Heeft God een Naam?
VEEL mensen zeggen misschien: ’Doet het er iets toe of God een naam heeft? Er is toch maar één Opperwezen.’ Een predikant in Canada heeft bijvoorbeeld eens gezegd: „De naam die mensen God geven is ook onbelangrijk.” Deze geestelijke was van mening dat het geen verschil zou maken of men de naam „Allah” gebruikte, zoals de moslims dit doen, of „Manitou”, zoals sommige Noordamerikaanse Indianen dit gewoon zijn. Veel geestelijken zijn dezelfde mening toegedaan.
Maar laten wij het volgende eens beschouwen: Waarom gebruiken wij namen? Wat houdt een naam in?
In de grond der zaak worden namen gebruikt om personen (en zaken) te identificeren. Ook houden ze vaak nauw verband met iemands persoonlijke prestaties of reputatie. Bij het horen van namen als Alexander de Grote of Ghandi halen miljoenen mensen zich onmiddellijk de daden van die mannen voor de geest.
Maar waarom is het nodig dat God een naam heeft? Omdat, hoewel veel mensen in slechts één ware God geloven, talloze anderen vele goden aanbidden. Hindoes hebben miljoenen goden. In andere delen van Azië en in Afrika aanbidden miljoenen mensen hun voorouders. Velen aanbidden de Staat, politieke leiders, beroemde toneelspelers of film-„sterren”. En van anderen wordt gezegd: „Hun god is hun buik.” — Fil. 3:19.
Ten einde het Opperwezen te onderscheiden van deze menigte van goden, heeft hij een zeer exclusieve en persoonlijke naam. En deze naam is, zoals wij zullen zien, niet alleen belangrijk om hem te identificeren, maar houdt rechtstreeks verband met zijn reputatie. Hij heeft zichzelf een naam gemaakt.
HOE LUIDT GODS NAAM DAN?
Zou Gods naam „Allah” kunnen zijn? Neen. Zoals een goed woordenboek u zal aantonen, is „Allah” een verkorte vorm van de Arabische uitdrukking die „de god” betekent. Het is duidelijk dat dit geen naam is.
Wat valt er over „Heer” te zeggen? Dat is evenmin een naam. „Er [zijn] vele ’goden’ en vele ’heren’”, zegt de bijbel (1 Kor. 8:5). Het Spaanse woord voor „Heer”, dat veelvuldig in Spaanse vertalingen van de bijbel wordt gebruikt, is Señor, hetgeen gewoonlijk „mijnheer” betekent. Hoe zou dat ooit een persoonlijke, exclusieve naam voor het Opperwezen kunnen zijn?
Sommigen zouden kunnen zeggen: ’Is Jezus niet de naam van God?’ Toen de geboorte van Jezus aan Maria werd aangekondigd, zei de hemelse boodschapper of engel tot haar: „Gij [moet hem] de naam Jezus . . . geven. Deze zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd” (Luk. 1:30-32). Jezus is dus de naam van Gods Zoon, niet de naam van het Opperwezen. Jezus zelf zei: „De Vader is groter dan ik.” — Joh. 14:28; vergelijk Spreuken 30:4.
Daar Jezus Gods Zoon is, verheugt hij zich in een zeer intieme verhouding tot zijn Vader. En Jezus heeft duidelijk gemaakt dat zijn Vader een naam heeft. Toen Christus zijn discipelen het beroemde Modelgebed leerde, dat soms het „Onze Vader” wordt genoemd, luidden zijn allereerste woorden: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd” (Matth. 6:9). In een later gebed tot zijn Vader zei Jezus: „Ik heb uw naam openbaar gemaakt aan de mensen die gij mij . . . hebt gegeven. . . . Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en zal hem bekendmaken” (Joh. 17:6, 26). Bijgevolg heeft Jezus hun de volledige betekenis van de naam van de Vader onthuld.
Het is interessant dat de Hebreeuwse vorm van „Jezus” „Jehosjoeah” is — een verkorte vorm van „Jehovah-jesjoea”, dat „Jehovah is redding” betekent. Hieruit blijkt dat de naam van de Vader, het Opperwezen, JEHOVAH is. En hoe passend is het dat Jezus, als degene die door Jehovah wordt gebruikt om redding te bewerken, aldus naar zijn Vader werd genoemd!
WAAR TREFFEN WIJ DE NAAM AAN?
De naam „Jehovah” wordt in talloze geschriften en op vele plaatsen aangetroffen. Oude Hebreeuwse geschriften in de bijbel vormen echter de voornaamste bron waarin wij de naam vinden. U zegt misschien: ’Wel, in mijn bijbel ben ik die naam nog nooit tegengekomen.’ Het is waar dat sommige bijbels Gods naam niet gebruiken. Houd echter in gedachte dat onze bijbels vertalingen zijn, en vertalers geven de oorspronkelijke tekst op verschillende manieren weer. Dat gebeurt niet alleen met de bijbel, maar ook met elk boek of artikel dat door verschillende mensen wordt vertaald.
De Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift bijvoorbeeld, die in dit tijdschrift veelvuldig wordt gebruikt, bevat de naam „Jehovah” duizenden malen. In de vertaling van Van der Palm (1822) komt de naam daarentegen slechts enkele malen voor. Mocht u een exemplaar van laatstgenoemde bijbel hebben, zoek dan het boek Exodus (het tweede boek van Mozes) op en u zult in hoofdstuk 6 vers 2 (3) de volgende woorden aantreffen: „En Ik ben Abraham, Isak en Jakob verschenen, als God de Almagtige: maar bij mijnen naam JEHOVA ben Ik hun niet bekend geweest.”
Misschien prefereert u een katholieke vertaling. Indien u een exemplaar van de katholieke Petrus-Canisiusvertaling hebt en de moeite wilt nemen het bovenstaande vers op te slaan, zult u bemerken dat deze vertaling de naam „Jahweh” in plaats van „Jehovah” gebruikt. Hoe komt dit?
WAAROM „JAHWEH”?
„Jahweh” (soms „Jahveh”) is eenvoudig een poging om Gods naam weer te geven in een vorm die nauwer verwant is aan het oorspronkelijke Hebreeuws. Bij het schrijven van het oude Hebreeuws werden alleen medeklinkers, geen klinkers, gebruikt. Gods naam verschijnt in de oudere Hebreeuwse manuscripten als יהוה (JHWH of JHVH), en bijbelcommentators verwijzen dikwijls naar deze letters als het „Tetragrammaton”, wat „vier letters” betekent.
Door de eeuwen heen is de juiste uitspraak van de goddelijke naam in het Hebreeuws verloren gegaan. Daarom is het onzeker welke klinkers er in de naam ingevuld moeten worden. Door klinkertekens van de twee Hebreeuwse woorden A·do·nái (Heer) en El·o·hím (God) te combineren met het Tetragrammaton, werd de uitspraak Je·ho·wáh gevormd. Uiteindelijk werd dit in gelatiniseerde vorm „Jehovah”. Niettemin zeggen veel Hebreeuwse geleerden dat „Jahweh” correcter is. Rudolf Kittel, uitgever van de Biblia Hebraica, gebruikt echter in al zijn uitgaven de vorm „Jehwah”.
„JEHOVAH” IS VEEL BETER BEKEND
De naam „Jehovah” is echter veel algemener bekend en wordt op veel grotere schaal gebruikt. Eeuwenlang is deze naam in bijbelvertalingen en in alle soorten literatuur verschenen.a Hij komt ook in verschillende inscripties voor. Een Latijnse inscriptie op het wapen van de stad Plymouth in Engeland luidt bijvoorbeeld: Turris Fortissima Est Nomen Jehova, hetgeen betekent: „De naam Jehovah is de sterkste toren.” (Zie Spreuken 18:10.) De naam „Jehovah” komt daarom zelfs op de plaatselijke stadsbussen voor.
Laten wij nu eens een kort „bezoek” brengen aan het eiland Menorca in de Middellandse Zee, tegenover de kust van Spanje. Hier, in de hoofdstad Mahón, staat het Tetragrammaton op de muur van een openbare groentemarkt, voorheen een klooster. Vlakbij, in het stadje San Luis, zijn de Hebreeuwse letters van Jehovah’s naam in de toren van de plaatselijke kerk gebeiteld.
Laten wij nu eens kijken in de beroemde kathedraal van Toledo, een oude stad in Spanje, waar de aartsbisschop zetelt. Let op het prachtige fresco op het plafond van de voornaamste sacristie. Deze is het werk van Luca Giordano, een beroemde Italiaanse schilder uit de zeventiende eeuw. Daar zijn op een in het oog vallende plaats de vier Hebreeuwse letters van Gods naam te zien.
De Sint-Pieterbasiliek in Vaticaanstad is wellicht de beroemdste van alle kerken van de christenheid. Daar bevindt zich, als versiering van het graf van paus Pius X (1835-1914), een schildering die de hogepriester van Israël voorstelt met het Tetragrammaton op zijn hoofddeksel. De naam wordt ook aangetroffen op een voorhoofdsband van een standbeeld dat het graf van paus Clemens XIII (1693-1769) siert.
Hebt u ooit van de „Flavit Jehovah”-medaille gehoord? Deze werd geslagen om de overwinning te gedenken die de Engelse vloot in 1588 G.T. op de Spaanse Armada behaalde — toen de indringers door een hevige storm volkomen werden verslagen. In deze medaille zijn de volgende woorden in het Latijn en het Hebreeuws gegrift: Flavit יהוה et dissipati sunt — „Jehovah blies en zij werden verstrooid.”
Degenen die van serieuze muziek houden, zijn goed bekend met het majestueuze „Hallelujah” uit Händels beroemde oratorium The Messiah. Miljoenen mensen hebben het horen zingen sinds het in 1743 voor het eerst ten gehore werd gebracht. Maar hoevelen hebben zich gerealiseerd dat „Hallelujah” (of „Alleluiah”) „Looft Jehovah” betekent?
Nog een beroemd musicus, Franz Schubert, componeerde de muziek voor een lied getiteld Die Allmacht, waarbij hij als thema koos: „Groot is Jehovah, de Heer!”
De persoonlijke naam van God wordt op talloze andere plaatsen en in talloze andere situaties geëerd en op de voorgrond geplaatst. Wanneer men wat nazoekwerk verricht, zal ook blijken dat er niet aan te twijfelen valt dat JHVH (JHWH) de NAAM van het Opperwezen is, zoals de Hebreeuwse bijbel duidelijk laat zien. Hoe vaak komt die heilige naam daarin voor? ZESDUIZEND NEGENHONDERDZESTIG MAAL! Is het niet overduidelijk dat het NIET DE BEDOELING was de goddelijke naam WEG TE LATEN?
En toch hebben veel bijbelvertalingen Gods naam weggelaten. Waarom? Laten wij, alvorens op deze vraag in te gaan, Gods naam in de geschiedenis beschouwen.
„De naam van Jehovah is een sterke toren. Hier snelt de rechtvaardige binnen en ontvangt bescherming.” — Spr. 18:10.
[Voetnoten]
a Webster’s New International Dictionary (1955) zegt over „Jehovah”: „Het Opperwezen; God; de Almachtige . . . Een christelijke vorm die aan het Tetragrammaton werd gegeven.”
[Illustraties op blz. 6]
Kerktoren Menorca, Spanje
Stadsbussen Plymouth, Engeland
Standbeeld op graftombe van paus Clemens XIII