben wij, in tegenstelling tot de situatie negentien eeuwen geleden, bereikt, en waarom dienen wij er zorgvuldig op toe te zien welke beslissing wij nemen?
19 Thans hebben wij de climax bereikt in deze door God geleide loop der gebeurtenissen die tot „één wereld” onder „één regering” met God als de Universele Soeverein leidt. De profetische woorden van David die werden opgenomen in het gebed dat de discipelen van de Messías negentien eeuwen geleden in Jeruzalem opzonden, hadden slechts een eerste of miniatuurvervulling. Ze betrof destijds koning Herodes en stadhouder Pontius Pilatus en het joodse volk en de Romeinse soldaten die door hen werden gebruikt om Jezus, de Messías, aan een martelpaal te nagelen. In onze twintigste eeuw verschaffen de wereldgebeurtenissen sinds het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in het jaar 1914 het bewijs dat wij de laatste vervulling, de vervulling op grote schaal, van die woorden van David uit Psalm 2 hebben bereikt. De strijdvraag van de goddelijke soevereiniteit moet thans, meer dan op enig tijdstip in het verleden, beslecht worden. Onze persoonlijke beslissing ten aanzien van de strijdvraag zal uitermate belangrijk zijn wat de gevolgen voor een ieder van ons betreft.
20, 21. (a) Tot wie kunnen wij ons met succes wenden voor leiding bij het nemen van de juiste beslissing? (b) Tot wie wendde de psalmist zich volgens Psalm 73:24, 25, 28 voor raad?
20 Ten einde ons te helpen de beslissing te nemen die ertoe zal leiden dat wij ons zullen verheugen in „één wereld, één regering”, onder goddelijke soevereiniteit, hebben wij leiding nodig. Kunnen wij ons voor leiding in dit opzicht tot de wereldse natiën wenden? Neen, want zij zijn verbijsterd en zinken steeds dieper weg in het moeras van verslagenheid omdat ze geen uitweg weten uit hun toenemende moeilijkheden. Wij kunnen ons evenmin met succes tot de religieuze instellingen van de natiën wenden, want de religieuze raad die zij aan de politieke heersers hebben gegeven, heeft ertoe geleid dat de natiën in de huidige internationale impasse zijn geraakt. Voor de nodige up-to-date, realistische, praktische raad die ons op de juiste weg leidt, moeten wij ons tot het geschreven Woord wenden dat ons door Degene is verschaft die deze wereldbenauwdheid lang geleden heeft voorzegd. Dit was de verstandige handelwijze die door de geïnspireerde psalmist uit de oudheid werd gevolgd. Zich tot de goddelijke Auteur van dat profetische Woord richtend, zei de psalmist:
21 „Met uw raad zult gij mij leiden, en daarna zult gij mij zelfs tot heerlijkheid voeren. Wie heb ik in de hemel? En buiten u heb ik werkelijk geen ander behagen op aarde. Maar wat mij betreft, het naderen tot God is goed voor mij. In de Soevereine Heer, Jehovah, heb ik mijn toevlucht gesteld, om al uw werken bekend te maken.” — Ps. 73:24, 25, 28.
22. Waarvan kunnen wij, op grond van de woorden van de psalmist, dus zeker zijn?
22 Door thans de Soeverein van het gehele universum tot onze toevlucht te kiezen, kunnen ook wij er zeker van zijn dat hij ons met zijn raad zal leiden en ons daarna tot onverwelkelijke heerlijkheid zal voeren.
[Voetnoten]
a De Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, die op 4 juli 1776 door het Continentale Congres te Philadelphia (Pennsylvania) werd aangenomen, vermeldde in haar tweede paragraaf: „. . . Dat om deze rechten te waarborgen, er regeringen onder de mensen worden ingesteld, die hun rechtmatige macht ontlenen aan de toestemming van de geregeerden.”
b Zie de Encyclopedia Americana, Deel 25, blz. 317, uitgave van 1959.
c Sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog op 11 november 1918 zijn er nieuwe republieken en democratische regeringen opgericht; op het moment dat dit wordt geschreven, beloopt hun aantal meer dan 60.
[Inzet op blz. 613]
’Zonder internationale samenwerking en onderlinge afhankelijkheid tussen de natiën is de mensheid ten ondergang gedoemd’
[Inzet op blz. 614]
Voor één wereld onder één regering is meer nodig dan internationale samenwerking, namelijk de onzelfzuchtige samenwerking met de Soevereine Allerhoogste God.
[Illustratie op blz. 612]
De Verenigde Naties, als een organisatie voor wereldvrede en veiligheid, is er niet in geslaagd de mensheid onder één regering te verenigen