Veracht de onbemiddelde niet
HOE zou u reageren als een vriend, een gemiddelde werknemer, van vakantie terugkwam achter het stuur van een luxe auto van ƒ 50.000? De automobielclub van West-Duitsland wilde weten hoe mensen op zo’n plotseling opzichtig vertoon door iemand die zich in werkelijkheid geen bijzonder dure wagen kan veroorloven, zouden reageren. Daarom gaven zij drie weken lang een dergelijk type auto in gebruik aan een computerprogrammeur met een gemiddeld inkomen, die in een stationcar had gereden. Hij woonde in een eenvoudige middenstandsbuurt in München en gaf buren, kennissen en collega’s aanvankelijk geen verklaring.
Enkelen van zijn kennissen werden boos, anderen achterdochtig. Maar er waren ook andere reacties. Een drukbezocht hotel, dat volgens telefonische inlichtingen ’volgeboekt’ was, had bijvoorbeeld vreemd genoeg wel een kamer voor deze mensen toen zij in de dure wagen voorreden. Ook een portier die vroeger te verstaan had gegeven dat zij met hun kleine auto van een laad- en losplaats buiten een luxe hotel moesten verdwijnen, opperde nu totaal geen bezwaar toen zij hun dure, opzichtige auto daar parkeerden.
Ja, de mensen reageerden tijdens dit experiment op verschillende manieren. Het lijdt echter geen twijfel dat sommigen door schijnbare welstand beïnvloed werden. Zij stonden klaar om mensen die naar zij meenden rijk waren, met speciale consideratie te bejegenen.
IEMANDS WAARDE BEOORDELEN
Maar ga uw eigen houding alstublieft eens na. Hoe beoordeelt u iemands waarde? Bent u van mening dat u iemands waarde kunt bepalen naar wat hij bezit? Plaats uzelf, alvorens te antwoorden, eens in de volgende positie: Veronderstel dat u tot het bevoorrechte geslacht behoorde dat gedurende de eerste eeuw van onze Gewone Tijdrekening in de Romeinse provincie Judéa woonde. Zij hadden de gelegenheid de Messías te identificeren, die door Jehovah God was gezonden om de mensheid los te kopen (Joh. 3:16). Die Judeeërs hadden de Messías in hun midden en hun hoop om eeuwig leven te verkrijgen, hing af van het feit of zij in staat waren de superieure hoedanigheden waar te nemen die hem duidelijk van alle andere mensen onderscheidden.
Waarschijnlijk dachten de meeste joden dat de Messías alleen maar iemand kon zijn die grote rijkdom en macht bezat. Hoe verachtten zij Jezus, die „nul” uit Nazareth! Zij kenden hem enkel als de zoon van de nederige timmerman Jozef, die als een gewone werkman moest ploeteren om zijn gezin te onderhouden (Matth. 13:55). Toch was Jezus bij zijn doop op dertigjarige leeftijd met Gods heilige geest gezalfd (Matth. 3:13-17). En degenen die Jezus als de Messías, Gods gezalfde, aanvaardden, moesten geloof stellen in een onbemiddeld man. In plaats van geld, land en huizen te bezitten, had hij zelfs „geen plaats om het hoofd neer te leggen”. — Luk. 9:58.
Ondanks overweldigende bewijzen, zelfs wonderen, die bewezen dat Jezus de Messías was, vonden de meesten van zijn tijdgenoten niets goeds in hem en veroordeelden zij hem tot een schandelijke dood met gewone misdadigers (Joh. 12:37). Dat was een definitieve uiting van minachting voor een man die zij beschouwden als iemand die niets van waarde tot nut van anderen bezat. Als u daar was geweest, zou u dan, net als de meerderheid, Jezus beschimpt hebben? Of zou u zijn waarde hebben onderkend en tot zijn discipelen zijn gaan behoren?
Het is duidelijk dat het niet verstandig is iemands waarde naar zijn bezittingen af te meten. Dat iemand welgesteld is, betekent nog niet automatisch dat hij vakkundigheid, een gezond oordeel of de bekwaamheid om de leiding te nemen, heeft verworven. Veel rijke mensen hebben hun rijkdom eenvoudig geërfd. Rijkdom zegt derhalve niets over hun bekwaamheden of ervaring. En hoe vaak hebt u niet van onethische of oneerlijke zakenpraktijken gehoord die bepaalde rijke personen hebben aangewend om hun rijkdom te vermeerderen? Ja, hoe dikwijls blijft het schaamteloos overtreden van de wet niet ongestraft wanneer geld wordt gebruikt om de weegschaal van het recht naar één kant te doen overhellen! Te veronderstellen dat iemand die rijk is, gerespecteerd en geëerd moet worden alleen maar omdat hij rijk is, leidt dus tot een verwrongen, onrealistische zienswijze van anderen.
Het tegenovergestelde is ook waar. Als iemand geen rijkdom bezit, wil dit niet zeggen dat hij een mislukkeling is. Het kan zijn dat hij er de voorkeur aan geeft bescheiden te leven. Hij verkiest het misschien de zorgen en frustraties te vermijden die met het najagen van stoffelijke dingen gepaard gaan. Het kan ook zijn dat hij een slechte gezondheid heeft waardoor zijn vermogen om geld te verdienen, beperkt is. Misschien wordt hij vanwege zijn ras of nationaliteit ten onrechte gediscrimineerd. Zijn bescheiden zakeninkomsten zouden kunnen weerspiegelen dat hij niet bereid is sluwe of twijfelachtige praktijken aan te wenden om het hoofd te bieden aan de concurrentie. Hij slaat het welzijn van zijn gezin wellicht hoog aan en wil liever tijd met hen doorbrengen dan meer geld te verdienen om het aan hen te besteden. Als iemand niet rijk is, bewijst dit dus nog niet dat hij geen bekwaamheden bezit.
Waarom zijn de meeste mensen dan geneigd de rijken met speciale consideratie en egards te bejegenen, zoals sommigen gedurende het eerder genoemde auto-experiment deden? Welnu, omdat mensen zondaars zijn, neigen zij tot zelfzucht. Een bijbelspreuk zegt: „Zelfs voor zijn naaste is iemand die over weinig middelen beschikt, een voorwerp van haat, maar vele zijn de vrienden van de rijke” (Spr. 14:20). De rijke is in staat giften en gunsten te schenken. Er zijn dus altijd personen die zijn gezelschap zullen zoeken en hem met vleiende woorden zullen aanspreken, ook al zijn ze onoprecht. Wat gebeurt er echter als zijn rijkdom plotseling verdwijnt? Dan verdwijnen ook de meesten van zijn „vrienden”. Wie zoekt nog zijn vriendschap als hij geen geld meer heeft? Als wij daarom bemerken dat wij geneigd zijn degenen ter wille te zijn die over veel materiële middelen beschikken, denk dan aan de eeuwenoude neiging de rijken wegens zelfzuchtig voordeel te vleien. Het gebruik van „vleiende woorden”, of ’een vals voorkomen waarachter zich hebzucht verschuilt’, kan niet in overeenstemming worden gebracht met godvruchtigheid. — 1 Thess. 2:5.
WAT IS GODS ZIENSWIJZE?
Maakt rijkdom verschil uit in de ogen van Jehovah God? Kunnen wij hem iets van waarde aanbieden dat hij niet alreeds bezit? Volstrekt niet! Aangezien hij „de wereld heeft gemaakt en alles wat daarin is”, maakt hij dus terecht aanspraak op het eigendomsrecht op alle rijkdom die er bestaat (Ps. 50:7-12; Hand. 17:24). Elke poging om Gods gunst te kopen zonder van harte gemeende, godvruchtige werken te verrichten, is niets anders dan omkoperij. Maar bij Jehovah, onze God, is geen onrechtvaardigheid, noch partijdigheid, noch aanneming van steekpenningen” (2 Kron. 19:7). Rijkdom schenkt in Gods oordeel geen voordeel.
Terzelfder tijd vormt armoede geen beletsel. De armen behoeven niet bang te zijn dat hun geringe status hen niet in aanmerking doet komen voor Gods goede wil. Psalm 69:33 geeft de verzekering dat „Jehovah luistert naar de armen”. Er is in Gods ogen niets wat de rijke gunstig onderscheidt van de arme. „De rijke en de onbemiddelde hebben elkaar ontmoet. De Maker van hen allen is Jehovah” (Spr. 22:2). Jehovah onderzoekt bij de oordeelsvoltrekking geen portefeuilles. Hij „doorvorst het hart . . . om aan een ieder te geven naar zijn wegen”. — Jer. 17:10.
Jezus Christus beziet de dingen precies zoals zijn Vader. Christus nodigde allen uit tot hem te komen om geestelijk verkwikt te worden, of zij nu rijk of arm, jong of oud, slaven of vrijen waren (Matth. 11:28). Zowel rijken als armen trokken voordeel van zijn onderwijs en wonderen. De rijksten ontvingen niet meer dan de armsten. Allen kregen de gelegenheid het goede nieuws te horen en er gehoor aan te geven, en Jezus leerde hen hun naasten lief te hebben als zichzelf. — Matth. 22:39.
Aangezien de meeste rijken Jezus negeerden, trokken de armen en nederigen het meeste voordeel van zijn tijd en aandacht. Hij veroordeelde de huichelachtige schriftgeleerden en Farizeeën omdat zij hebzuchtig het beste voor zichzelf eisten (Matth. 23:2-7). Hij duldde ook geen enkele poging van een van zijn discipelen om meer aanzien te verkrijgen dan de anderen.
ELKAAR EER BETONEN
Willen wij een gunstig oordeel van Jehovah God ontvangen, dan moeten wij billijk en onpartijdig jegens anderen handelen. „Hij die de onbemiddelde bespot, heeft zijn Maker gesmaad”, terwijl „wie de arme gunst betoont [Hem] verheerlijkt” (Spr. 17:5; 14:31). Jehovah beloont degenen die consideratie tonen jegens anderen die gebrek hebben, en „hij die aan de onbemiddelde geeft, zal geen gebrek hebben” (Spr. 28:27). Onze aanbidding kan maar weinig betekenis hebben als wij „partijdig onderscheid” maken waardoor anderen worden neergehaald. — Jak. 3:17.
Dientengevolge delen christenen vreugdevol het goede nieuws van Gods koninkrijk met allen die luisteren. Zij zijn net zo bereid nederige huizen in de armste buurt te bezoeken als naar de imposante woningen van de welgestelden te gaan. Ieder mens wordt als een van de velen beschouwd voor wie Jezus zijn leven heeft gegeven (Matth. 20:28). Allen die de hoedanigheden als van een schaap vertonen, hebben recht op alle geestelijke voorzieningen die door de christelijke gemeente zijn getroffen.
Binnen de gemeente is voor daden van begunstiging geen plaats. In de eerste eeuw G.T. werden degenen die er begunstigingen op na hielden grondig veroordeeld als personen die iets zondigs beoefenden (Jak. 2:1-9). Zowel de nederige als de rijke dient zonder partijdigheid geestelijke aandacht en verzorging te ontvangen. — Lev. 19:15.
De onbemiddelden vormen een integrerend deel van de gemeente. Daarom dient hun niet het gevoel gegeven te worden dat zij ’er niet bij horen’, omdat er onder bepaalde personen een kliekjesgeest zou bestaan. Tot degenen die volgens Jezus’ raad als een bewijs van echte gastvrijheid op een feest uitgenodigd moesten worden, behoorden ook „armen” (Luk. 14:12-14). En indien enkele christenen zich materiële dingen hebben aangeschaft die bepaalde medegelovigen zich niet kunnen veroorloven, zullen deze overvloedig bedeelden natuurlijk niet ’opzichtig geuren met hun middelen voor levensonderhoud’. — 1 Joh. 2:16.
Hoe beoordeelt u dus iemands waarde? Kijk nauwkeurig naar wat hij is en niet naar wat hij heeft. Meet hem af naar zijn succes in het aankweken van christelijke hoedanigheden. Is hij iemand die Jehovah vreest? (Ps. 111:10) Heeft hij een groot geloof? (Hebr. 10:38, 39) Is hij gastvrij? (Rom. 12:13) Is hij vriendelijk en toont hij zich bereid anderen te vergeven? (Ef. 4:32) Staat hij bekend om een waarheidsgetrouwe en gezonde spraak? (Ef. 4:29; Tit. 2:6-9) Spreidt hij de liefde ten toon waaraan Christus’ discipelen herkenbaar zouden zijn? (Joh. 13:35) Dan is dit beslist de soort van persoon die u tot vriend zult willen hebben!