Zal de Kerk in praktijk brengen wat de paus heeft gepredikt?
HOE hebben de Ierse katholieken gereageerd op de oproep van de paus om een punt te zetten achter de tien jaren van geweldpleging waarin ongeveer 2000 mensen het leven hebben verloren?
Op dezelfde wijze als zij hebben gereageerd op de meer dan dertig oproepen van paus Paulus VI om de vrede in Ierland te doen wederkeren. Zij trokken zich er niets van aan! „Wij geloven in alle oprechtheid”, zo antwoordde het katholieke Ierse Republikeinse Leger, „dat geweld verreweg de enige manier is om het kwaad van de Britse aanwezigheid in Ierland te verwijderen.”
De Ierse katholieken in Noord-Ierland vinden dat zij door een protestantse meerderheid worden onderdrukt. Voor hun verwerping van de oproep van de paus beroepen zij zich derhalve op de leer van hun Kerk dat geweld mag worden gebruikt om gerechtigheid tot stand te brengen.a Kunnen de Ierse katholieken zich beroepen op precedenten om een zogenaamd „rechtvaardige oorlog” te voeren?
DE KATHOLIEKE KERK EN OORLOG
In zijn toespraak tot de Verenigde Naties riep paus Johannes Paulus II uit: „Overal op aarde verkondigt de katholieke Kerk een boodschap van vrede, bidt ze voor vrede en onderwijst ze met het oog op vrede.” Wat onthullen de geschiedkundige feiten evenwel? De katholieke geschiedschrijver E. I. Watkin schreef:
„Hoe pijnlijk het ook is dit te moeten toegeven, toch kunnen wij niet in het belang van een onjuiste godsdienstige stemming of oneerlijke loyaliteit, het historische feit ontkennen of negeren dat bisschoppen voortdurend alle oorlogen hebben gesteund die door de regering van hun land werden gevoerd. Mij is zelfs geen enkel voorval bekend waarin een nationale hiërarchie welke oorlog maar ook als onjuist heeft veroordeeld . . . Hoe de officiële theorie ook mag luiden, toch wijst de praktijk uit dat katholieke bisschoppen zich in oorlogstijd aan de stelregel „mijn land heeft altijd gelijk” houden. Ook al spreken zij bij andere gelegenheden in de naam van Christus, op het gebied van strijdlustig nationalisme zijn zij als de woordvoerder van Caesar opgetreden.” — Morals and Missiles, uitgegeven door Charles S. Thompson, blz. 57, 58.
Ja, veel Ierse katholieken doen wat katholieken tijdens vroegere conflicten hebben gedaan. Zij strijden. „Maar de Kerk is het er niet mee eens”, zal iemand misschien tegenwerpen. „De paus heeft er bij hen op aangedrongen ’de paden van het geweld te verlaten’.” Heeft de paus, of de plaatselijke Ierse katholieke hiërarchie, er echter blijk van gegeven de oorlogshandelingen in Ierland werkelijk te veroordelen? Hebben zij katholieken die met hun dodelijke activiteiten voortgaan, geëxcommuniceerd? Neen, zulke personen zijn als katholieken nog steeds in hoog aanzien! Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor de protestantse terroristen.
Zo heeft de paus gedurende de Tweede Wereldoorlog ook geweigerd katholieke leiders als Adolf Hitler en Hermann Göring, of de miljoenen kerklidmaten in hun legers, te excommuniceren. Het is een welbekend geschiedkundig feit dat de katholieke Kerk in Duitsland de oorlogshandelingen van het nazi-regime heeft gezegend.
Waarom werden de oorlogshandelingen van de nazi’s door vrijwel alle Duitse katholieken gesteund? De katholieke geleerde en pedagoog Gordon Zahn legt dit uit door te zeggen: „De Duitse katholiek die voor geestelijke steun en leiding betreffende dienst in Hitlers oorlogen naar zijn religieuze superieuren opzag, ontving nagenoeg dezelfde antwoorden die hij van de nazi-leider zelf ontvangen zou hebben.”
Toch zei de paus in zijn toespraak tot de Verenigde Naties: „Geen oorlog meer. Nooit meer oorlog.” Prachtige woorden — woorden die aan de bijbel zijn ontleend! (Jes. 2:4) Hoe hol klinken ze echter wanneer ze uit de mond komen van het hoofd van een Kerk wier leden voortdurend, met de goedkeuring en zegen van hun leiders, de oorlogen van hun landen hebben gesteund!
HET VERLENEN VAN RELIGIEUZE VRIJHEID
Paus Johannes Paulus II zei in een welsprekend pleidooi tot de Verenigde Naties dat volkeren overal ter wereld „onder elk politiek regime of stelsel volledig van hun rechten [moeten kunnen] genieten”. Heeft de katholieke Kerk zich echter zelf wel gehouden aan de gedragslijn die ze de politieke staten van de wereld dringend aanbeval?
De vervolging die veel niet-katholieken nog altijd in katholieke landen zoals Argentinië ondergaan, toont aan dat dit niet het geval is. Gedurende de jaren zestig beweerde kardinaal Arriba y Castro zelfs: „Wij moeten in gedachte houden dat alleen de katholieke Kerk het recht heeft het evangelie te prediken. Proselitisme in een katholiek land is slecht en moet worden onderdrukt.” Kardinaal Ottaviani, indertijd de machtigste prelaat naast paus Paulus VI, bracht feitelijk dezelfde mening tot uitdrukking. In The Catholic World van maart 1965 werd over hem gezegd:
„Zijn mening over religieuze verdraagzaamheid kan in het kort als volgt omschreven worden: hoewel er van waarheid en dwaling feitelijk niet gezegd kan worden dat er rechten bij betrokken zijn, moet men van oordeel zijn dat er aan personen die de waarheid belijden rechten moeten worden verleend die degenen die dwaling belijden, worden onthouden. Op grond hiervan zal de katholieke Kerk, als ze sterk genoeg is, van de Staat verlangen dat deze haar een bevoorrechte positie schenkt en de activiteiten van andere religieuze groeperingen beperkt. Is de Kerk echter zelf een religieuze minderheid, dan zal ze hetzij aanspraak maken op de vrijheid die door een liberale staat wordt gewaarborgd òf, in naam van de rechten van de mens, protest aantekenen tegen onderdrukking door een regime als de communistische Staat.”
Opnieuw klonken de woorden van de paus, onderzocht in het licht van het verslag van onderdrukking dat de katholieke Kerk zelf heeft opgebouwd, in de oren van veel luisteraars niet alleen hol maar veeleer huichelachtig. Toch kan paus Johannes Paulus II zelf best oprecht zijn in zijn verlangen dat aan iedereen religieuze vrijheid wordt verleend. Toen hij gedurende het Tweede Vaticaanse Concilie bisschop Karol Wojtyla van Krakau, Polen, was, betoogde hij dat de Kerk geen aanspraak kon maken op religieuze vrijheid als ze deze zelf niet aan anderen schonk. De tijd zal daarom leren of de Kerk datgene wat de paus op dit gebied heeft gepredikt, in praktijk zal brengen.
RIJKDOMMEN DELEN MET DE ARMEN
De belangrijkste oproepen die de paus gedurende zijn Amerikaanse bezoek deed, waren waarschijnlijk wel die waarin op de noodzaak werd gewezen materialisme te verwerpen en met de armen te delen. Enkele uren nadat hij de Verenigde Naties over deze kwestie had toegesproken, zei hij tot een gehoor van ongeveer 80.000 toehoorders in het Newyorkse Yankee Stadion: „Wij moeten een eenvoudige levenswijze zien te vinden. Het is namelijk niet goed dat de levensstandaard van de rijke landen in stand gehouden zou moeten worden door een groot deel van de reserves op het gebied van energie en ruwe materialen te benutten die de mensheid in haar totaliteit ten dienste behoren te staan.”
Welke uitwerking denkt u dat die woorden hebben wanneer ze uit de mond komen van een man die in koninklijke gewaden is gekleed, die in schitterende limousines rondrijdt en die in grote weelde baadt? Bisschop Mariano Gaviola, secretaris-generaal van de in 1970 gehouden bisschoppenconferentie op de Filippijnen, gaf hier enig idee van toen hij opmerkte: „Wanneer de bisschoppen [en wij kunnen hieraan toevoegen, de paus] omkoperij en corruptie in de regeringen veroordelen of zich tegen het misbruik van rijkdom uitspreken, vragen sommige mensen zich af of het hier niet een geval betreft waarin de pot de ketel verwijt dat hij zwart ziet.”
Het uiterlijke vertoon van rijkdom van de katholieke Kerk heeft veel katholieken verontrust. Het Canadese blad The Province waarin de zienswijze van de augustijner monnik Robert Adolfs werd vertolkt, berichtte op 2 september 1967:
„Pater Adolfs zegt onverbloemd dat de kerk alleen kan blijven voortbestaan als ze het voorbeeld van Jezus Christus volgt door zich van alle ’vorstelijke pracht en praal’ te ontdoen en de nederige rol van een slaaf te vervullen. . . .
Hij zegt dat de paus, en ook de kardinalen en bisschoppen, niet langer de met zorg vervaardigde gewaden en kronen en andere kledingstukken moeten dragen die ’doen denken aan een koninklijk hof’ in plaats van aan een dienaar die de voeten van zijn broeders wast.”
Paus Johannes Paulus II heeft, in een beperkte mate, klaarblijkelijk getracht de indruk van pracht en praal te vermijden. Evenals zijn voorganger Johannes Paulus I heeft hij in groot publiek geen gebruik willen maken van de op schouders gedragen pauselijke troon. Was dat echter genoeg?
In 1971 opperde Jose kardinaal Clements, hoofd van de katholieke Kerk in Bolivia, dat de Kerk zich zou moeten ontdoen van de schatten die in de loop der eeuwen zijn bijeengebracht en het geld zou moeten gebruiken om huizen, scholen, wegen en bedrijven te bouwen. „Werkelijke armoede schenkt de kerk autoriteit en geloofwaardigheid”, zei hij.
Zal de Kerk dit voorstel echter opvolgen? Zal ze haar rijkdommen inderdaad met de armen delen, zoals de paus de rijke natiën aanraadde? Ze is hier in het verleden niet toe geneigd geweest; of ze dit alsnog zal doen, valt nog te bezien.
De kernvraag is echter niet: Zal de Kerk datgene wat de paus heeft gepredikt, in praktijk brengen? Het gaat veeleer om de vraag: Zal ze in praktijk brengen wat de bijbel onderwijst?
GODS BELOFTE OMTRENT IETS NIEUWS
De boodschap van de paus tot de Verenigde Naties bood in werkelijkheid niets nieuws. Het was feitelijk dezelfde boodschap als die van paus Paulus VI, die veertien jaar geleden in zijn toespraak tot de VN zei: „De volkeren van de aarde wenden zich tot de Verenigde Naties als de laatste hoop op vrede en eendracht; wij veroorloven ons bij hun hulde van lof en hoop, ook onze hulde aan te bieden.”
De katholieke Kerk heeft voortdurend de een of andere vorm van menselijk bestuur gesteund als de oplossing voor de problemen van de mensheid. Het wekt derhalve geen verbazing dat haar leiders de VN hebben goedgekeurd. Vraag uzelf echter eens af: Zou Christus dit eigenlijk wel hebben gedaan? Hebt u bijvoorbeeld ooit gelezen dat hij hulde bracht aan het Romeinse Rijk als de laatste hoop op eendracht en vrede?
Dat was niet Christus’ boodschap. Het thema van zijn leer was veeleer het koninkrijk Gods, iets heel anders als wat mensen hadden te bieden. Er komen in de bijbel ruim 140 schriftplaatsen voor waarin Jezus en zijn discipelen naar Gods koninkrijk verwijzen. Zij wisten dat het een werkelijke regering is met Christus, de „Vredevorst”, als Gods aangestelde regeerder (Jes. 9:6). Die Koninkrijksregering zal, zoals de bijbel leert, „al deze koninkrijken [van menselijke oorsprong, met inbegrip van de Verenigde Naties] verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan”. — Dan. 2:44; Matth. 6:9, 10.
Gods koninkrijk zal een nieuwe heerschappij voor de aarde inhouden. De bijbel spreekt erover als „nieuwe hemelen”, ofte wel een nieuw hemels bestuur. Het zal heerschappij uitoefenen over „een nieuwe aarde” — een nieuwe maatschappij van mensen die allen Gods rechtvaardige wetten eerbiedigen. De apostel Petrus schreef:
„Er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin rechtvaardigheid wonen.” — 2 Petr. 3:13.
Wat hadden zowel paus Paulus VI als Johannes Paulus II een schitterende gelegenheid om in hun toespraak tot de VN de bijbelse boodschap over Gods naderende wereldregering bekend te maken! Men had dit beslist kunnen verwachten van iemand die een opvolger van Petrus en een vertegenwoordiger van Jezus Christus beweert te zijn. Deze mannen hebben bij die gelegenheid echter met geen woord over Gods belofte omtrent iets nieuws gesproken!
Het is duidelijk dat de paus geen heraut van ware hoop is. Hij is geen getrouwe volgeling van het voorbeeld van Jezus Christus, die de naam en voornemens van zijn Vader bekendmaakte. Johannes Paulus II, die er bekend om staat goed te kunnen zingen, heeft Gods naam weliswaar in een lied gebruikt en zelfs aan een menigte in de wijk Harlem in New York bekendgemaakt: „Hallelujah is ons lied.” Maar hoevelen beseffen dat de uitdrukking „Hallelujah” de naam van God bevat en „Looft Jah (Jehovah)” betekent?
Het is duidelijk dat de paus niet overeenkomstig de gevoelens van dat Hallelujah-lied heeft gehandeld. Hij heeft Gods naam Jehovah niet bekendgemaakt. Ook is hij niet in de voetstappen van Jezus Christus getreden, die zei: „Ik moet ook aan andere steden het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken, want hiertoe werd ik uitgezonden.” — Luk. 4:43; Joh. 17:6.
[Voetnoten]
a Paus Paulus VI’s encycliek „De vooruitgang der volken”, deel 31.