Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w77 15/7 blz. 432-434
  • ’Schijnen als lichtgevers in de wereld’

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • ’Schijnen als lichtgevers in de wereld’
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • „STERREN” IN CHRISTUS’ RECHTERHAND
  • ORDELIJKE REGELINGEN EN ONDERWIJZINGEN
  • Aangestelde ouderlingen om de kudde Gods te weiden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
  • De christelijke gemeente en hoe ze werkzaam is
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
  • ‘Ik ken je daden’
    Leven en dienen als christenen: werkboek voor vergaderingen 2019
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
w77 15/7 blz. 432-434

’Schijnen als lichtgevers in de wereld’

DE MENSENWERELD heeft dringend verlichting van God nodig. Oneerlijkheid, misdaad, geweld, onderdrukking en onrechtvaardigheid vieren hoogtij. Veel mensen zijn mismoedig en ontmoedigd. Het leven heeft weinig doel voor hen. Anderen trachten een uitweg te vinden door middel van alcoholische dranken, drugs, amusement, seksuele ervaringen van allerlei aard, ja, door middel van alles wat hen helpt de realiteit van het heden te vergeten. Weer anderen kunnen, door volkomen in hun werk, gezin en omgeving op te gaan, uit hun geest zetten hoe de dingen werkelijk zijn. Maar als er moeilijkheden in hun leven komen, zijn zij gedwongen nuchter te bezien hoe deze wereld er werkelijk uitziet.

Mensen hebben stellig leiding en verlichting nodig ten einde in staat te zijn nu het beste van het leven te maken en een zekere hoop voor de toekomst te hebben. Maar wie kan thans zulk een verlichting verschaffen? Vanzelfsprekend kunnen dit geen mensen zijn die zelf verstrikt zijn in de geest van deze wereld — haar zelfzucht, hebzucht, gebrek aan belangstelling voor anderen, ongebreideld verlangen naar seksueel genot of wetteloosheid. De enigen die in staat zijn de geest van anderen te verlichten, zijn ware christenen, die verlicht zijn door Gods Woord en de werking van zijn geest. Alle dienstknechten van de Allerhoogste dienen daarom te ’schijnen als lichtgevers in de wereld’. — Fil. 2:15.

Aangezien alle ware christenen als lichtgevers moeten dienen, worden gemeenten van Gods volk in het boek Openbaring passend afgebeeld als „lampestandaarden”. Bovendien worden lichamen van ouderlingen, die voorbeelden voor de rest van de gemeente dienen te zijn, met „sterren” vergeleken (Openb. 1:20). Beschrijvend wat hij zag, vertelt de apostel Johannes, de schrijver van het boek Openbaring, ons: „Ik [zag] zeven gouden lampestandaarden, en in het midden van de lampestandaarden iemand gelijk een zoon des mensen, . . . En in zijn rechterhand had hij zeven sterren.” — Openb. 1:12-16.

„STERREN” IN CHRISTUS’ RECHTERHAND

Willen de leden van een speciale gemeente als een lampestandaard in een duistere wereld dienst verrichten, dan moeten zij in overeenstemming handelen met wat door deze woorden wordt onthuld. Het hoofd van de gehele christelijke gemeente is Jezus Christus, want hij is Degene die zich „in het midden van de lampestandaarden” bevindt. Dienovereenkomstig dienen de leden van de gemeente, door vast te houden aan hun Hoofd en hem in woord en daad na te bootsen, als lichtgevers. En de ouderlingen blijven, door zich loyaal aan Christus als hoofd te onderwerpen, als „sterren” in zijn „rechterhand”, dat wil zeggen, in zijn gunst. Door in zijn hand te zijn, staan de lichamen van ouderlingen onder zijn toezicht, leiding en bestuur. Dit geeft aanleiding tot de vraag: Wat wil Jezus Christus nu precies dat ouderlingen doen om hun respectieve gemeenten te helpen als lampestandaarden dienst te verrichten?

Hier volgen drie fundamentele geboden die de Zoon van God aan zijn discipelen gaf: (1) „Waakt . . ., want gij weet niet wanneer de meester van het huis komt, laat op de dag of te middernacht of bij het hanengekraai of ’s morgens vroeg; zodat hij, wanneer hij plotseling komt, u niet slapende vindt. Wat ik tot u zeg, zeg ik echter tot allen: Waakt” (Mark. 13:35-37). (2) „Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt, net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt” (Joh. 13:34). (3) „Gaat . . . en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.” — Matth. 28:19, 20.

Dienen wij derhalve niet van ouderlingen te verwachten dat zij de gehele gemeente het voorbeeld geven door zich loyaal naar deze geboden te richten? Zij moeten geestelijk wakker blijven en zich in aangelegenheden van persoonlijk gedrag nauwgezet aan de verheven vereisten van Gods Woord houden. In hun verhouding tot leden van de gemeenten, dienen zij zelfopofferende liefde aan de dag te leggen en de belangen van anderen vóór de hunne te stellen. En hun woorden en daden dienen aan te tonen dat zij de belangrijkheid van het maken van discipelen beseffen. Ja, ouderlingen dienen het soort van ware broeders te willen zijn op wie de symbolische beschrijving van „sterren” van toepassing is. Dit vereist van hen dat zij een aanmoedigend voorbeeld zijn, niet alleen voor de zwakkere leden van de gemeente, maar voor allen. Dit is in overeenstemming met de geïnspireerde raad die de apostel Paulus aan Timótheüs, een medeouderling, gaf: „Word een voorbeeld voor de getrouwen in spreken, in gedrag, in liefde, in geloof, in eerbaarheid.” — 1 Tim. 4:12.

Hoe belangrijk een goed voorbeeld wel is, kan krachtig geïllustreerd worden in het geval van Nehemía. De tegenstand tegen de herbouw van de muren van Jeruzalem was hevig. Vertrouwend op Jehovah en het werk tot een constant onderwerp van gebed makend, leidde Nehemía niettemin moedig het werk en had ook persoonlijk een actief aandeel aan de daadwerkelijke bouwwerkzaamheden. Wat was het resultaat? Precies tweeënvijftig dagen na het begin van de werkzaamheden aan de herbouw, werd het werk op succesvolle wijze voltooid. — Neh. hoofdstuk 4, 6.

Zo hebben ook landvoogd Zerubbábel en hogepriester Jozua, toen zij door het woord van Jehovah bij monde van de profeten Haggaï en Zacharia tot actie waren aangedreven, ijverig de leiding genomen in de herbouw van de tempel van Jehovah. Door middel van zijn profeten, schonk de Allerhoogste hun zijn geest. Vervolgens ontving de gehele herstelde natie Israël door bemiddeling van de landvoogd en de hogepriester eveneens Jehovah’s geest. Hoe? Doordat Jozua en Zerubbábel tot het einde toe aan het werk bleven en de tempelwerkers door woord en voorbeeld aanmoedigden. — Zach. 4:2-14.

ORDELIJKE REGELINGEN EN ONDERWIJZINGEN

In verband met de herbouw van de tempel en de muren van Jeruzalem waren er goede organisatorische regelingen nodig om het werk te voltooien. Nehemía moest bijvoorbeeld het initiatief nemen om deze regelingen aan de omstandigheden aan te passen. Toen de herbouw goede vorderingen maakte, verhevigden Sanballat, Tobia en naburige volken hun tegenstand en spanden samen om tegen Jeruzalem te strijden. Nehemía maakte dit tot een aangelegenheid van gebed, moedigde het volk aan op Jehovah te vertrouwen, bewapende de arbeiders, zorgde ervoor dat anderen op wacht stonden en stippelde een alarmsysteem uit. Toen werd het werk voortgezet, waardoor de plannen van de vijand volkomen werden verijdeld. — Neh. 4:7-20.

Zo kunnen ouderlingen ook thans regelingen treffen die plaatselijk goed zullen dienen om het uiterst belangrijke werk dat bestaat in het maken van discipelen, ten uitvoer te brengen. Een uitstekende gelegenheid hiertoe biedt zich aan op de wekelijkse gemeenteboekstudie. Er kunnen voor de groep geschikte tijden worden vastgesteld om bijeen te komen ten einde deel te nemen aan de verbreiding van de bijbelse waarheid. Aangezien de groep klein is, kan de ouderling die de studie leidt, persoonlijke aandacht schenken. Hij wil zich er misschien op concentreren een tijdlang met bepaalde personen te werken totdat zij er geen moeite meer mee hebben de bijbelse boodschap van huis tot huis bekend te maken. Hij kan ook regelingen treffen om ervaren verkondigers van het „goede nieuws” te laten werken met jongeren of anderen die van hun kennis en ervaring voordeel zouden kunnen trekken.

Fundamenteel voor het tot stand brengen van het werk is iedereen toe te rusten met schriftuurlijke kennis die met anderen gedeeld kan worden. In de loop van de studie zou de studieleider periodiek commentaren kunnen uitlokken met betrekking tot de wijze waarop een speciaal punt dat wordt beschouwd, gebruikt zou kunnen worden als men de bijbelse waarheid met ongelovigen deelt. Hij zou kunnen vragen wanneer deze kennis in iemands dagelijkse contacten gebruikt zou kunnen worden om iemand geestelijk te helpen en hoe dit gedaan zou kunnen worden. Als hij met de groep een overzicht houdt van de stof die bestudeerd is, zou hij kunnen vragen of iemand zou willen demonstreren hoe een schriftuurlijke gedachte welke die dag is besproken, gebruikt zou kunnen worden als men mensen thuis opzoekt.

Het is ook nuttig de groep van tevoren voor te bereiden op de mensen die zij zullen bezoeken. De apostel Paulus zei met betrekking tot zichzelf: „Voor de joden [ben ik] geworden als een jood, om joden te winnen . . . Ik ben alle dingen voor alle soorten van mensen geworden, om er toch maar enkelen te redden” (1 Kor. 9:20-22). Wat één persoon of deel van een gemeenschap aanspreekt, behoeft iemand anders of een ander deel van de gemeenschap nog niet aan te spreken. Als wij dus iets omtrent de mensen die wij met de bijbelse boodschap trachten te bereiken, weten, kunnen wij van tevoren nadenken over wat wij tot hen zouden kunnen zeggen. Het kan raadzaam zijn in de boekstudiegroep gedachten uit te wisselen over wat verschillenden doeltreffend hebben gevonden, en waarom.

Een ander aspect dat nu en dan met veel nut besproken zou kunnen worden, is hoe onze houding ten opzichte van andere mensen dient te zijn. Alle mensen zijn gekocht met het kostbare bloed van Gods Zoon en moeten er daarom van op de hoogte gesteld worden hoe zij daar persoonlijk verder voordeel van kunnen trekken. Ongeacht hoe hun houding jegens de verkondigers van het „goede nieuws” ook mag zijn, Jehovah God wenst dat zij tot berouw geraken (2 Petr. 3:9). Hoe voortreffelijk zou het zijn van tijd tot tijd na te gaan of onze openbare prediking erkenning van dit feit weerspiegelt! Zouden wij bijvoorbeeld bereid zijn ons leven te geven als dat tot resultaat zou kunnen hebben dat personen in onze gemeenschap geholpen worden tot een nauwkeurige kennis van Gods woord te komen? De apostel Paulus was hiertoe bereid. In zijn brief aan de Romeinen schreef hij: „Ik zeg de waarheid in Christus; ik lieg niet, want mijn geweten legt met mij getuigenis af in heilige geest, dat ik grote droefheid en een onophoudelijk harteleed heb. Want ik zou wensen zelf vervloekt en van Christus gescheiden te zijn ten behoeve van mijn broeders, mijn bloedverwanten naar het vlees.” — Rom. 9:1-3.

Door zulke uitspraken te bespreken, kunnen wij geholpen worden onze eigen houding jegens anderen te onderzoeken en na te gaan of wij werkelijk schriftuurlijk denken. Als wij werkelijk om andere mensen geven, zal zich dit openbaren in de sympathieke wijze waarop wij hen benaderen. Als gevolg daarvan zal het voor rechtgeaarde mensen gemakkelijker zijn gunstig op het „goede nieuws” te reageren.

Behalve een voortreffelijk voorbeeld te stellen en een goed gebruik te maken van gelegenheden om degenen in zijn groep te onderwijzen, kan een ouderling medegelovigen ook aanmoedigen. In de tijd van de profeten Haggaï en Zacharia zouden de joden er niet in eigen kracht in zijn geslaagd de herbouw van de tempel te voltooien. Er stonden bergen van moeilijkheden in de weg. Het moet daarom wel zeer opbouwend voor hen zijn geweest deze woorden te horen: „Weest sterk, gij allen, volk van het land.” „Ik [Jehovah] ben met ulieden.” „Weest niet bevreesd” (Hag. 2:4, 5). Zo is het ook zeer versterkend voor anderen wanneer een ouderling, gebaseerd op werkelijke ervaringen, de overtuiging uitspreekt dat Jehovah zijn volk ondersteunt, en zelf in overeenstemming met die overtuiging handelt. Ook kan zijn vreugde in het dienen van Jehovah zeer stimulerend en aanmoedigend zijn.

De werkelijke kracht die ware christenen in staat stelt als lichtgevers in een vijandige wereld te schijnen, is echter niet gelegen in sterke persoonlijkheden noch organisatorische doeltreffendheid, maar in Gods geest. Het was deze zelfde kracht die het landvoogd Zerubbábel en de joodse arbeiders mogelijk maakte het werk aan de herbouw van de tempel ondanks tegenstand van omringende volken te voltooien. Door bemiddeling van zijn profeet Zacharia, verklaarde Jehovah dat het „niet door een krijgsmacht, noch door kracht, maar door [zijn] geest” kwam. — Zach. 4:6.

Goed onderwijs van de zijde van ouderlingen, gepaard aan aanmoediging en een voortreffelijk voorbeeld, zijn volstrekt noodzakelijk wil Gods geest de leden van de gemeente bezielen. Hoe dat zo? Omdat Gods geest afzonderlijke christenen thans geen bovennatuurlijke kennis meer verleent. Hij werkt als een kracht die in herinnering brengt en als een onderwijzer. In de eerstgenoemde hoedanigheid brengt de geest een christen weer te binnen wat hij uit de Schrift heeft geleerd, en als een onderwijzer stelt hij hem in staat te onderscheiden hoe de inlichtingen die in de herinnering teruggebracht worden, gebruikt of toegepast dienen te worden (Joh. 14:26). Bijgevolg kan een christen in de mate waarin hij weet wat er in de bijbel staat, met de hulp van Gods geest de waarheid aan anderen bekend maken en hen helpen overeenkomstig de waarheid te leven. En als de ouderlingen weinig in aantal zijn, kunnen zij een beroep doen op dienaren in de bediening en andere rijpe christenen om een aandeel te hebben aan het opbouwen van de gemeente met schriftuurlijke kennis.

Op alle vergaderingen van de gemeente behoort onderricht gegeven te worden dat ertoe bestemd is allen erbij te helpen zowel in woord als daad ’als lichtgevers te schijnen’. Er moet daarom zorgvuldig aandacht worden geschonken aan voorbereiding, zodat de vergaderingen werkelijk leerzaam zullen zijn en de aandacht van de aanwezigen zullen vasthouden. Ouderlingen kunnen ook onderwijzen als zij leden van de gemeente bij hen thuis bezoeken, als zij vóór en na vergaderingen met hen spreken en als zij met hen deelnemen aan de openbare bekendmaking van het „goede nieuws”.

Wil een gemeente in een bepaalde gemeenschap dus als een „lampestandaard” dienen, dan moeten de leden ervan de Schrift kennen en begrijpen, zodat Gods geest van het grootste nut kan zijn als een in herinnering brengende kracht en als een onderwijzer. Aangezien Gods geest heilig is, is hij vanzelfsprekend alleen werkzaam ten aanzien van degenen die een reine positie voor het aangezicht van de Allerhoogste bewaren, ten aanzien van personen die geestelijk wakker blijven en een oprechte liefde voor de mensheid — vooral voor medegelovigen — bezitten. Doet u uw deel om de „lampestandaard” in uw gemeenschap helder te laten schijnen, tot lof van Jehovah God en in loyale gehoorzaamheid aan Jezus Christus, het hoofd van de christelijke gemeente?

    Nederlandse publicaties (1950-2022)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2022 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen