„Wat belet mij gedoopt te worden?”
1. Tot wat voor persoon werd Filippus gezonden?
BOVENSTAANDE vraag werd gesteld door een godvruchtig man die reeds liefde voor God had maar die zojuist een vollediger begrip had ontvangen aangaande „het goede nieuws omtrent Jezus”. De man over wie wij spreken, was de Ethiopische eunuch die als een joodse proseliet „naar Jeruzalem [was] gegaan om te aanbidden”. Toen hij op de terugweg was naar Ethiopië, om zijn taak in de hoge positie die hij aan het hof van de koningin van Ethiopië bekleedde, te hervatten, benaderde de evangelieprediker Filippus hem onder leiding van Gods geest.
2. Hoe werd de eunuch door Filippus geholpen de profetie te begrijpen?
2 Terwijl Filippus hard naast de wagen liep, hoorde hij de man hardop uit het boek Jesaja lezen. Toen hij de Ethiopische eunuch vroeg of hij de betekenis begreep van het schriftgedeelte dat hij las, over een niet tegenstribbelend lam dat ter slachting werd geleid, moest de eunuch toegeven dat hij niet begreep of de profeet over zichzelf of over iemand anders sprak. Wat een schitterende gelegenheid voor Filippus! „Te beginnen bij deze Schriftplaats maakte hij hem het goede nieuws omtrent Jezus bekend.” Ja, de profetie van Jesaja ging over het „Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt”! — Handelingen 8:26-35; Jesaja 53:7, 8; Johannes 1:29.
3. Welke uitwerking had dit nieuwe inzicht op hem?
3 Welke uitwerking had deze totaal onverwachte, maar spectaculaire ontwikkeling in het leven van de eunuch op hem? „Terwijl zij nu voortgingen op de weg, kwamen zij aan een zeker water, en de eunuch zei: ’Zie! Hier is water, wat belet mij gedoopt te worden?’” Filippus zag in de levenswijze van deze man en in het begrip dat hij van Gods voornemens had — speciaal zoals deze nu betrekking hadden op Jezus als de Messías en Redder — klaarblijkelijk geen belemmering waardoor zijn doop uitgesteld zou moeten worden. De wagen werd tot stilstand gebracht; zij gingen gezamenlijk het water in en Filippus doopte hem op grond van zijn aanvaarding van Jezus’ slachtoffer tot vergeving van zonden. — Handelingen 8:36-39.
HOE STAAT HET MET U?
4. Hoevelen van degenen die zich met Jehovah’s Getuigen hebben verbonden, hebben de stap van de doop gedaan?
4 Er zijn thans over de gehele wereld veel personen met Jehovah’s Getuigen verbonden die nog niet als een symbool van hun opdracht aan Jehovah zijn gedoopt. Het wereldomvattende hoogtepunt in het aantal van degenen die in 1981 een aandeel hebben gehad aan de prediking van het „goede nieuws”, was 2.361.896 (van wie ongeveer 25 procent nog niet is gedoopt). Maar in datzelfde jaar kwamen over de gehele wereld 5.987.893 personen bijeen om het Avondmaal des Heren bij te wonen. Dit betekent dat meer dan de helft van degenen die af en toe een vergadering van Jehovah’s Getuigen bijwonen, nog niet gedoopt is. Is dit een reden voor ongerustheid? Neen, maar het is wel een reden voor het betonen van liefdevolle zorg. Sommigen van hen zijn langer dan enkele maanden met Jehovah’s Getuigen verbonden.
5. Hoe vormt de Ethiopische eunuch een goed voorbeeld voor degenen die nog niet gedoopt zijn?
5 Misschien behoort u, geachte lezer, tot degenen die nog niet gedoopt zijn. Misschien hebt u er een goede reden voor dat u nog niet gedoopt bent, maar zo niet, dan nodigen wij u ertoe uit het voortreffelijke voorbeeld van de Ethiopische eunuch, die zonder uitstel gedoopt wilde worden, zorgvuldig en onder gebed te beschouwen. Nadat deze man zijn eigen geest en hart had onderzocht, vroeg hij Filippus of er factoren waren die hem beletten gedoopt te worden. Aangezien er geen reden tot uitstel bleek te bestaan, werd hij onmiddellijk gedoopt.
6. Welke stappen dienen er gedaan te worden door degenen die menen dat zij nog meer tijd nodig hebben?
6 U bent misschien nog niet gedoopt omdat u, na een eerlijke overweging, tot de conclusie bent gekomen dat u gewoon nog niet voldoende begrip hebt van Gods Woord om u van harte aan Jehovah te kunnen opdragen. Om dit zonder voorbehoud te kunnen doen, wilt u Jehovah en zijn voornemens beter leren kennen. Dat is prijzenswaardig, en wij moedigen u ertoe aan goede vorderingen te blijven maken in uw studies, hierbij in gedachte houdend dat de tijd u elke dag ongemerkt door de vingers glipt. Maak een zo goed mogelijk gebruik van uw gelegenheden om de bijbel persoonlijk en met de hulp van Jehovah’s Getuigen te bestuderen (2 Timótheüs 3:16, 17). Maak het tot een geregelde gewoonte de christelijke vergaderingen bij te wonen, waar u uiterst belangrijk onderricht zult ontvangen en waar u ook de nodige omgang met medechristenen kunt hebben en door hen aangemoedigd zult worden (Hebreeën 10:24, 25). Wanneer u ijverig in deze voortreffelijke routine voortgaat, zal het waarschijnlijk slechts een kwestie van enkele maanden zijn voordat u gereed bent om uw opdracht door middel van de waterdoop te symboliseren. Onze hemelse Vader nodigt u uit in deze zeer speciale verhouding tot hem te komen!
7. (a) Hoe zouden sommigen die de doop uitstellen, kunnen redeneren? (b) Hoe toont Jezus aan dat dit gevaarlijk is?
7 Misschien bent u iemand die reeds verscheidene jaren achtereen de vergaderingen van Jehovah’s Getuigen bezoekt maar nog niet het besluit hebt genomen om de stappen van opdracht en de doop te doen. Wanneer u de geheime overleggingen van uw hart onderzoekt, zou dan aan het licht kunnen treden dat u draalt omdat u beseft dat het leiden van een christelijke levenswijze u aan beperkingen zou onderwerpen? Redeneert u bij uzelf dat u, zolang u nog niet gedoopt bent, niet door deze beperkingen gebonden bent en een zekere „vrijheid” hebt om, zolang het oude samenstel nog bestaat, twijfelachtige dingen te doen, in de hoop verkerend dat u met het innemen van uw standpunt voor de ware aanbidding tot de laatste minuut zult kunnen wachten? Zo’n redenatie kan gevaarlijk, ja, werkelijk rampspoedig zijn! Jezus zei: „Schenkt . . . aandacht aan uzelf, dat uw hart nooit bezwaard wordt met overmatig eten en overmatig drinken en zorgen des levens, en die dag plotseling, in een ogenblik, over u komt als een strik.” — Lukas 21:34, 35; 1 Korinthiërs 15:33, 34; Romeinen 13:11-14.
8. Hoe dienen wij Jehovah’s liefdevolle uitnodiging om ons aan hem op te dragen, te bezien?
8 Als u te lang zou wachten met het aanvaarden van Jehovah’s liefdevolle uitnodiging om in zijn gunst te komen door uw leven aan hem op te dragen, zou de aanvaardbare tijd waarin God mensen nog steeds uitnodigt die stap te doen, in uw persoonlijke geval kunnen aflopen (2 Korinthiërs 6:1, 2; Hebreeën 12:25). Aarzel dus niet er moeite voor te doen de gave van het leven te verkrijgen en u deze dankbaar eigen te maken. Blijf niet met verlangen omkijken naar de attracties van dit samenstel, dat binnenkort ten onder zal gaan. Reageer gunstig op Gods liefde terwijl u hier nog steeds de gelegenheid toe hebt. Hoewel hij selectief is met betrekking tot degenen die hij in een intieme verhouding tot zich brengt en beperkingen heeft vastgesteld met betrekking tot wat wel en niet gedaan kan worden, zult u, naarmate u Jehovah beter leert kennen, steeds beter gaan inzien dat wat hij doet of verlangt, altijd het beste voor u is. Hij wil u niet beroven van iets wat werkelijk goed is of wat u blijvend geluk zal schenken (Psalm 145:16, 19). Een eerbiedige en gehoorzame zoon vindt het iets heel natuurlijks om in de aanwezigheid van zijn aardse vader te zijn en door hem onderricht te worden. Hoeveel te meer dient dit uw houding te zijn jegens onze liefdevolle hemelse Vader! — Johannes 14:23.
9. Hoe dienen wij het hoofd te bieden aan persoonlijke problemen?
9 Indien u een werkelijke strijd voert om de een of andere vleselijke begeerte te leren bedwingen en er werkelijk met geheel uw hart en al uw kracht moeite voor doet deze begeerte te overwinnen, kunt u er natuurlijk verzekerd van zijn dat God u zal helpen de overwinning te behalen — niet door middel van een wonder waardoor het probleem wordt weggenomen, maar door u met de hulp van zijn geest in staat te stellen de benodigde vruchten van de geest in uw leven voort te brengen. Ook zult u in de gemeente begrip verkrijgen en hulp ontvangen wanneer u de oudere mannen raadpleegt. Zij bevinden zich daar als Gods voorziening om u te helpen. — Galáten 5:22-24; Efeziërs 4:11-15.
10, 11. (a) Welk voortreffelijke voorbeeld hebben de gevangenbewaarder te Filippi en zijn huisgezin gegeven? (b) Was er, om ’gered te worden’, meer bij betrokken dan eenvoudig geloof te oefenen in Jezus?
10 Stel derhalve niet uit datgene te doen waarvan u weet dat het door u gedaan moet worden om God te behagen. Volg het voortreffelijke voorbeeld van de gevangenbewaarder te Filippi, die aan Paulus en Silas vroeg: „Heren, wat moet ik doen om gered te worden?” Toen hem gezegd werd: „Geloof in de Heer Jezus en gij zult gered worden”, zegt het verslag ons dat „hij en al de zijnen, niemand uitgezonderd, . . . onverwijld [werden] gedoopt”.
11 Hoewel een door God veroorzaakte aardbeving er aanvankelijk toe had geleid dat deze gevangenbewaarder met godvruchtige vrees werd vervuld, dienen wij in deze tijd niet te verwachten op zo’n spectaculaire wijze door God wakker geschud te worden om ons tot bezinning te brengen en onze terughoudendheid te laten varen. In het geval van deze man en zijn huisgezin kwamen zij niet in een geredde toestand door slechts een algemeen geloof in Jezus te stellen. Ook gingen zij niet slechts een alledaagse verbintenis aan tot het leiden van een christelijke levenswijze. Neen, want het verslag zegt dat Paulus en Silas „het woord van Jehovah tot hem en tot allen die in zijn huis waren” spraken. Dit hield in dat zij Jehovah voldoende moesten leren kennen om eerst, op grond van hun aanvaarding van het loskoopoffer, vergeving van in het verleden begane zonden te verkrijgen. Het is waar dat dit in hun geval in een heel kort tijdsbestek, in slechts één dag, gebeurde. Vervolgens hebben zij zich van ganser harte aan de Soevereine Heer van het universum, Jehovah God, opgedragen en zijn zij, als een symbool hiervan, gedoopt. Ja, de gevangenbewaarder „verheugde zich ten zeerste met zijn gehele huisgezin nu hij een gelovige in God was geworden”. — Handelingen 16:25-34.
12. Dient iemand zijn doop uit te stellen omdat hij sommige punten nog niet volledig begrijpt?
12 Misschien bent u terughoudend omdat er nog altijd een zekere twijfel of bepaalde onbeantwoorde vragen bestaan. Maar als het een of andere technische punt van een leerstelling onopgelost blijft, bestaat er des te meer reden naar het antwoord in Gods Woord te zoeken, waarbij u onophoudelijk tot God bidt of hij u onderscheidingsvermogen wil geven. Hij zal dit doen, wanneer u volledig vertrouwen in hem stelt. Hij zal geen „steen” of „slang” in uw uitgestoken hand leggen (Matthéüs 7:7-11). Dat u sommige dingen misschien niet volledig begrijpt, zou niet als verontschuldiging aangevoerd mogen worden voor het feit dat u uw leven niet aan hem opdraagt. Een christen neemt voortdurend in kennis van God en Zijn voornemens toe. — Filippenzen 1:9-11; Hebreeën 6:1-3.
13. (a) Wat wordt erkend in verband met jonge kinderen die in ons midden zijn? (b) Wanneer dient iemand die jong van jaren is, gedoopt te worden?
13 En ten slotte zijn er degenen die misschien denken dat zij nog te jong zijn om zich met inzicht op te dragen. Voor velen is dit misschien ook wel zo, aangezien duizenden jonge kinderen met Jehovah’s Getuigen verbonden zijn — hetgeen voor ons een oorzaak van vreugde is (Matthéüs 19:13-15). Terwijl zij opgroeien totdat zij in mentaal en fysiek opzicht voldoende rijp zijn om de volledige verantwoordelijkheid van de opdracht en de doop op zich te nemen, kunnen wij het vertrouwen hebben dat God zulke kinderen als „heilig” beschouwt zolang zij gunstig op de leiding van gelovige ouders reageren en gehoorzaam zijn (1 Korinthiërs 7:14). De tijd staat echter niet stil. Indien je gunstig hebt gereageerd op de wijze waarop je ouders je „in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah” hebben grootgebracht en je hebt toegelegd op het verwerven van kennis, zowel thuis als in de gemeente, is dan nu misschien de tijd aangebroken dat je je aan Jehovah opdraagt? Zo ja, dan moedigen wij je ertoe aan, nadat je dit met je ouders en de ouderlingen in je gemeente hebt besproken, om overeenkomstig je besluit om je leven aan Jehovah op te dragen, te handelen en je te laten dopen. — Efeziërs 6:1-4; 2 Timótheüs 1:5-7.
DIENEN WAAR JEHOVAH U PLAATST
14. Welke factoren in verband met het ’oogsten’ van gezalfden dienen nu opgemerkt te worden?
14 Bestaat er, nu u gedoopt wordt, hoop dat God u zal roepen om een deel van de bruid van Christus te zijn? God is vanzelfsprekend de rechter, niet mensen. Iemands gevoelens en neigingen, zoals deze misschien zijn ingegeven toen hij zich in de een of andere sekte van de christenheid bevond, dienen geen invloed uit te oefenen (Romeinen 8:28-30; 9:16). Het is belangrijk in gedachte te houden dat het ’oogsten’ van de gezalfden snel zijn einde nadert. (Vergelijk Matthéüs 13:36-43.) Negentien eeuwen lang is er slechts één roeping geweest, de hemelse, waarbij Jehovah heel selectief te werk is gegaan met betrekking tot degenen die met zijn Zoon dienst zouden verrichten om de Koninkrijksregering te vormen. Er zouden velen uitgenodigd worden, maar slechts een kostbare kleine groep zou uitgekozen worden (Matthéüs 22:2, 14). Na verloop van tijd zou het voorgeschreven maar beperkte aantal van 144.000 bereikt zijn. Hierna zouden er geen personen meer door heilige geest gezalfd worden als een getuigenis van het feit dat zij de hemelse hoop bezaten, tenzij, hetgeen slechts zelden zou voorkomen, de ontrouw van een van de overgebleven „uitverkorenen” een vervanging noodzakelijk zou maken. — Romeinen 8:16; 11:19; Openbaring 7:1-8; 14:1-5.
15, 16. (a) Wat schijnt duidelijk te zijn met betrekking tot het eindigen van de hemelse roeping en de bijeenvergadering van de „grote schare”? (b) Wat schijnt in dit late uur logisch te zijn met betrekking tot eventuele vervangingen? (c) Hoe dient elke persoonlijke aanspraak op de hemelse roeping evenwel bezien te worden?
15 Wanneer wij beschouwen hoe Jehovah gedurende de ’oogstperiode’ met zijn volk heeft gehandeld, schijnt het duidelijk te zijn dat de algemene hemelse roeping voltooid was omstreeks het jaar 1935, toen Gods volk tot het juiste begrip kwam dat de „grote schare” van Openbaring 7:9-17 een aardse hoop heeft. Dit is precies zo in zijn werk gegaan als Jehovah had voorzien. Zoals in Openbaring 7:3, 4 wordt aangetoond, zou er een uiteindelijke ’verzegeling’ van de overgeblevenen van het geestelijke Israël plaatsvinden. Maar gedurende deze tijd vlak voor de „grote verdrukking” zou een in aantal onbeperkte „grote schare” zich manifesteren. Zij zouden hun natuurlijke hoop op aards leven behouden, aangezien zij niet „wederom geboren” worden met hemels leven in het vooruitzicht. — Psalm 115:16; Johannes 3:1-8.
16 Met betrekking tot de mogelijkheid dat iemand op dit late uur „wederom geboren” wordt ten einde de plaats in te nemen van een gezalfde die ontrouw is geworden, kan opgemerkt worden dat begrijpelijkerwijs van slechts heel weinig personen van deze overgebleven gezalfden aangenomen kan worden dat zij hun hemelse roeping verbeuren door ontrouw te worden. Hun gelederen zijn tegen deze tijd door de dood tot slechts enkele duizenden uitgedund. Indien het noodzakelijk wordt iemand te vervangen, wie zou dan door Jehovah geroepen worden? Jezus zei over degenen die ertoe uitgenodigd werden zijn apostelen te worden: „Gij zijt degenen die in mijn beproevingen steeds bij mij zijt gebleven” (Lukas 22:28). Het is alleen maar logisch dat Jehovah iemand zou uitkiezen die reeds vele jaren met Gods volk is verbonden en die onder beproeving volharding en loyaliteit ten toon heeft gespreid, in plaats van iemand die slechts kort geleden een gedoopte discipel van Jezus is geworden en misschien nog niet in veel opzichten is beproefd. Dit wordt niet dogmatisch gezegd of om een basis te verschaffen waarop men ieders persoonlijke aanspraak op de hemelse roeping kan beoordelen, maar om pas verbonden personen te helpen het te vermijden zich aanmatigend te gedragen en zich ernstig te vergewissen van de wijze waarop Jehovah ten aanzien van hen handelt.
17. Welke verhouding begint er met de opdracht en de doop, hetgeen tot welke beloning leidt?
17 Onze verhouding tot God, ongeacht of wij nu tot de „kleine kudde” Koninkrijkserfgenamen behoren of de grootse hoop hebben eeuwig in volmaaktheid en geluk op aarde te leven, begint doordat wij bij onze Vader, Jehovah, in de gunst komen (Lukas 12:32). En hoe verkrijgen wij een goedgekeurde positie voor het aangezicht van God? Door kennis tot ons te nemen, geloof te oefenen in Christus’ slachtoffer, berouw te hebben van onze vroegere handelwijze in de wereld, ons positief te bekeren om Gods wil te doen, ons leven aan Jehovah op te dragen en die opdracht te symboliseren door de waterdoop. Wanneer wij de kostbare verhouding waarin wij tot God zijn komen te staan, vervolgens in stand houden, is hij getrouw doordat hij ons met eeuwig leven zal belonen, een bijzonder kostbaar bezit, of wij nu leven in de hemel zullen ontvangen of in het gebied van het Koninkrijk hier op aarde. — Hebreeën 11:6; Romeinen 6:23.
18. Op welke wijze vindt thans een „kenteken”-werk voortgang, en hoe geven afzonderlijke personen er blijk van dat zij voor redding zijn ’gekentekend’?
18 In de onmiddellijke toekomst zal er een eind komen aan de scheiding van de „schapen” en de „bokken”. Wanneer God de „grote verdrukking” brengt, ten einde „hen die God niet kennen en . . . hen die het goede nieuws omtrent onze Heer Jezus niet gehoorzamen” weg te vagen, zal er niemand op neutraal grondgebied zijn achtergebleven (Matthéüs 25:31-46; 2 Thessalonicenzen 1:6-9). Alleen degenen die voor redding zijn ’gekentekend’ zullen in leven blijven en Gods nieuwe ordening binnengaan (Openbaring 7:3, 4, 9, 14; Ezechiël 9:2-6). Hoe gelukkig zullen degenen zijn die zich aldus voor overleving hebben laten ’kentekenen’ doordat zij, als personen die zich aan God hebben opgedragen en dit door de waterdoop hebben gesymboliseerd, in een goede verhouding tot Jehovah God zijn gekomen en in rechtschapenheid op de smalle weg die naar het leven voert blijven wandelen! — Matthéüs 7:13, 14.
KUNT U BIJ WIJZE VAN HERHALING DE VOLGENDE VRAGEN BEANTWOORDEN?
● Hoe heeft de Ethiopische eunuch een voorbeeld gegeven door zich te laten dopen?
● Waarom dient men zonder te dralen de attracties van dit samenstel terzijde te stellen ten einde Jehovah’s liefdevolle uitnodiging te aanvaarden?
● Hoe zal vertrouwen in Jehovah iemand helpen wanneer er nog altijd een zekere twijfel of bepaalde onbeantwoorde vragen bestaan?
● Hoe dient de jeugd opdracht en doop te bezien?
● Wie zou logischerwijs door Jehovah worden uitgekozen wanneer een geestelijke Israëliet vervangen zou moeten worden?