Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w78 15/5 blz. 24-27
  • Jozua getuigt van Jehovah’s getrouwheid

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jozua getuigt van Jehovah’s getrouwheid
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • AUTHENTICITEIT EN SCHRIJVERSCHAP
  • GEBEURTENISSEN DIE AAN JERICHO’S VAL VOORAFGINGEN
  • DE VEROVERING VAN KANAÄN
  • DE VERDELING VAN HET LAND
  • JOZUA’S AFSCHEIDSTOESPRAKEN
  • Bijbelboek nummer 6 — Jozua
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Laat Jozua u helpen — Dien Jehovah moedig!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1984
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
w78 15/5 blz. 24-27

Jozua getuigt van Jehovah’s getrouwheid

DE BETROUWBAARHEID van de getrouwe, universele Soeverein Jehovah God vormt een scherpe tegenstelling met de wijze waarop menselijke heersers in gebreke blijven hun beloften na te komen. Hij is een God die altijd zijn beloften houdt en zijn deel vervult van welk verbond maar ook dat hij met zijn schepselen sluit. De profeet Mozes noemde hem dan ook terecht „een God van getrouwheid”. — Deut. 32:4.

Jozua, het zesde boek van de bijbel, vormt in werkelijkheid een verslag van de wijze waarop Jehovah God getrouw de beloften vervulde die hij aan de natie Israël en hun voorvaders had gedaan. Steeds weer opnieuw gaf hij hun de belofte hun het land Kanaän te zullen geven.* Dit land kwam zelfs als het Beloofde Land bekend te staan. Bovendien gaf Jehovah Jozua de verzekering dat hij bij alles wat hij deed succes zou hebben, mits hij aan Gods wet zou vasthouden. Jozua was inderdaad gehoorzaam, en in overeenstemming met zijn belofte zorgde Jehovah ervoor dat hij succesvol was. — Joz. 1:8.

AUTHENTICITEIT EN SCHRIJVERSCHAP

Evenals in het geval van veel andere boeken van de Hebreeuwse Geschriften is het boek Jozua tot nu toe het voorwerp van aanvallen geweest. Sommigen noemen het „een romantisch verhaal”, anderen beweren dat het „absoluut onhistorisch” is. Hun aanvallen missen echter elke deugdelijke grond. Hoe zou dit boek een bedrieglijk geschrift kunnen zijn wanneer de Schepper, Jehovah God, erin wordt geëerd als Degene die zijn beloften nakomt? Hoe kan zo iets worden beweerd wanneer in het boek zulke oprechte aansporingen tot getrouwheid voorkomen en de gebreken van Gods volk er zo openhartig in worden vermeld? Het boek vertoont bovendien alle kenmerken van een eigentijds verslag. Dit blijkt wel uit de vele details die zowel met betrekking tot de tijd als de geografische ligging van de verhaalde gebeurtenissen worden verschaft.

Ook de vele verwijzingen die latere bijbelschrijvers naar de in het boek Jozua vermelde gebeurtenissen doen, getuigen krachtig van de authenticiteit van dit bijbelboek. De psalmisten maken herhaaldelijk van deze gebeurtenissen gewag, en dit kan ook gezegd worden van de bestuurder Nehemía, de profeet Jesaja, de eerste christelijke martelaar Stéfanus, de apostel Paulus en de discipel Jakobus.* Deze geïnspireerde schrijvers zouden dit beslist niet gedaan hebben als er enige twijfel bestond met betrekking tot de echtheid van de in het boek vermelde gebeurtenissen. Bovendien treffen wij in 1 Koningen 16:34 de vervulling aan van de vloek die Jozua uitsprak over degene die Jericho zou herbouwen. — Joz. 6:26.

Dat niemand anders dan Jozua het boek heeft geschreven, is een bijzonder redelijke conclusie. Aangezien hij Mozes als leider van Israël opvolgde, zou hij er logischerwijs mee voortgaan het verslag over de geschiedenis van zijn volk, dat door Mozes was begonnen, voort te zetten. Joodse geleerden in het verleden alsook de vroege christenen waren hier vast van overtuigd. Bovendien komt de uitdrukking ’tot op deze dag’ wel twaalf maal in het verslag voor, waardoor te kennen wordt gegeven dat de schrijver ten tijde van de door hem opgetekende gebeurtenissen leefde. Vervolgens hebben wij ook het rechtstreekse getuigenis in het boek zelf: „Jozua [schreef] deze woorden in het boek van Gods wet en nam een grote steen en richtte die daar op onder de zware boom die bij het heiligdom van Jehovah is.” — Joz. 24:26.

Het boek Jozua schijnt in vier belangrijke gedeelten onderverdeeld te kunnen worden: De hoofdstukken 1 tot 5 handelen over gebeurtenissen vanaf Mozes’ dood tot het begin van de verovering van het land; de hoofdstukken 6 tot 12 behandelen de verovering van Kanaän; de hoofdstukken 13 tot 22 handelen over de verdeling van het land, en de hoofdstukken 23 en 24 bevatten Jozua’s afscheidsboodschappen, hetgeen ons doet denken aan Mozes’ afscheidstoespraken tot Israël.

GEBEURTENISSEN DIE AAN JERICHO’S VAL VOORAFGINGEN

Dit boek door Mozes’ opvolger begint met de verzekering dat Jehovah met Jozua zou zijn evenals Hij met Mozes was geweest — indien hij Gods Woord getrouw dag en nacht zou onderzoeken en er in overeenstemming mee zou handelen (Joz. 1:1-9). Na deze aanmoediging ontvangen te hebben gaf Jozua zijn volk opdracht zich gereed te maken om de Jordaan over te steken. Eerst zond hij echter twee mannen uit om het land, en vooral Jericho, te verspieden. Dezen gingen het huis binnen dat heel goed een herberg geweest kan zijn die door de hoer Rachab werd beheerd. De vrouw vertelde hun hoe geheel Jericho bevreesd geworden was voor de Israëlieten en over haar geloof in Jehovah God. Omdat zij de twee verspieders verborg voor de mannen die door de koning waren uitgezonden om hen te arresteren, ontving zij de belofte dat wanneer de Israëlieten Jericho zouden innemen zij en het hele huisgezin van haar vader gespaard zouden worden. — Joz. 1:10–2:24.

Nadat de verspieders bericht aan Jozua hadden uitgebracht, stonden Jozua en geheel het volk vroeg op om de Jordaan over te trekken. Vooraan gingen de priesters, die de ark van het verbond droegen. Toen zij voorwaarts gingen en werkelijk in de wateren stapten van de Jordaan, die in het vloedstadium verkeerde, handelde Jehovah in overeenstemming met zijn belofte door de wateren te scheiden, waardoor de Israëlieten de Jordaan over de droge bedding konden oversteken. Ten einde dit wonder te gedenken, liet Jozua stenen uit het midden van de Jordaan als een pilaar oprichten op de plaats waar zij die dag hun tenten opsloegen. Vervolgens gaf Jozua bevel dat alle mannen besneden moesten worden, waarna het Pascha werd gevierd. Nu begonnen zij van de opbrengst van het land te eten en hield Jehovah ermee op manna voor hen te verschaffen. Jozua ontving opnieuw een verzekering van Gods hulp doordat een engel, de „vorst van het leger van Jehovah”, aan hem verscheen. — Joz. 3:1–5:15.

DE VEROVERING VAN KANAÄN

In gehoorzaamheid aan de goddelijke instructies trokken de Israëlieten zes dagen achtereen eenmaal per dag om Jericho heen. Op de zevende dag trokken zij er zevenmaal omheen. De optocht bestond uit een goed uitgerust leger, en ook uit de priesters, die de ark van het verbond vergezelden en op ramshorens bliezen. Toen de priesters op die laatste dag om Jericho heen trokken, bliezen zij op hun horens, waarna het volk schreeuwde en de muren van Jericho overeenkomstig Jehovah’s woord instortten. De Israëlitische soldaten trokken onmiddellijk de stad binnen en doodden alle inwoners alsook de levende have en verbrandden de stad met vuur. Alleen Rachab en de familieleden in haar huis werden gespaard. — Joz. 6:1-27.

Jozua en zijn volk trokken vervolgens tegen Ai op. Tot hun grote consternatie werden zij hier echter verslagen. Jozua boog zich voor Jehovah neer en vroeg naar de betekenis van deze ommekeer. Hij maakte zich er vooral bezorgd over wat er met Jehovah’s naam zou gebeuren als zijn volk verdelgd zou worden. Jehovah antwoordde door hem te vertellen dat er in verband met de vernietiging van Jericho ontrouw was bedreven. Door middel van loten spoorde Jozua de schuldige op: Achan van de stam Juda, die in strijd met Jehovah’s uitdrukkelijke bevelen buit had genomen. Nadat Achan en zijn gezin en al zijn bezittingen waren vernietigd, waren de Israëlieten opnieuw succesvol en namen zij zowel Ai als de stad Bethel in. Gehoorzaam aan Mozes’ bevel gingen zes stammen van de Israëlieten vervolgens voor de berg Gerizim staan, terwijl de zes andere stammen zich voor de berg Ebal opstelden, waarna Jozua hun de zegen en de vervloeking bekendmaakte. — Deut. 11:29; Joz. 7:1–8:35.

Vervolgens lezen wij hoe de mannen van Gibeon Israël om vrede verzoeken. De omringende natiën ondernamen om deze reden een aanval op de Gibeonieten, die vervolgens Jozua’s hulp inriepen. Jozua was wel gedwongen op te trekken ten einde hen te redden. Gedurende deze strijd vroeg Jozua of de zon en de maan mochten stilstaan. Ze hebben dit ongeveer een hele dag gedaan, waardoor Israël in staat werd gesteld de gecombineerde strijdkrachten die de Gibeonieten hadden bedreigd, volledig te verslaan. En opnieuw bewees Jehovah een getrouwe God te zijn. Niet alleen verhoorde hij Jozua’s verzoek, maar Hij liet ook grote hagelstenen vallen, waardoor er meer vijanden stierven dan er door de Israëlitische strijders werden gedood. — Joz. 9:1–10:15.

Daarna versloegen Jozua en zijn leger de Kanaänieten in het zuiden en het westen en vervolgens in het noorden. Herhaaldelijk behaalde Israël de overwinning op gecombineerde vijandelijke strijdkrachten. Allen bij elkaar geteld werden er 31 koningen verslagen. — Joz. 10:16–12:24.

DE VERDELING VAN HET LAND

Bij het optekenen van de verdeling van het land begon Jozua logischerwijs met te herhalen dat de stammen Ruben en Gad en de halve stam Manasse hun erfdeel ten oosten van de Jordaan hadden ontvangen (op hun eigen verzoek, aangezien het ideale weidegrond was en zij grote kudden hadden). Het gehele land ten westen van de Jordaan werd door het lot verdeeld, te beginnen met de stam Juda. Er werd in zes toevluchtssteden voorzien, toevluchtsoorden voor onopzettelijke doodslagers. Deze toevluchtssteden behoorden tot de 48 steden die waren toegewezen aan de stam Levi, die geen apart erfdeel in het land had. — Joz. 13:1–21:42.

Aan het eind van het verslag over de verdeling van het land beklemtoonde Jozua: „Jehovah [gaf] aan Israël het gehele land dat hij onder ede aan hun voorvaders beloofd had . . . Geen belofte bleef onvervuld van heel de goede belofte die Jehovah het huis van Israël had gedaan; alles kwam uit.” — Joz. 21:43-45.

Hierna keerden de strijders van de twee en een halve stam wier gebied ten oosten van de Jordaan lag maar die hun mede-Israëlieten hadden geholpen het land in bezit te nemen, naar hun eigen erfdeel terug. Dat zij een altaar als een monument bouwden, werd ten onrechte als een daad van afval beschouwd en veroorzaakte tijdelijk een crisis. Maar toen werd uitgelegd dat het altaar slechts als een getuigenis voor het aangezicht van Jehovah diende en niet voor het brengen van slachtoffers was bestemd, stelde dit alle andere Israëlieten gerust. — Joz. 22:1-34.

JOZUA’S AFSCHEIDSTOESPRAKEN

Aangezien Jozua voelde dat hij niet veel langer te leven had, liet hij alle oudere mannen, hoofden, rechters en beambten van Israël bij zich komen. Hij herinnerde hen aan wat Jehovah voor hen had gedaan, precies zoals Hij had beloofd, en gaf toen de aansporing: „Gij moet zeer moedig zijn om al wat er in het boek der wet van Mozes staat geschreven, te onderhouden en te volbrengen, door er nooit van af te wijken, niet naar rechts, noch naar links.” Na hen gewaarschuwd te hebben voor wat hun zou overkomen als zij ontrouw zouden blijken te zijn, herinnerde hij hen nogmaals: „Gij weet zeer goed met geheel uw hart en met geheel uw ziel dat niet één woord van alle goede woorden die Jehovah, uw God, tot u gesproken heeft, onvervuld is gebleven. Alles is voor u uitgekomen. Geen woord daarvan is onvervuld gebleven.” — Joz. 23:1-16.

Na vervolgens geheel Israël te Sichem bijeengeroepen te hebben, gaf Jozua hun Jehovah’s boodschap waarin Jehovah een relaas gaf van hun geschiedenis vanaf de tijd van Abraham tot de tijd dat zij uit Egypte kwamen, hun tocht in de wildernis, hun overtocht over de Jordaan en nu hun succes in het innemen van het land Kanaän. Met het oog op dit alles spoorde Jozua zijn volk aan Jehovah God te vrezen en hem alleen te aanbidden. Maar „indien het . . . kwaad is in uw ogen Jehovah te dienen, kiest dan heden zelf wie gij zult dienen. . . . Maar wat mij en mijn huisgezin betreft, wij zullen Jehovah dienen.” Vol waardering antwoordde het volk dat het van hun zijde ondenkbaar zou zijn een andere god dan Jehovah te dienen. — Joz. 24:1-18.

Jozua liet het hier echter niet bij. Hij herinnerde hen veeleer aan het volgende: „Gij zijt niet in staat Jehovah te dienen, want hij is een heilige God; hij is een God die exclusieve toewijding eist. Hij zal uw opstandigheid en uw zonden niet vergeven.” Het volk reageerde hierop door met klem te zeggen: „Neen, maar Jehovah zullen wij dienen!” Hierop antwoordde Jozua: „Gij zijt getuigen tegen uzelf dat gij u uit eigen beweging Jehovah hebt gekozen, om hem te dienen.” Hierop antwoordden zij: „Wij zijn getuigen.” Jozua sloot derhalve een verbond met het volk waarin dit werd bekrachtigd. — Joz. 24:19-28.

Niet lang hierna stierf Jozua op de leeftijd van 110 jaar. En wij lezen dat „Israël . . . Jehovah [bleef] dienen gedurende al de dagen van Jozua en gedurende al de dagen van de oudere mannen wier dagen zich uitstrekten tot na Jozua en die al het werk van Jehovah, dat hij voor Israël had gedaan, hadden gekend” (Joz. 24:29-31). Zij allen hadden ongetwijfeld gezien hoe getrouw Jehovah God is en hoe hij al zijn beloften nakomt.

Wij kunnen thans voordeel trekken van het boek Jozua, zoals de apostel Paulus ook opmerkte: „Alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben.” Ja, het boek Jozua versterkt onze hoop dat Jehovah alles wat hij heeft beloofd beslist ten uitvoer zal brengen. — Rom. 15:4.

[Voetnoten]

Aan Abraham (Gen. 13:15); Aan Isaäk (Gen. 26:3); aan Jakob (Gen. 35:12); aan Mozes (Exodus 3:8). Zie ook Mozes’ verwijzingen naar deze belofte, zoals in Leviticus 25:2; Numeri 14:31; Deuteronomium 4:22; 5:33; 6:10; 7:1; enzovoort.

Ps. 44:1-3; 78:54; 105:42-45; 135:10-12; 136:17-22; Neh. 9:22-25; Jesaja 28:21; Hand. 7:45; 13:19; Hebr. 4:8; 11:30, 31; Jak. 2:25.

[Illustratie op blz. 25]

Getrouw bestudeerde Jozua Jehovah’s wetten ’dag en nacht’

    Nederlandse publicaties (1950-2021)
    Afmelden
    Aanmelden
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2021 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • JW.ORG
    • Aanmelden
    Delen