„Eer Jehovah met uw waardevolle dingen”
„EER Jehovah met uw waardevolle dingen en met de eerste vruchten van heel uw opbrengst. Dan zullen uw voorraadruimten met overvloed gevuld worden; en van nieuwe wijn zullen uw eigen perskuipen overlopen” (Spreuken 3:9, 10). In die door koning Salomo geschreven geïnspireerde woorden van wijsheid ligt de sleutel opgesloten waarmee iemand toegang verkrijgt tot overvloedige zegeningen van Jehovah. Jehovah schept er behagen in als wij ’hem met onze waardevolle dingen eren’, omdat hij het genoegen en de daaruit voortvloeiende voordelen kent die dit ons mensen schenkt.
Wat zijn onze „waardevolle dingen”? Ons leven, onze tijd, onze natuurlijke talenten en bekwaamheden, alsmede onze eventuele materiële bezittingen. Wat wordt bedoeld met ’de eerste vruchten van heel onze opbrengst’? Het betekent dat wij van al wat wij bezitten het beste aan Jehovah moeten geven. Dan behaagt het Jehovah deze „eerste vruchten” van onze „waardevolle dingen” als een geschenk uit onze handen te aanvaarden.
Goede voorbeelden ter navolging
In Gods Woord zijn goede voorbeelden te vinden van dit met milde hand geven, vooral in verband met de verschillende bouwprojecten die werden ondernomen om de ware aanbidding onder Gods typologische volk Israël te bevorderen.
Toen bijvoorbeeld de tijd aanbrak dat Jehovah ten behoeve van de Israëlieten regelingen ging treffen voor de tabernakel in de wildernis als plaats van aanbidding, kwamen de zonen van Israël, „een ieder wiens hart hem ertoe drong, en zij brachten, een ieder wiens geest hem ertoe aandreef, Jehovah’s bijdrage voor het werk aan de tent der samenkomst en voor haar gehele dienst en voor de heilige klederen. En zij bleven komen, de mannen met de vrouwen, iedereen die gewillig van hart was . . . Iedere man en vrouw die er door zijn of haar hart toe werd aangedreven iets te brengen voor al het werk dat Jehovah door bemiddeling van Mozes geboden had te vervaardigen, bracht het; de zonen van Israël brachten een vrijwillige gave voor Jehovah”. — Exodus 35:21, 22, 29.
Het is waar dat Jehovah nauwkeurig had aangegeven welke materialen er voor de bouw van de tabernakel gebruikt moesten worden, maar de Israëlieten werden op geen enkele manier geprest een bijdrage te geven. Nee, zij deden dit bereidwillig, vrijwillig en met zeer milde hand als reactie op hetgeen Jehovah voordien tot Mozes had gezegd: „Iedereen met een gewillig hart brenge haar als een bijdrage voor Jehovah.” — Exodus 35:5; 36:4-7.
Toen de tabernakel zijn doel had gediend en men op het punt stond de tempel te gaan bouwen, gaf koning David een persoonlijke bijdrage voor de bouw van de tempel. Daarop vroeg hij het volk: „Wie biedt zich vrijwillig aan om vandaag zijn hand te vullen met een geschenk voor Jehovah?” Hoe was de reactie? „Het volk gaf uiting aan verheuging over hun schenking van vrijwillige gaven, want met een onverdeeld hart schonken zij vrijwillige gaven aan Jehovah; en zelfs David, de koning zelf, verheugde zich met grote vreugde.” — 1 Kronieken 29:5, 9.
Bij die gelegenheid zond David een uit zijn hart opwellend dankgebed tot Jehovah op wegens de geest van bereidwilligheid die heel het volk aan de dag legde. Hij zei onder andere: „En wie toch ben ik en wat is mijn volk, dat wij de macht zouden behouden om aldus vrijwillige gaven te schenken? Want alles komt van u, en uit uw eigen hand hebben wij het u gegeven” (29 vers 14). Dit onderstreept nog eens het feit dat wanneer wij Jehovah een geschenk aanbieden, wij alleen maar teruggeven wat hij ons uit de goedheid van zijn hart reeds gegeven heeft. Wij zijn slechts bewaarders van wat hem toebehoort.
Na de dood van koning David gebruikte zijn zoon Salomo al deze „vrijwillige gaven” volgens Jehovah’s aanwijzingen om een schitterende tempel te bouwen. En zolang hij God getrouw bleef aanbidden, leefden hij en zijn volk in vrede en zekerheid. Wij lezen: „Juda en Israël bleven in zekerheid wonen, . . . van Dan tot Berséba, al de dagen van Salomo” (1 Koningen 4:25). Zolang Israël ’Jehovah eerde met hun waardevolle dingen’ waren de opslagplaatsen gevuld en liepen de wijnvaten over.
In deze tijd
Er zijn sindsdien vele eeuwen verstreken, maar nog steeds is het voor ware aanbidders de weg der wijsheid ’Jehovah met hun waardevolle dingen te eren’. Wanneer wij onze tijd, onze energie en onze materiële dingen, ja alles wat wij hebben, voor de Koninkrijksbelangen inzetten, geven wij slechts aan Jehovah terug wat hem rechtmatig toebehoort. Het is zoals Paulus vraagt: „Wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen?” — 1 Korinthiërs 4:7.
Eén ding dienen wij echter altijd te bedenken: De grootte van een bijdrage aan het Koninkrijkswerk hoeft niet altijd een zuiver beeld te geven van de edelmoedigheid van de schenker. Herinnert u zich nog dat Jezus eens toekeek hoe verschillende personen geld in de schatkist van de tempel deden? De rijken wierpen er veel geldstukken in. Maar Jezus was zo onder de indruk van de oprechte edelmoedigheid van een behoeftige vrouw, die er slechts twee geldstukken van geringe waarde in wierp, dat hij zei: „Neem van mij aan, die arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan al die anderen. Want die konden van hun overvloed best wat missen, maar zij moest het van haar armoede doen, en toch gooide ze er alles in wat ze had: ze gaf al het geld waarvan ze moest leven.” — Markus 12:43, 44, Groot Nieuws Bijbel.
Diezelfde gedachte werd door de apostel Paulus beklemtoond toen hij de gemeente in Korinthe schreef over bijdragen om arme medechristenen te helpen. Hij zei: „Indien de bereidwilligheid er eerst is, dan is ze vooral aanvaardbaar naar hetgeen men heeft, niet naar hetgeen men niet heeft.” — 2 Korinthiërs 8:12.
Wereldomvattende expansie — waardoor mogelijk?
Jehovah’s hedendaagse getuigen zijn opgetogen bij het zien van de vorderingen die er in de gehele wereld gemaakt worden met de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk” (Matthéüs 24:14). De laatste tijd zijn in De Wachttoren en Ontwaakt! veel interessante berichten gepubliceerd over de uitbreidingswerkzaamheden in veel landen. Deze expansie is noodzakelijk omdat duizenden personen Jehovah’s organisatie binnenkomen. In sommige gevallen is er grond bijgekocht om nieuwe zendelingenhuizen, bijkantoren, Bethelhuizen en drukkerijen te kunnen bouwen. In andere gevallen zijn bestaande bijkantoorfaciliteiten uitgebreid. Op tientallen bijkantoren is men nog met bouwprojecten bezig.
Evenals in de dagen van het oude Israël zijn ook nu deze theocratische projecten mogelijk gemaakt door de vrijwillige bijdragen van hen die ’Jehovah met hun waardevolle dingen hebben geëerd’. Wij willen van deze gelegenheid gebruik maken om onze dankbaarheid te uiten jegens ieder wiens ’hart hem daartoe gedrongen heeft’.
En wij hebben het volste vertrouwen dat ook in de toekomst Jehovah’s geest het hart van zijn volk ertoe zal blijven bewegen bij te dragen in de steeds groeiende behoeften van het Koninkrijkswerk. Indien u zich ertoe gedrongen voelt op deze wijze steun te verlenen, kunt u uw bijdrage zenden naar het plaatselijke bijkantoor van het Wachttorengenootschap in uw land. Als u in Nederland woont, kunt u eventuele bijdragen zenden naar het Wachttorengenootschap, Noordbargerstraat 77, 7812 AA Emmen. Elke schenking wordt schriftelijk bevestigd.
Jehovah’s beloften vervuld
Jehovah beloofde: „Dan zullen uw voorraadruimten met overvloed gevuld worden; en van nieuwe wijn zullen uw eigen perskuipen overlopen.” Heeft onze liefdevolle God in onze tijd zijn belofte vervuld? Geestelijk beschouwd — Ja, hij heeft zijn belofte beslist vervuld! De „sluizen van de hemel” zijn geopend en Jehovah heeft ’een zegen over ons uitgegoten totdat er geen gebrek meer is’. — Spreuken 3:10; Maleachi 3:10.
Denk bijvoorbeeld eens aan de voortdurende toevoer van ’voedsel te rechter tijd’ waarin de ’getrouwe beheerder’ voorziet (Matthéüs 24:45-47; Lukas 12:42-44). Ook is er het liefdevolle geestelijke opzicht via de ouderlingen in de gemeenten, kringen en districten. En wat genieten wij van de opbouwende kringvergaderingen en districtscongressen! Al deze zegeningen getuigen ervan dat er „geen gebrek meer is”. Ze hebben dezelfde uitwerking op Jehovah’s aanbidders als „nieuwe wijn” — ze ’verheugen het hart’. — Psalm 104:15.
Bezie de vervulling van deze beloofde zegen ook eens vanuit een ander gezichtspunt. Jehovah heeft ons beslist alle moderne uitrusting verschaft die wij nodig hebben om de verbreiding van het „goede nieuws” door middel van de gedrukte bladzijde te versnellen, en het zo aan te bieden dat het zowel voor het oog als voor het oor aantrekkelijk is.
De wijsheid van Salomo’s woorden over ’Jehovah met onze waardevolle dingen eren’ kan echter in het persoonlijke leven van Gods toegewijde dienstknechten tot uitdrukking komen. Hoe? Doordat zij zichzelf geven in zijn „heilige dienst” (Romeinen 12:1). Vraag er iedere willekeurige getuige van Jehovah die er veel jaren in de bediening, vooral in de volle-tijddienst, op heeft zitten maar eens naar; wat krijgt u dan te horen? Dat zij persoonlijk in hun dagelijks leven de vervulling hebben ervaren van de woorden die uit het hart van de psalmist opwelden: „Eens was ik een jonge man, ook ben ik oud geworden, en toch heb ik een rechtvaardige niet volkomen verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende brood.” — Psalm 37:25.
Hebt u de sleutel gevonden waarmee u de deur naar gelegenheden om Jehovah te eren, kunt openen? Gebruikt u hem? Zo ja, dan ervaart u beslist de waarheid van Salomo’s volgende woorden van wijsheid: „De zegen van Jehovah — díe maakt rijk, en hij voegt er geen smart bij.” — Spreuken 10:22.