Leiden alle religies tot God?
WIST u dat er een religie bestaat die „Kennedy Worshipers” („Aanbidders van Kennedy”) heet? De aanhangers ervan geloven dat de overleden president van de Verenigde Staten, John F. Kennedy, ’hen van aangeboren en zelfs terminale ziekten kan genezen’.
Of wat denkt u van de kerk die de naam draagt „Ministry of Universal Wisdom” („Bediening van de Universele Wijsheid”)? Deze kerk is gebaseerd op het geloof in vliegende schotels, en de oprichter ervan beweert dat hij om 2 uur ’s nachts wel eens in zo’n vliegende schotel heeft mogen meevliegen.
En wie heeft niet tot zijn grote ontsteltenis van de massazelfmoord in Guyana gehoord, waarbij meer dan 900 leden van de People’s Temple van „Eerwaarde” Jim Jones betrokken waren?
Zulke voorbeelden kunnen ernstige vragen doen rijzen in verband met een algemene zienswijze die u misschien wel eens hebt horen uiten. Deze zienswijze wordt dikwijls als volgt geformuleerd: ’Alle religies zijn alleen maar verschillende wegen die tot God leiden.’
WAAROM DEZE ZIENSWIJZE POPULAIR IS
Eén reden waarom velen dit thans geloven, is dat er een groeiende neiging naar een ’liberale geesteshouding’ bestaat. De mensen zijn erg bang om ook maar de minste indruk te wekken kleingeestig of fanatiek te zijn.
Nog een reden waarom sommigen zeggen dat ’er in alle religies wel iets goeds zit’, is dat de meeste kerken inderdaad over liefde spreken en leren dat het slecht is om anderen kwaad te doen, te moorden, te liegen of te stelen. Kerken hebben ziekenhuizen en scholen gesticht om de behoeftigen te helpen. Bovendien hebben religieuze groeperingen de bijbel vertaald en verspreid, waardoor vele mensen in staat zijn gesteld meer over de ware God en zijn Zoon, Jezus, te weten te komen.
Indien er echter een ware God bestaat die in zijn geschreven Woord leiding heeft verschaft, en wiens Zoon op een nauwgezette wijze religieus onderricht heeft gegeven, vragen wij: „Hoe bezien God en Jezus de verschillende religies? Zijn zij het ermee eens dat ’alle religies tot God leiden’?”
BEHOORT U TOT DE „VELEN” OF DE „WEINIGEN”?
Over de gehele aarde wordt Jezus Christus vereerd als iemand die een wijze en godvruchtige onderwijzer was, iemand die beslist niet kleingeestig was. Toch heeft Jezus in zijn beroemde Bergrede onomwonden gezegd:
„Niet een ieder die tot mij zegt: ’Heer, Heer’, zal het koninkrijk der hemelen ingaan, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ’Heer, Heer, hebben wij niet . . . in uw naam vele krachtige werken verricht?’ En toch zal ik hun dan in het openbaar bekendmaken: Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van mij.” — Matth. 7:21-23.
Merk op dat Jezus er niet de hedendaagse populaire en oecumenische zienswijze op na hield dat de meeste mensen die op hun eigen manier de een of andere religie beoefenen, God behagen. In plaats daarvan zei Jezus dat zelfs „velen” van degenen die beweren Jezus als Heer of Christus te erkennen, niet aanvaardbaar zijn.
In dezelfde toespraak gaf Jezus zonder omhaal de raad:
„Gaat in door de nauwe poort; want breed en wijd is de weg die naar de vernietiging voert, en velen zijn er die daardoor ingaan; maar nauw is de poort en smal de weg die naar het leven voert, en weinigen zijn er die hem vinden.” — Matth. 7:13, 14.
Waarom nam Jezus volgens u zo’n standpunt in? De Schrift maakt duidelijk dat Jezus wist dat iemand die God wilde behagen, ’de wil van de Vader’ moest doen, zoals die in de bijbel wordt uiteengezet. Ter bevestiging hiervan veroordeelde Jezus het beoefenen en onderwijzen van dingen die in strijd zijn met Gods Woord. Het was juist dat hij dit deed, want hij wist dat religie gebruikt kan worden om mensen te verstrikken en te misleiden (Matth. 23:13; 2 Kor. 4:4). Een vergelijking met de Schrift laat zien dat veel van wat thans in de kerken wordt onderwezen, de liefdevolle en edelmoedige handelwijze van de ware God in een verkeerd daglicht stelt.
Hieruit volgt dus dat het voor iemand, en ook voor onszelf, niet voldoende is gewoon mee te gaan met de religie van onze ouders of de voornaamste religie in onze omgeving te volgen. Want zelfs al zouden wij dit in oprechtheid doen, dan zouden wij hierdoor toch tot de „velen” kunnen behoren van wie Jezus zei dat zij zich bevinden op de ’brede weg die naar de vernietiging voert’.
U zou het beslist verkiezen tot de „weinigen” te behoren die zich naar het oordeel van God op de „weg” bevinden die werkelijk tot hem leidt. Dit is ook de weg waarvan Jezus zei dat hij naar het „leven”, eeuwig leven, voert. — Joh. 3:16; 17:3.
NAUWKEURIGE KENNIS DIE TOT GOD LEIDT
Ongetwijfeld begrijpt u dat wij geen theologen hoeven te zijn of een uitgebreide kennis van religie hoeven te bezitten om kerken te vermijden waar men geloof hecht aan wonderen die door een overleden politicus worden verricht of aan het reizen met een vliegende schotel, of waar men tot waanzinnige zelfmoord wordt gebracht. Toch hebben wij kennis nodig — nauwkeurige kennis.
Wij hebben een frappant bewijs hiervan in het geval van de eerste-eeuwse joodse rechtsgeleerde Saulus (of Paulus), die een christelijke apostel werd. Hij was erg ijverig in zijn vroegere geloof geweest en had zelfs geprobeerd aanbidding die naar zijn mening onjuist was, uit te roeien. Toch kwam Paulus door Gods barmhartigheid tot het besef dat zeer religieuze personen, met inbegrip van hemzelf, „ijver voor God” zouden kunnen hebben, „maar niet overeenkomstig nauwkeurige kennis”. Toen Paulus meer kennis omtrent Gods wil en handelingen kreeg, werd hij tot de juistere wijze van aanbidding bekeerd. — Hand. 8:1-3; 9:1, 2; Rom. 10:2; 1 Tim. 1:12-16.
Dit dient van invloed te zijn op onze denkwijze in deze tijd, want het is Gods wil dat alle mensen „tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen” en hem in overeenstemming daarmee aanbidden (1 Tim. 2:3, 4). God inspireerde Paulus ertoe te voorzeggen dat in onze tijd vele mensen ’een vorm van godvruchtige toewijding zouden hebben, maar de kracht ervan niet zouden blijken te bezitten’. Wij krijgen het gebod: „Keer u af van dezen.” — 2 Tim. 3:1-5.
Het is dus dringend noodzakelijk dat wij vaststellen of wij een religie of wijze van aanbidding navolgen die werkelijk tot God leidt. Maar hoe kunnen wij daar zeker van zijn?
[Illustraties op blz. 4]
Bewandelt u de brede weg . . .
. . . of de smalle weg?