Inzicht in het nieuws
Moçambique — het inzicht van een non
● Door zich onwrikbaar aan beginselen te houden, kan men zelfs bij personen die misschien een andere zienswijze zijn toegedaan, bewondering wekken. Een rooms-katholieke non schrijft in het Portugees-katholieke zendelingenblad Andare alle genti over haar ervaring met Jehovah’s Getuigen in Moçambique. De non, Dalmazia Colombo, merkte op dat de Getuigen „zelfs in groten getale worden verbannen, omdat zij weigeren bij bepaalde politieke organisaties betrokken te raken”. Zij vervolgt:
„Toen ik in 1972 in Mecanhela (in het diocees Lichinga) was, zag ik dan ook tienduizend Getuigen die Malawi waren uitgezet en zich op de een of andere manier in Moçambique probeerden te vestigen. Ik kan me nog goed herinneren hoe zij, uitgeput en slecht gekleed, samen met hun kinderen in groepjes arriveerden, terwijl zij slechts wat huishoudelijke voorwerpen en hun bijbels droegen. Ik zie hen nog dagen achtereen onder de bomen zitten, geduldig, rustig . . . wachtend totdat de autoriteiten hun een stukje grond zouden geven om een nieuw leven te beginnen.”
„Sindsdien zijn er verscheidene jaren voorbijgegaan en weer maken Jehovah’s Getuigen een moeilijke tijd door. Op het ogenblik worden 25.000 Jehovah’s Getuigen uit Malawi en Moçambique samen in deze nieuwe ’Goelag’-[concentratie] heropvoedingskampen in [Moçambique] vastgehouden.”
„Er schuilt waarheid in veel van de dingen die zij vertellen, en zij verdienen onze bewondering . . . Wat zou de wereld er anders uitzien als wij allemaal op zekere morgen wakker zouden worden met het vaste besluit om net als Jehovah’s Getuigen geen wapens meer op te namen, ongeacht de kosten of het waarom! . . . Wat zou er gebeuren als allen die in God geloven, ter wille van hun geloof bereid zouden zijn wat wereldse bezittingen in één enkele koffer te doen en met vrouw en kinderen aan de kant van de weg te wachten totdat de Goelag-vrachtwagen kwam om hen op te halen (dat heb ik hier vlak voor mijn ogen zien gebeuren)? Zou verdere religieuze vervolging nog enige zin hebben? De wereld zou dan zeker niet in een concentratiekamp worden veranderd, maar veeleer in een rekruteringscentrum van de geweldloze vrijwilligers voor Christus’ eigen school.”
Trouw — met de mond of uit het hart?
● „Trouw aan de natie — doch niet in louter woorden” is de kop boven een artikel in de in Lagos (Nigeria) verschijnende Daily Times. Daarin geeft de schrijver, Abel Emiko, commentaar op het feit dat twee leerlingen van school gestuurd zijn omdat zij op religieuze gronden nagelaten hebben de eed van trouw aan de natie af te leggen. Emiko merkt op dat „het afleggen van de eed van trouw verplicht gesteld is om de jongeren van dit land vroeg genoeg het instinct van trouw aan het vaderland in te prenten”.
Hij vraagt echter: „Bestaat er enige zekerheid dat het louter opzeggen van woorden werkelijk een gevoel van trouw bij de jongeren zal inprenten? . . . Woorden die onder dwang worden uitgesproken, zijn een bewijs van trouw aan niets. Liefde voor het land en trouw aan de natie moeten voortkomen uit een bereidwillig hart en een vrije geest. . . .
Er is geen bewijs voorhanden waardoor wordt aangetoond dat de regeringscommissaris voor het onderwijs, die onlangs het bevel heeft gegeven van de twee leerlingen van school te sturen, . . . zijn land meer getrouw is dan deze leerlingen.
Elk sprankje liefde voor dit land dat misschien in een kind of in zijn kameraden opgewekt kan worden door hem te dwingen een in zijn ogen leeg gebaar te maken en zinloze woorden op te zeggen die, tegen zijn geloofsovertuiging in, uit hem worden gewrongen, wordt overschaduwd door de wens volledige gewetensvrijheid te behouden.”
„Wat mij aangaat, naar Jehovah zal ik blijven uitzien. Ik wil van een wachtende houding jegens de God van mijn redding blijk geven. Mijn God zal mij horen.” — Micha 7:7.