„Gedraagt u als mannen”
„Blijft wakker, staat vast in het geloof, gedraagt u als mannen, wordt machtig.” — 1 Kor. 16:13.
1. Als naar wat voor persoon verwees Pilatus naar Jezus door „Ziet! De mens!” te zeggen?
„ZIET! DE MENS!” Met die historische woorden stelde de Romeinse bestuurder Pontius Pilatus de beroemdste man in de gehele menselijke geschiedenis aan de vijandige joden voor die bijeengedromd waren voor zijn paleis in Jeruzalem. Het was de jood Jezus Christus, die toen was uitgedost in een koninklijk purperen gewaad en met een doornenkroon op zijn hoofd, allemaal met het doel de spot te drijven met zijn bewering de beloofde Messiaanse Koning te zijn (Joh. 19:5-15). Door de woorden „Ziet! De mens!” uit te spreken, verwees Pilatus evenwel naar Jezus als de meest in het oog springende persoon van de gehele mensheid, iemand die het niet verdiende verworpen te worden. Dit werd te kennen gegeven doordat Pilatus het Griekse woord anthroopos (Hebreeuws: geber) gebruikte, dat betrekking heeft op een mens van het mannelijke geslacht.
2. Door bemiddeling van welke man zal de gestorven mensheid een opstanding uit de doden ontvangen, en op basis van wat voor offer?
2 De apostel Paulus verwees naar deze man, die het equivalent was van de volmaakte man Adam op de dag van zijn schepping, toen hij in 1 Korinthiërs 15:21 de volgende woorden schreef: „Want aangezien de dood door bemiddeling van een mens [de anthroopos Adam] is, is ook de opstanding der doden door bemiddeling van een mens [de anthroopos Jezus Christus].” De apostel Paulus had dezelfde man in gedachten toen hij tot de leden van het Atheense hof op de Areópagus, of Marsheuvel, sprak en zei: „God heeft weliswaar de tijden van zulk een onwetendheid voorbijgezien, maar zegt de mensen thans dat zij allen en overal berouw moeten hebben. Want hij heeft een dag vastgesteld waarop hij voornemens is de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen door een man die hij heeft aangesteld, en hij heeft alle mensen een waarborg verschaft doordat hij hem uit de doden heeft opgewekt” (Hand. 17:30, 31). Door zijn volmaakte menselijke leven ten behoeve van de gehele mensheid te offeren, kon deze uit de doden opgewekte Jezus voor de gehele mensheid een losprijs aanbieden opdat zelfs de menselijke doden een opstanding uit de dood zouden kunnen ontvangen en de gelegenheid zouden kunnen verkrijgen om onder zijn duizendjarige koninkrijk eeuwig leven op een paradijsaarde te verwerven.
3. Van wiens offer, dat als een overeenkomstige losprijs werd gebracht, moest op de bestemde tijd getuigenis worden afgelegd, en waarom is het thans de geschiktste tijd voor dit getuigenis?
3 In overeenstemming met dat vreugdevolle feit schreef de apostel Paulus aan zijn medewerker Timótheüs en zei: „Want er is één God en één middelaar tussen God en de mensen, een mens, Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen — hiervan dient op de speciaal daarvoor bestemde tijden getuigenis te worden afgelegd” (1 Tim. 2:5, 6). En thans, in deze tijd, gedurende zijn tegenwoordigheid als regerend Koning op zijn hemelse troon aan Gods rechterhand, is het een bijzonder passende tijd om een dergelijk getuigenis aan de gehele mensheid te geven.
4. Hoe verschilde Jezus’ verschijning toen Pilatus hem aan de menigte voorstelde, van de manier waarop hij er op de dag van zijn intocht in Jeruzalem had uitgezien, en waarom moest Pilatus wel onder de indruk zijn?
4 Maar om nu weer terug te keren tot die gedenkwaardige paschadag in het jaar 33 G.T.: toen de Romeinse bestuurder van Judéa, Pontius Pilatus, de gegeselde en vernederde Jezus aan die kwaadwillige menigte vóór zijn paleis voorstelde en „Ziet! De mens!” uitriep, had men van Jezus een vertoning gemaakt! Zijn verschijning verschilde totaal van de manier waarop hij er eerder in diezelfde week had uitgezien. Bij die gelegenheid reed hij zegevierend Jeruzalem binnen als een pasgekozen koning op weg naar zijn kroning in de hoofdstad. Dit gebeurde als een vervulling in het klein van de profetie in Zacharia 9:9, waar wij lezen: „Verblijd u zeer, o dochter van Sion. Juich in triomf, o dochter van Jeruzalem. Zie! Uw koning zelf komt tot u. Hij is rechtvaardig, ja, gered; nederig, en rijdend op een ezel, ja, op een volwassen dier, het manlijke jong van een ezelin” (Matth. 21:1-9; Joh. 12:12-16). Wat moest Jezus later, op de paschadag, op meesterlijke wijze manlijke hoedanigheden ten toon spreiden door, in volledige onderworpenheid aan de wil van de Allerhoogste God, zijn hemelse Vader, zonder te klagen alle mishandeling en smaad te aanvaarden! Wat stond de bestuurder Pilatus anders te doen dan diep onder de indruk te komen van de stoere, onwrikbare manlijkheid van deze jood, op wie destijds de ogen van het gehele universum gericht waren?
5, 6. (a) Waarom hebben personen die graag in het paradijs willen leven, in Jezus Christus een volmaakt voorbeeld met betrekking tot hun handelwijze? (b) Hoe hebben de handelwijze van Adam en die van Jezus Christus volgens Paulus’ beschrijving op een tegenovergestelde manier invloed uitgeoefend op de mensheid?
5 Allen die in de naaste toekomst graag in menselijke volmaaktheid op een paradijsaarde willen leven, hebben in die manlijke persoon een navolgenswaardig voorbeeld, een voorbeeld waarop zij hun ogen gericht kunnen houden. De volwassen Jezus was een volmaakt menselijk schepsel, evenals de eerste mens, Adam, dit was toen zijn Schepper hem in de hof van Eden plaatste. Maar Jezus zorgde ervoor dat hij het beeld van God waarnaar hij op aarde was gevormd, niet bedierf; hij heeft de gelijkenis met God, waarin hij als mens opgroeide, nooit ontsierd (Gen. 1:26, 27). Op welk een tegenovergestelde manier hebben de ongehoorzame handelwijze van Adam en de loyale, onderworpen handelwijze van Jezus Christus derhalve invloed uitgeoefend op de gehele mensheid!
6 Toen de apostel Paulus aan de christelijke gemeente in de zeer intellectuele stad Korinthe schreef, maakte hij hier als volgt kort gewag van: „Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in de Christus allen levend gemaakt worden. Maar een ieder in zijn eigen rangorde: Christus, de eersteling, daarna zij die de Christus toebehoren, gedurende zijn tegenwoordigheid” (1 Kor. 15:22, 23). Om die reden liet God zijn getrouwe Zoon niet in de doodstoestand achter. In overeenstemming met zijn eigen onverbrekelijke belofte wekte God hem op de derde dag uit de doden op als de eerste die tot eeuwig leven werd opgewekt. Door middel van de opstanding bracht God zijn gehoorzame Zoon terug naar de plaats die hij voorheen in de onzichtbare hemelen bij hem had gehad. Hierdoor werd de mogelijkheid geschapen de menselijke doden weer tot leven op aarde terug te brengen, met de gelegenheid gedurende de onzichtbare, duizendjarige heerschappij van Jezus Christus over zijn aardse domein, geleidelijk aan tot volmaakt menselijk leven op een paradijsaarde opgeheven te worden.
7. Waarom is Jezus Christus niet langer een volmaakt menselijk schepsel, maar wat zal hij niettemin aan de nakomelingen van Adam en Eva kunnen teruggeven?
7 Zijn onzichtbare maar toch waarneembare „tegenwoordigheid” als Koning over de losgekochte mensheid zal beslist merkbaar zijn. Jezus Christus is weer een geestelijk schepsel, maar nu zonder te kunnen sterven, onsterfelijk. De apostel Paulus wijst op dit feit wanneer hij verder tot de gemeente in Korinthe zegt: „Indien er een fysiek lichaam is, dan is er ook een geestelijk lichaam. Zo staat er ook geschreven: ’De eerste mens, Adam, werd een levende ziel.’ De laatste Adam werd een levengevende geest” (1 Kor. 15:44, 45; Gen. 1:26, 27; 2:7). Aangezien de verheerlijkte Jezus Christus, die zijn volmaakte menselijke leven ten behoeve van de menselijke familie heeft afgelegd, niet langer een menselijk schepsel van vlees en bloed is maar nu als een machtige geest in de hemel woont, bezit hij het vermogen de nakomelingen van Adam en Eva leven in menselijke volmaaktheid terug te geven.
De man naar wiens voorbeeld wij ons willen gedragen
8. Voor wie is Jezus Christus een navolgenswaardig voorbeeld geworden, en op basis waarvan kon Paulus de leden van de gemeente in Korinthe opdragen navolgers van hem, Paulus, te worden?
8 Aangezien Jezus Christus gedurende zijn verblijf op aarde een volmaakt voorbeeld is geweest, verdient hij het in deze tijd door allen nagevolgd te worden die eeuwig leven trachten te verwerven, hetzij als hemelse metgezellen met hem in het Koninkrijk of als zijn volmaakte menselijke zonen en dochters op de paradijsaarde. De apostel Paulus kon dus volkomen terecht tot de volgelingen van Christus in het Korinthe uit de oudheid schrijven: „Geeft zowel joden als Grieken en de gemeente Gods geen aanleiding tot struikelen, zoals ook ik alle mensen in alle dingen behaag en niet mijn eigen voordeel zoek, maar dat van de velen, opdat zij gered mogen worden. Wordt navolgers van mij, zoals ik het ben van Christus.” — 1 Kor. 10:32–11:1.
9. Van welk zelfstandig naamwoord is het Griekse werkwoord dat in 1 Korinthiërs 16:13 met „gedraagt u als mannen” is vertaald, afgeleid, en welk onderscheid ligt in dit zelfstandige naamwoord opgesloten?
9 Die woorden helpen ons Paulus’ verdere aansporing, zoals die in de slotwoorden van zijn brief aan de gemeente in Korinthe wordt aangetroffen, vanuit het juiste standpunt te bezien: „Blijft wakker, staat vast in het geloof, gedraagt u als mannen, wordt machtig” (1 Kor. 16:13). Hier is het ene Griekse woord dat met de uitdrukking „gedraagt u als mannen” is vertaald, een werkwoord dat is afgeleid van het zelfstandige naamwoord anèr in de genitief, namelijk andros. Dit Griekse zelfstandige naamwoord betekent een man, in tegenstelling tot een vrouw. In Matthéüs 14:21 lezen wij bijvoorbeeld: „Toch hadden ongeveer vijfduizend mannen, de vrouwen en jonge kinderen niet meegerekend, gegeten.” (Zie ook Matthéüs 15:38; Markus 6:44; Johannes 6:10.) De apostel Petrus kreeg in Jeruzalem de klacht te horen dat „hij het huis van onbesnedenen [letterlijk: onbesneden mannelijke personen] had betreden en met hen had gegeten” (Hand. 11:3). En in 1 Korinthiërs 11:3 lezen wij: „Het hoofd van iedere man [is] de Christus . . . de man is op zijn beurt het hoofd van de vrouw en God het hoofd van de Christus.”
10. Welk Griekse zelfstandige naamwoord gebruikte Paulus in Handelingen 17:31 om degenen aan te duiden door bemiddeling van wie God zich heeft voorgenomen de bewoonde aarde te oordelen?
10 De apostel Paulus zei tot de leden van het Hof van de Areópagus in het oude Athene het volgende over Jezus Christus: „Hij [God] heeft een dag vastgesteld waarop hij voornemens is de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen door een man [anèr] die hij heeft aangesteld, en hij heeft alle mensen [Grieks: pasin] een waarborg verschaft doordat hij hem uit de doden heeft opgewekt.” — Hand. 17:31.
11. Hoe geeft de Griekse tekst in Handelingen 14:15 te kennen welk verschil er bestaat tussen een persoon van het mannelijke geslacht en louter een menselijk schepsel?
11 In Handelingen 14:15 lezen wij dat Paulus en Barnabas uitriepen: „Mannen [Grieks: andres], waarom doet gij deze dingen? Ook wij zijn mensen [Grieks: anthroopoi] en hebben dezelfde zwakheden als gij.” Aldus kunnen wij zien hoe de Griekse tekst een onderscheid maakt tussen personen van het mannelijke geslacht en louter een menselijk schepsel.
12. (a) In welk opzicht moesten de zusters in de gemeente Korinthe zich als „mannen” gedragen, en hoe luiden andere vertalingen hier? (b) Hoe vaak komt het Griekse werkwoord andrizoo in de christelijke Griekse Geschriften voor, maar hoe vaak in de Griekse Septuaginta-vertaling?
12 Paulus’ woorden in 1 Korinthiërs 16:13, „Gedraagt u als mannen” (andrizoo), werden aan alle leden van de gemeente geschreven, aan zowel de zusters als de broeders. Dus zelfs de zusters moesten zich, in navolging van Jezus Christus, het Hoofd van de christelijke gemeente, op een manlijke wijze — dat wil zeggen, met christelijke moed — gedragen. In de oorspronkelijke tekst van de christelijke Griekse Geschriften komt het werkwoord andrizoo slechts één keer voor, namelijk in 1 Korinthiërs 16:13, waar de Nieuwe-Wereldvertaling het weergeeft als „gedraagt u als mannen”. De Statenvertaling luidt: „Houdt u mannelijk.” De vertaling door professor Brouwer: „Betoont u manhaftig.” De Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap: „Weest manlijk.” In de Griekse tekst van de Griekse Septuaginta-vertaling komt het werkwoord andrizoo echter eenentwintig maal voor.
13. Hoe is het Griekse werkwoord in Deuteronomium 31:6, 7, 23 in de vertaling van de Septuaginta door Charles Thomson weergegeven?
13 In Deuteronomium 31:6, 7, 23 lezen wij bijvoorbeeld, volgens de vertaling door Charles Thomson: „Handel manlijk en wees sterk; . . . Toen riep Mozes Jozua en zei tot hem voor de ogen van geheel Israël: Wees moedig en sterk; . . . en de Heer gaf Jozua een opdracht en zei: Wees moedig en sterk, want gij zult de kinderen Israëls in het land leiden dat de Heer hun plechtig beloofd heeft, en hij zal met u zijn.” (Zie de overeenkomstige vertolking in de uitgave door S. Bagster and Sons, Londen, Engeland.)
14. Hoe geeft de vertaling door Charles Thomson het Griekse werkwoord in Nahum 2:1 weer?
14 In Nahum 2:1, de laatste van de eenentwintig keer dat dit Griekse werkwoord in de Griekse Septuaginta-vertaling voorkomt, lezen wij: „Iemand die bevrijd is van kwelling, is hijgend in uw tegenwoordigheid gekomen. Let op de weg; versterk uw lendenen; handel manlijk met uw gehele macht.” (Zie ook Bagsters uitgave van de Septuaginta.)a
15. Hoe wordt, in het licht van het voorgaande, het Griekse werkwoord in 1 Korinthiërs 16:13 in andere moderne vertalingen zodanig weergegeven dat het duidelijk op zowel vrouwen als mannen van toepassing gebracht kan worden?
15 Met het oog op de in de Septuaginta gebezigde vertolkingen van het Griekse werkwoord andrizoo, is het begrijpelijk waarom andere moderne vertalingen van de bijbel dat Griekse werkwoord in 1 Korinthiërs 16:13 weergeven zoals dit in vertalingen van de Griekse Septuaginta-vertaling (LXX) is gebeurd. Bijvoorbeeld, de Willibrordvertaling: „Weest moedig.” Today’s English Version: „Weest dapper.” The New English Bible: „Weest heldhaftig.” The Jerusalem Bible: „Weest dapper.” In die betekenis is het Griekse werkwoord zowel van toepassing op opgedragen, gedoopte christelijke vrouwen als opgedragen, gedoopte christelijke mannen. Vandaar dat Paulus dat Griekse werkwoord in 1 Korinthiërs 16:13 volkomen terecht gebruikt, ook al zijn de vrouwen in fysiek opzicht elk „een zwakker vat, het vrouwelijke”. — 1 Petr. 3:7.
16. Wat zegt Paulus, na christenen te hebben opgedragen zich als mannen te gedragen, verder nog, en hoe kunnen wij overeenkomstig deze aansporing handelen?
16 Nadat de apostel Paulus de opgedragen, gedoopte christenen heeft gezegd ’zich als mannen te gedragen’, voegt hij hier de woorden aan toe: „Wordt machtig.” In overeenstemming hiermee schreef Paulus in Efeziërs 6:10: „Tenslotte, blijft kracht verwerven in de Heer en in de macht van zijn sterkte.” Jehovah God, de Almachtige, kan ons sterken om ’machtig te worden’, ja, om heldendaden te verrichten in zijn heilige dienst (Dan. 11:32, Authorized Version; American Standard Version). Hij heeft zijn opgedragen, gedoopte volk bekleed met de waardigheid van de belangrijkste dienst die iemand op aarde zou kunnen verrichten. Dit dient het door de geest gezalfde overblijfsel en hun met schapen te vergelijken metgezellen er op krachtige wijze toe te motiveren om datgene te doen waartoe Paulus ons aanspoort, namelijk ’ons als mannen te gedragen’.
17. In welk opzicht heeft het gezalfde overblijfsel van thans een eervoller voorrecht dan Johannes de Doper?
17 Wij hebben thans een grootser en eervoller voorrecht dan Johannes de Doper in de eerste eeuw. Als een vervulling van de profetie van Maleachi 3:1 werd hij met het voorrecht vereerd op typologische wijze of op kleine schaal de voorloper van Jezus Christus als toekomstige Koning te zijn (Mark. 1:1, 2). Jezus zei over deze „boodschapper” die was uitgezonden om voor Jehovah uit een weg te bereiden: „Voorwaar, ik zeg u: Onder hen die uit vrouwen geboren zijn, is er geen grotere verwekt dan Johannes de Doper; maar wie een mindere is in het koninkrijk der hemelen, is groter dan hij” (Matth. 11:7-11). In deze tijd, sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog in het jaar 1918, treedt het overblijfsel van de gezalfde erfgenamen van het hemelse koninkrijk als ambassadoriale gezanten op, evenwel niet van een toekomstige koninklijke regering, maar van een hemels koninkrijk dat aan het einde van de tijden der heidenen in 1914 werd opgericht toen de verheerlijkte Jezus Christus op de troon werd geplaatst. Van hen kan gezegd worden, alleen in een grootsere betekenis, wat de apostel Paulus schreef: „Wij zijn daarom [ambassadoriale] gezanten die optreden in de plaats van Christus, alsof God door ons een dringend verzoek deed. Als plaatsvervangers van Christus smeken wij: ’Wordt met God verzoend.’” — 2 Kor. 5:20.
18. (a) Wie hebben sinds 1935 gunstig gereageerd op het dringende verzoek om met God verzoend te worden, zoals dit door het overblijfsel van de ambassadoriale „gezanten die optreden in de plaats van Christus” onder woorden wordt gebracht? (b) Wie hebben zich bij de mannen aangesloten in het prediken van het nieuws van het Koninkrijk, en hoe werd dit in Psalm 68:11 te kennen gegeven?
18 Sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918, en in het bijzonder sinds het gedenkwaardige jaar 1935, heeft een grote schare mensen van alle nationaliteiten gunstig gereageerd op het dringende verzoek dat door het gezalfde overblijfsel van de Koninkrijkserfgenamen wordt gedaan. Deze gunstig reagerende mensen hebben de in de Schrift vastgelegde stappen gedaan om met de God en Vader van onze Heer Jezus Christus verzoend te raken en zijn nu in vrede met hem. Uit waardering handelen zij als de metgezellen van het overblijfsel van de ambassadoriale „gezanten die optreden in de plaats van Christus” en zouden zij beschouwd kunnen worden als ’gewone gezanten die optreden in de plaats van Christus’ ten einde het dringende verzoek om met God verzoend te worden, tot nog andere met schapen te vergelijken personen te richten. Op een manlijke, moedige manier trekken ook dezen, zowel de vrouwen als de mannen, eropuit om ’dit goede nieuws van het koninkrijk op de gehele bewoonde aarde tot een getuigenis’ te prediken (Matth. 24:14; Openb. 7:9-17). Het is precies zoals in Psalm 68:11 was voorzegd: „Jehovah zelf geeft het woord; de vrouwen die het goede nieuws vertellen, zijn een groot leger.”
[Voetnoten]
a Zie voor de andere keren dat het Griekse werkwoord andrizoo in de Griekse LXX voorkomt: Jozua 1:6, 7, 9, 18; 10:25; 2 Samuël 10:12; 13:28; 1 Kronieken 19:13; 22:13; 28:20; 2 Kronieken 32:7; Psalm 26(27):14; 30:25 (31:24); Jeremia 2:25; 18:12; Daniël 10:19; Micha 4:10; vergelijk deze teksten met de weergave in de vertalingen uit de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst voor al deze verzen, bijvoorbeeld de hierboven genoemde Nederlandse vertalingen. In Jeremia 2:25 lezen wij: „Maar zij zei: Ik zal handelen als iemand die tot rijpheid is gekomen [andrizoo]. Omdat zij vreemden beminde, zal zij hen achternagaan.” — Charles Thomson.
Kunt u de volgende vragen beantwoorden?
□ Wat werd over Jezus te kennen gegeven doordat Pilatus hem als „de mens” aan de schare voorstelde?
□ Hoe verschilde Jezus’ verschijning bij deze gelegenheid van de manier waarop hij er eerder in diezelfde week had uitgezien?
□ Wat voor voorbeeld heeft Jezus aan al zijn volgelingen gegeven door het gedrag dat hij op die laatste dag van zijn leven op aarde aan de dag legde?
□ Tot wie werd het apostolische gebod om ’zich als mannen te gedragen’ gericht?
□ Hoe moeten christelijke vrouwen ’zich als mannen gedragen’?
[Illustratie op blz. 21]
„Ziet! De mens!”
Wat werd te kennen gegeven door datgene wat Pilatus zei toen hij Jezus voorstelde?
[Illustratie op blz. 24]
Hoe moeten vrouwen ’zich als mannen gedragen’?