De overspeler zondigt tegen zijn eigen leven
DE SCHRIJVER van het boek Spreuken spreekt als een vader die zijn zoon raad geeft. Spreuken 6:30-35 luidt: „Men veracht een dief niet wanneer hij slechts diefstal pleegt om zijn ziel te vullen als hij honger heeft. Maar, indien betrapt, zal hij het met zeven maal zoveel vergoeden; alle waardevolle dingen van zijn huis zal hij geven. Al wie overspel pleegt met een vrouw, ontbreekt het aan hart; hij die het doet stort zijn eigen ziel in het verderf. Een plaag en oneer zal hij vinden, en zijn smaad zelf zal niet uitgewist worden. Want de woede van een fysiek sterke man is jaloezie, en hij zal geen mededogen tonen op de dag der wraak. Hij zal geen enkel soort van losprijs in aanmerking nemen, noch zal hij inschikkelijkheid betonen, hoe groot gij het geschenk ook maakt.”
In dit gedeelte worden een dief en een overspeler met elkaar vergeleken. Men zal misschien nog een bepaald gevoel van mededogen hebben met een dief die steelt omdat hij honger heeft. Sommige vertalingen luiden echter „Veracht men geen dief?” Maar of de dief nu veracht wordt of niet, wanneer hij wordt betrapt, ontvangt hij straf. Onder de Mozaïsche wet moest de dief het dubbele, viervoudige of vijfvoudige terugbetalen, naar gelang van de omstandigheden en de gestolen voorwerpen (Ex. 22:1, 4, 7). Hier in Spreuken 6 betekent ’zevenvoudig’ waarschijnlijk een volledige betaling, volgens hetgeen de rechters zouden bepalen, waarbij „zeven” hier wordt gebruikt om volledigheid aan te duiden. Het zou ook kunnen betekenen dat het de dief al zijn bezittingen kost om de benadeelde partij genoegdoening te verschaffen en de vrede met hem te herstellen.
De overspeler daarentegen „ontbreekt het aan hart” — er is niets in het motief van zijn daad dat anderen enige aanleiding geeft om mededogen met hem te hebben. Zij zullen hem veel meer verachten dan een dief. Bovendien verspeelt de overspeler niet alleen zijn bezittingen, maar stort hij ook zijn eigen ziel — of leven — in het verderf. Onder de Wet werden overspelers ter dood gebracht (Lev. 20:10). Maar ook al zou hij, zoals nu in deze tijd, niet ter dood worden gebracht, dan kan zijn oneer en smaad niet worden uitgewist — de wonden die deze daad slaat, bij hemzelf, zijn huwelijkspartner, zijn familie en in de verhouding tot zijn vrienden, zullen nooit meer volledig genezen. Tevens loopt hij kans een gevaarlijke venerische ziekte op te doen.
Bovendien moet de overspeler de gramschap van de jaloerse echtgenoot onder de ogen zien. Wanneer de echtgenoot erachter komt, zullen argumenten of excuses zijn woede niet kunnen stillen. Terwijl een dief nog vrede kan scheppen door het gestolene te vergoeden, zal geen enkele losprijs of betaling de gekwetste echtgenoot tevreden kunnen stellen en bescherming kunnen bieden tegen zijn wraak. — Vergelijk Spreuken 27:4.