De Goddelijke Naam in latere tijden
HET is boven alle twijfel verheven dat de goddelijke naam in de vroege geschiedenis werd gebruikt. Wat valt er echter over latere tijden te zeggen? Waarom hebben bepaalde bijbelvertalingen de naam weggelaten? En welke bedoeling en betekenis heeft hij voor ons?
DE NAAM „JEHOVAH” RAAKT WIJD EN ZIJD BEKEND
Het is interessant dat Raymundus Martini, een Spaanse monnik van de orde der Dominicanen, de goddelijke naam voor het eerst als „Jehova” weergaf. Deze vorm verscheen in zijn boek Pugeo Fidei, dat in 1270 G.T. — meer dan 700 jaar geleden — werd gepubliceerd.
Mettertijd, naarmate zowel binnen als buiten de katholieke Kerk hervormingsbewegingen ontstonden, werd de bijbel ook voor de mensen in het algemeen verkrijgbaar gesteld en raakte de naam „Jehovah” op grotere schaal bekend. In 1611 G.T. werd de King James of Authorized Version van de bijbel gepubliceerd. Deze gebruikt de naam Jehovah viermaal (Ex. 6:3; Ps. 83:18; Jes. 12:2; 26:4). Sindsdien is de bijbel vele, vele malen vertaald. Sommige vertalingen volgen het voorbeeld van de Authorized Version en bevatten de naam slechts een paar keer. Tot deze categorie behoort de vertaling van Van der Palm, en ook An American Translation, met als kleine variatie dat laatstgenoemde vertaling de naam „Jahweh” in plaats van „Jehovah” gebruikt.
Toch vraagt iemand misschien: „Waarom hebben de vertalers dit gedaan? Indien het verkeerd is de naam ’Jehovah’ of ’Jahweh’ te gebruiken, waarom zet men deze naam er dan eigenlijk in? En als het juist is, waarom is men dan niet consequent en gebruikt men de naam dan niet elke keer dat hij in de tekst van de bijbel voorkomt?”
Laten wij nu, tegen de hierboven beschreven achtergrond van geschiedenis en feiten, onderzoeken wat de vertalers als antwoord hierop te zeggen hebben.
HET ANTWOORD VAN DE VERTALERS
In het Voorwoord van An American Translation wordt gezegd: „In deze vertaling hebben wij de orthodoxe joodse traditie gevolgd en de naam ’Jahweh’ vervangen door ’de Heer’.” Hebben de vertalers, toen zij „de orthodoxe joodse traditie” volgden, zich echter gerealiseerd hoe schadelijk het kan zijn zich niets aan te trekken van Gods duidelijk omschreven, vaste voornemen zijn „naam over de gehele aarde te laten bekendmaken”? Bovendien veroordeelde Jezus door mensen ingestelde tradities die Gods woord krachteloos maken. — Ex. 9:16; Mark. 7:5-9.
In het Voorwoord van de Revised Standard Version wordt verklaard: „In deze herziening zijn wij teruggekeerd tot de werkwijze van de King James Version, die . . . het reeds lang gevestigde gebruik bij het lezen van de Hebreeuwse geschriften in de synagoge volgt. . . . Het Comité is om twee redenen teruggekeerd tot het meer vertrouwde woordgebruik van de King James Version: (1) Het woord ’Jehovah’ is geen nauwkeurige weergave van enige vorm van de Naam die ooit in het Hebreeuws is gebruikt; en (2) het gebruik van welke eigennaam maar ook voor de ene ware God, alsof er andere goden waren van wie hij onderscheiden moest worden, had in het judaïsme vóór het christelijke tijdperk opgehouden te bestaan en is volkomen misplaatst voor het universele geloof van de christelijke Kerk.”a (Wij cursiveren.)
De vertalers hebben een grote vergissing begaan door het voorbeeld van de King James Version en de joodse traditie te volgen. Dachten zij werkelijk dat het Gods wil was dat zijn naam op de achtergrond gehouden zou worden? Is de goddelijke naam iets waarvoor men zich moet schamen, zodat hij uit de bijbel weggelaten dient te worden?
RELIGIEUS VOOROORDEEL?
Het is een interessant feit dat de American Standard Version, gepubliceerd in 1901, Jehovah’s naam overal in de Hebreeuwse Geschriften gebruikt. In tegenstelling daarmee maakt de herziening van deze vertaling, de Revised Standard Version, die in 1952 werd gepubliceerd, in een voetnoot (bij Exodus 3:15) slechts heel kort melding van het Tetragrammaton. In die tijd verkondigden Jehovah’s Getuigen Gods naam over de gehele wereld. Zou het kunnen zijn dat het weglaten van de goddelijke naam in bepaalde vertalingen werd veroorzaakt door vooroordeel tegen hun getuigenisactiviteit?
Dat dit in sommige gevallen zo zou kunnen zijn, wordt te kennen gegeven door de volgende bewering in de Katholische Bildepost (een katholiek tijdschrift in Duitsland): „De naam van God, die zij [Jehovah’s Getuigen] in ’Jehovah’ hebben veranderd, is echter gewoon een uitvinding van de sekte” (24 augustus 1969). Deze bewering riekt naar religieus vooroordeel. Ze onthult eveneens dat men onvoldoende nazoekwerk heeft verricht, omdat, zoals reeds is vermeld, de eerste schrijver die de uitdrukking „Jehova” gebruikte, een katholieke monnik was — duidelijk niet een van Jehovah’s Getuigen!
DUBBELE MAATSTAF
„Het woord ’Jehovah’ is geen nauwkeurige weergave van enige vorm van de Naam die ooit in het Hebreeuws is gebruikt”, zegt het Voorwoord van de Revised Standard Version. Maar welk woord is dan wèl een „nauwkeurige weergave” van de goddelijke naam in het Hebreeuws? Sommigen geven de voorkeur aan „Jahweh”, anderen aan „Jehwah”, weer anderen aan „Jave”, enzovoort. Het probleem is dat bij het schrijven van het oude Hebreeuws alleen medeklinkers werden gebruikt, en zelfs experts geven toe dat het een kwestie van gissen is welke klinkers de volledige goddelijke naam bevatte.
Degenen die bezwaar maken tegen de vorm „Jehovah” zou men ook kunnen vragen waarom zij geen bezwaar hebben tegen andere namen zoals „Jezus” of „Petrus”. Waarom dringen deze critici er niet op aan de oorspronkelijke Griekse vorm van deze namen (Ièsous en Petros) te gebruiken? Maken deze personen, doordat zij „Jehovah” verwerpen, zich niet schuldig aan het aanleggen van een dubbele maatstaf?
ANDERE VERTALINGEN
Veel vertalingen gebruiken natuurlijk wèl „Jehovah” of „Jahweh” of een andere weergave van het Tetragrammaton. Bovendien zijn er ongeveer veertig vertalingen van de christelijke Griekse Geschriften (het „Nieuwe Testament”) in inheemse talen, die een inheemse vorm van het Tetragrammaton gebruiken, zoals Iehova (Hawaiiaans) en Ujehova (Zulu).
The Bible in Living English (door Steven T. Byington) gebruikt „Jehovah” eveneens overal in de Hebreeuwse tekst. In zijn Voorwoord zegt Byington over „Jehovah”: „De spelling en de uitspraak zijn niet erg belangrijk. Wel erg belangrijk is dat men duidelijk voor ogen moet houden dat dit een persoonlijke naam is.” Ja, de naam van de meest verheven Persoon in het universum is uniek, exclusief, onvergelijkelijk en subliem.
WAT BETEKENT DEZE UNIEKE NAAM?
Om deze vraag te beantwoorden, is het goed een blik in de geschiedenis te werpen. Toen Mozes van de Allerhoogste de opdracht kreeg de Israëlieten uit Egypte te leiden, „zei [hij] tot de ware God: ’Veronderstel dat ik nu tot de zonen van Israël ben gekomen en dat ik werkelijk tot hen zeg: „De God van uw voorvaders heeft mij tot u gezonden”, en zij werkelijk tot mij zeggen: „Hoe is zijn naam?” Wat zal ik hun dan zeggen?’ Hierop zei God tot Mozes: ’IK ZAL BEWIJZEN TE ZIJN WAT IK ZAL BEWIJZEN TE ZIJN.’ En hij voegde eraan toe: ’Dit dient gij tot de zonen van Israël te zeggen: „IK ZAL BEWIJZEN TE ZIJN heeft mij tot u gezonden”’” (Ex. 3:13, 14). Dit betekent dat Jehovah zijn eigen grootse voornemen tot voltooiing zou brengen door zijn naam en soevereiniteit te rechtvaardigen, en dit helpt ons de gedenknaam „Jehovah”, die in 3 vers 15 staat, te begrijpen. De naam blijkt volgens het Hebreeuwse grondwoord te betekenen: „Hij veroorzaakt te worden” (of „Bewijzen te zijn”) met betrekking tot hemzelf. Aldus heeft Gods naam voor nadenkende personen een werkelijke betekenis. Die naam openbaart hem als Degene die onfeilbaar vervult wat hij belooft en die elke situatie die er maar kan ontstaan, volmaakt onder controle heeft.
Wat heeft de goddelijke naam een diepe, heilige betekenis! Het is de meest voortreffelijke naam van het universum, een roemrijke naam. In vergelijking daarmee is de uitdrukking „Heer” nietszeggend en onduidelijk. Jezus koesterde liefde en eerbied voor de naam van zijn Vader en hij zei eens tot hem: „Vader, verheerlijk uw naam.” Het verslag vervolgt: „Daarom kwam er een stem uit de hemel: ’Ik heb hem verheerlijkt en zal hem wederom verheerlijken.’” — Joh. 12:28.
Indien Jezus in deze tijd een bijbelvertaler was geweest, zou hij dan de naam van zijn Vader uit nieuwe vertalingen weggelaten hebben? Beslist niet! Ongetwijfeld bezat Jezus, meer dan anderen, de juiste houding tegenover de Almachtige God en Zijn naam. Hoe dient derhalve onze houding tegenover God en zijn naam te zijn?
[Voetnoten]
a Van der Palm gebruikt in zijn voetnoot bij Genesis 2:4 dezelfde argumenten.