„Koninkrijkstoename”-congressen — Wat een rijk geestelijk feestmaal!
JEHOVAH heeft beloofd dat ’de kleine tot duizend zal worden en de geringe tot een machtige natie’. Hijzelf zou „het te zijner tijd bespoedigen” (Jes. 60:22). En in sommige gebieden is het aantal Koninkrijksverkondigers sedert de Tweede Wereldoorlog verduizendvoudigd. Tot op de dag van heden ondervinden Jehovah’s Getuigen een geweldige toename in Brazilië, Italië, Japan, Mexico — ja op de gehele aarde. Het is dan ook zeer toepasselijk dat hun onlangs gehouden congressen „Koninkrijkstoename”-districtscongressen heetten!
Belangrijker dan de toename in aantallen zijn natuurlijk de rijke geestelijke zegeningen die wij als getuigen van Jehovah genieten. En hoeveel zijn er ons op dit congres ten deel gevallen! Een terugblik op hoogtepunten uit het programma zal ons geheugen opfrissen, ons hart verheugen en ons sterken in ons vaste voornemen de voortreffelijke raad toe te passen.
De uitwerking in grote lijnen
Alleen al in de Verenigde Staten zijn 117 congressen gehouden. Er waren in totaal 1.159.898 aanwezigen (35.828 meer dan het jaar ervoor), en er werden 10.625 personen gedoopt. Het waren vier vreugdevolle dagen waarin ons een geestelijk feestmaal werd voorgeschoteld en het programma klonk als een trompet die duidelijke tonen voortbracht — schriftuurlijke raad om hart en geweten te sterken.
„De lezingen namen haarscherp elk facet van het leven onder de loep”, zei een congresbezoeker. Ook werden opmerkingen gehoord in de trant van: ’Als ik thuiskom, zal ik meer hebben om over na te denken dan na enig ander congres.’ „Het lijkt altijd of het congres van dit jaar beter is dan dat van vorig jaar, maar dit jaar was het echt het beste dat wij ooit gehad hebben!” Ja, het programma was werkelijk van de allerhoogste kwaliteit.
Deze congressen dienden ook om Jehovah’s naam en koninkrijk te verkondigen. Dit werd bijvoorbeeld gedaan toen veel Koninkrijksverkondigers op vrijdagmiddag aan de velddienst deelnamen. Ook de media lieten zich niet onbetuigd. Kranten, radio en televisie vestigden de aandacht op congresactiviteiten en de geloofsopvattingen van Jehovah’s Getuigen.
„De kleine wordt tot duizend”
Dat was het thema van de openingsdag, gebaseerd op Jesaja 60:22. De lezing „Luister en word wijs in uw toekomst” drukte de congresgangers op het hart naar raad te luisteren die speciaal op hen van toepassing was, en als zij thuiskwamen aan die punten te werken (Spr. 19:20). Vervolgens kwam de toespraak door de voorzitter, „Laten wij te zamen Gods naam verhogen”, een bijzonder aanmoedigende bespreking van Psalm 34. Jehovah’s naam verhogen, betekent dat wij die naam onder alle omstandigheden loven en eerbied aan de dag leggen voor alle geestelijke voorzieningen van de Schepper. En hoe dankbaar dienen wij te zijn voor de geweldige geestelijke voorzieningen die hij door middel van zijn organisatie treft!
Het onderdeel „Jehovah’s werken aan het volgende geslacht bekendmaken” was werkelijk hartverwarmend. Jarenlang hebben de ouderen onder ons Gods goedheid ervaren en daarom hebben zij degenen die jonger zijn veel te vertellen. En bejaarde Getuigen houden niet op met werken. Alle leden van het Besturende Lichaam zijn immers nog zeer actief, ook al variëren zij in leeftijd van 59 tot 91 jaar! Verder laten schriftuurlijke en hedendaagse voorbeelden zien hoe passend het is dat de jongere generatie oudere dienstknechten van Jehovah respect betoont en met hen samenwerkt.
Hoe belangrijk heiligheid is, werd beklemtoond in de lezing „Onbevlekt, onbesmet en in vrede blijven” (2 Petr. 3:14). Om onbevlekt te blijven, moeten wij de immoraliteit en hebzucht van de wereld mijden. Vreedzame betrekkingen met anderen onderhouden, vereist dat wij inschikkelijk zijn op het gebied van onze voorkeuren en dat wij ons als minderen gedragen.
„Over de heerlijkheid van zijn koningschap praten”, was de dringende raad die de congresgangers vervolgens kregen. Wij kunnen bijvoorbeeld informeel getuigenis geven als wij traktaten en andere lectuur bij ons hebben, een goed gebruik van onze mogelijkheden maken en een positieve geestesgesteldheid aankweken. Het onderdeel „De toename is in volle gang!” liet zien dat grote aantallen mensen gunstig op het goede nieuws reageren. Ja, het aantal Getuigen is in 40 jaar tijd gegroeid van ongeveer 126.000 tot meer dan 2.842.500 — met ruim 7.416.900 aanwezigen bij de Gedachtenisviering! Sommigen die een steentje hebben bijgedragen tot deze grootse toename, wisten hierover heel aanmoedigend te vertellen.
Het programma van de eerste dag eindigde met de bezielende lezing „Overlevenden die een nieuwe aarde binnengaan” en de vrijgave van een nieuw boek, getiteld Overleving en daarna een nieuwe aarde. Het vestigt de aandacht op 47 profetische beelden en beschrijvingen van mensen die het einde van dit samenstel zullen overleven en het aardse domein van Gods koninkrijk zullen beërven. Deze publikatie werd met grote geestdrift ontvangen.
„Het Koninkrijk alom bekendmaken”
Dit was het thema voor de tweede dag van het congres, en het programma beklemtoonde ons voorrecht de Koninkrijksboodschap bekend te maken. Pioniers die tijdens de lezing „Zul jij de grote open deur binnengaan?” werden geïnterviewd, vertelden over de offers die zij hadden gebracht om volle-tijddienaren te worden, maar zij betuigden dat zij juist door deze grote deur binnen te gaan, diepe voldoening en de zegen die iemand waarlijk rijk maakt, hadden ervaren (Spr. 10:22). Al wie niet in de volle-tijdbediening was, had reden tot ernstig zelfonderzoek toen de spreker vroeg: „Laten onze omstandigheden toe dat wij in de pioniersdienst gaan?”
„Ons intensief bezighouden met het goede nieuws van het Koninkrijk” was, zoals de volgende lezing treffend aantoonde, iets wat de apostel Paulus deed (Hand. 18:5). Aangezien de prediking van het goede nieuws een van de voornaamste redenen voor het bestaan van de christelijke gemeente is, doet iedere hedendaagse getuige van Jehovah er verstandig aan zich af te vragen: „Ben ik een ijverige verkondiger van het Koninkrijk? Is er enige reden waarom ik niet geregeld elke week aan een of andere tak van de Koninkrijksprediking kan deelnemen?”
De lezing „Oefen je met godvruchtige toewijding als doel” toonde aan dat die toewijding betekent dat wij persoonlijk aan Jehovah gehecht zijn. En hoewel enig werelds onderwijs noodzakelijk is, kunnen wij ons terecht afvragen: Welk doel heb ik — een wereldse carrière of proberen God te behagen?
Werelds onderwijs werd ook beschouwd in het hedendaagse drama Goddelijk onderricht brengt meer Koninkrijksvruchten voort. In dit hoogtepunt van het programma werden de gevaren die het volgen van een universitaire opleiding gewoonlijk met zich brengt, tegenover de beloningen van de volle-tijddienst geplaatst. Jongeren hadden waardering voor de ondubbelzinnige raad, en een jonge man merkte op: „Dat drama was niet overdreven.”
Een verrukkelijke verrassing die ochtend was de vrijgave van Koninkrijksmelodieën nr. 5. En heel veel bezoekers uitten hun waardering voor de nieuwe liederen die in het programma ten gehore werden gebracht.
Het middagprogramma begon met de thematoespraak „Een wereldwijde toename in Koninkrijksvruchten”. Het was een vers-voor-versbespreking van Jesaja hoofdstuk 60, verweven met een terugblik op de Koninkrijkstoename sedert 1919, waarbij hoogtepunten werden aangestipt als het aannemen van de naam Jehovah’s Getuigen in 1931 en de correcte identificatie van de „grote schare” in 1935 (Jes. 43:10-12; Openb. 7:9). De aandacht werd gevestigd op de toename die wij tijdens de Tweede Wereldoorlog en sedertdien hebben beleefd als vervulling van Jesaja 60:22.
Dit alles was een toepasselijk voorspel tot de lezing „Een vreugdevol volk — Waarom?” Wat een redenen tot vreugde hebben wij! Onze God is een gelukkige God, en vreugde is een vrucht van zijn geest. Wij verheugen ons in het licht van de waarheid, de bescherming die een op de bijbel gebaseerde moraal biedt, de allerbeste omgang en het voorrecht Jehovah’s hart te verheugen door onze rechtschapenheid te bewaren en het goede nieuws te prediken. Veel congresgangers namen dan ook opgewekt deel aan de Koninkrijksprediking die middag, na een lezing waardoor de waardering voor de grote verscheidenheid van het gedrukte materiaal dat zo nuttig is bij onze bediening, nog werd vergroot.
„De dingen die wij leren, in praktijk brengen”
De derde dag begon met een aandeel van twee ouderlingen die de dagtekst bespraken en de aandacht vestigden op bovenstaand thema. Daarop volgde een symposium met de titel „Als christelijk gezin aan de maatstaf voldoen”. Allereerst werd de verantwoordelijkheid van de christelijke echtgenoot beschouwd, die vragen te beantwoorden heeft als deze: Let je er zorgvuldig op dat je je positie als hoofd nooit voor zelfzuchtige doeleinden gebruikt? Leer je je kinderen het Koninkrijk op de eerste plaats in hun leven te stellen en geef je daarbij zelf het goede voorbeeld door materiële belangen niet zozeer op de voorgrond te plaatsen? Worden de weekeinden alleen maar beschouwd als een tijd voor ontspanning of in de eerste plaats als gelegenheden om een aandeel te hebben aan heilige dienst?
De volgende lezing, „Een vrouw die diepe achting toont”, wees erop dat de schriftuurlijke rol van de vrouw is vastgesteld door een wijze, rechtvaardige en liefdevolle God die weet wat voor iedereen het beste is. Natuurlijk moet aan een echtgenote ook achting worden betoond. Het is misschien niet altijd gemakkelijk voor een vrouw om diepe achting voor haar man aan de dag te leggen, want hij is niet volmaakt. Maar door achting te betonen, verwerft een vrouw Jehovah’s goedkeuring, ontstaat er harmonie in het gezin en zal zij gelukkig worden.
Vooral jonge mensen trokken profijt van de lezing „Kinderen die hun ouders eren”. Als je je ouders wilt eren, moet je hun van harte gehoorzamen en op je hoede zijn voor verkeerde neigingen. Een christelijke jongere doet er dus verstandig aan zich af te vragen: Worden door de dingen die ik doe God en mijn ouders geëerd en werpen ze ook een gunstig licht op mijzelf?
In het onderdeel „Jongeren, laat je niet bedriegen” werd jonge mensen nog meer raad gegeven. Er waren een aantal treffende interviews in verwerkt en duidelijk kwam de noodzaak naar voren weerstand te bieden aan de pogingen van de Duivel om ons te bedriegen. Hierna volgde de lezing „Zonen die Jehovah’s hart blij maken”, waarin werd aangetoond dat Jezus, David en anderen in hun jeugd Jehovah’s hart verblijdden. Zo maken ook veel jongeren in deze tijd Jehovah’s hart blij door een voortreffelijk gedrag en ijverige dienst (Spr. 27:11). Wat een voorrecht!
De dooplezing, „Ons onder Jehovah’s machtige hand onderwerpen”, legde de nadruk op het feit dat iemand loyaal is aan hetzij Gods organisatie of die van Satan. Opdracht en doop vereisen veranderingen in onze manier van denken, spreken en handelen en leggen ons de verplichting op geregeld de vergaderingen te bezoeken en een volledig aandeel aan de christelijke bediening te hebben.
Op drie van de voornaamste verantwoordelijkheden van ouderlingen werd de aandacht gericht in de middagtoespraak „Ouderlingen, volg de Grote Herder na”. (1) Ouderlingen moeten de verplichting Gods kudde te voeden ernstig opnemen en zien te voorkomen dat iets op het laatste nippertje moet worden voorbereid. (2) Door voorbeeld en onderwijs moeten zij de kudde beschermen tegen gevaren zoals toegeeflijkheid, buitensporige genoegens, ongeoorloofde seks en afvalligheid. (3) Ouderlingen dienen geregeld een aandeel te hebben aan het herderlijk werk.
Een bespreking tussen een ouderling en een dienaar in de bediening wierp vervolgens licht op de vraag „Wat het betekent zich aan Koninkrijksautoriteit te onderwerpen”. Wanneer men rechtmatige autoriteit negeert, is de grondoorzaak zelfzucht, die haar oorsprong vindt bij de Duivel. Zich aan Koninkrijksautoriteit onderwerpen, betekent bijbelse beginselen naleven en onderworpen zijn aan hen die zijn aangesteld om onder ons de leiding te nemen.
Doch wat staat ons te doen als een intieme vriend ons vertelt dat hij een grove zonde heeft begaan maar wil dat wij erover zwijgen? De indringende lezing „Heb geen deel aan de zonden van anderen” beklemtoonde de noodzaak loyaal te zijn aan Jehovah en zijn organisatie. Als wij onze door zijn geweten gekwelde vriend er niet toe kunnen overreden zijn zonde aan de ouderlingen te bekennen, dienen wij de kwestie onder hun aandacht te brengen. In feite is dit tot geestelijk welzijn van de kwaaddoener zelf, en uit berichten blijkt dat een aantal personen in overeenstemming met deze raad heeft gehandeld.
Een lezing die aanleiding gaf tot veel lovend commentaar, was getiteld „Van welke tafel eet je?” Als wij het beginsel uit de raad van de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 10:14-22 in ruimere zin toepassen, beseffen wij dat van Jehovah’s tafel eten, wil zeggen dat wij God de hem verschuldigde aanbidding schenken en ons voeden met zijn waarheden. Wij moeten derhalve „de tafel van de demonen” mijden door op onze hoede te zijn voor aangelegenheden als ongeoorloofde seks, materialisme, ongepast amusement en filosofieën die kritiek op Gods Woord inhouden. Wanneer wij ons beperken tot de tafel van Jehovah, resulteert dat in vreugde, tevredenheid en een vaste hoop.
De slotlezing van de derde dag droeg als titel „De Heilige Schrift vermeerdert onze nauwkeurige kennis van God”. Na een overzicht van de prestaties van het Wachttorengenootschap op het gebied van het drukken van diverse bijbels, bracht de spreker zijn toehoorders tot opgetogenheid door de vrijgave aan te kondigen van de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met verwijzingen (Engelse uitgave). Deze bevat meer dan 125.000 verwijzingen, bijzonder nuttige voetnoten en een waardevol appendix. Wat een weldaad voor bijbelonderzoekers!
„Geen einde aan de overvloed van Koninkrijksheerschappij”
Dit was het thema van de vierde en laatste congresdag. De eerste lezing was opgebouwd rond de vraag „Heb jij een afschuw van wat slecht is?” Wij hebben wijsheid nodig om vast te stellen wat slecht is en moeten slechtheid werkelijk haten of verafschuwen, want een verkeerde handelwijze volgen, leidt tot verlies van Jehovah’s gunst en kan ons en anderen schaden (Rom. 12:9). Bovendien moeten wij beseffen dat als Jehovah zegt dat iets slecht is, het werkelijk slecht is en vermeden dient te worden.
„Koninkrijkstoename brengt meer verantwoordelijkheid” was het volgende thema dat werd beklemtoond. Ja, een grote toename legt allen die al langer in de waarheid zijn een verplichting op. Zij moeten zich bekommeren om de geestelijke belangen van nieuwelingen. Dit kan onder andere gedaan worden door gastvrijheid te betonen en door in alle vormen van heilige dienst een goed voorbeeld te geven.
Hoed u voor schandelijke dwaasheid was de titel van het tweede drama. Doeltreffend werden de kwade gevolgen van Achans hebzucht uitgebeeld (Joz. hfdst. 7). Ook toonde het drama hoe een soortgelijk geval van schandelijke dwaasheid de werking van Gods heilige geest in een gemeente zou kunnen belemmeren. Wat een nadruk werd hiermee gelegd op de noodzaak ons deel te doen om de organisatie rein te houden en daarbij ons eigen hart tegen verleiding te behoeden!
De middag begon met de openbare toespraak „Een regering die tot stand brengt wat de mens niet kan”. Inlichtingen uit deze bemoedigende boodschap kunt u vinden op de bladzijden 10 tot en met 20 in De Wachttoren van 15 januari 1985.
Daarna kwam de lezing „De eer Jehovah’s naam te dragen”. Deze was gebaseerd op de brochure De Goddelijke Naam die eeuwig zal blijven bestaan, die ’s ochtends vrijgegeven was. De spreker merkte op dat de belangrijkste waarheid in de bijbel niet de losprijs is of de hoop op leven in het Paradijs maar het feit dat Jehovah de enige ware God is. Als dragers van Jehovah’s naam moeten wij erkennen dat hij de God is met een groots voornemen, moeten wij zijn eigenschappen liefhebben en ons best doen die na te volgen, terwijl wij zijn naam bij iedere gelegenheid bekendmaken.
In de slottoespraak „Koninkrijksorganisatie toegerust voor meer toename” beklemtoonde de spreker wat een groot voorrecht het voor ons is in deze tijd van toename te leven. Wij moeten echter de kwaliteit van onze aanbidding hoog houden en ieder voor zich moet vorderingen blijven maken. Zoals een spreker het in zijn slotwoord uitdrukte: „Laten wij, met de goddelijke steun van Jehovah en zijn Zoon, voorwaarts gaan als Koninkrijksorganisatie, toegerust voor meer toename. Wij hebben alle reden om gezamenlijk Gods naam te verhogen, nu en tot in alle eeuwigheid.”
De „Koninkrijkstoename”-districtscongressen hadden dus een positieve en hartverwarmende klank. Van begin tot eind waren ze werkelijk een rijk geestelijk feestmaal.
[Illustratie op blz. 28]
Door de hedendaagse toepassing van bijbelse beginselen maakten de congresdrama’s diepe indruk
[Illustratie op blz. 29]
De duizenden dopelingen onderwierpen zich onder Jehovah’s machtige hand
[Illustratie op blz. 31]
Een bezielend bijbels drama onderstreepte de noodzaak ons te hoeden voor schandelijke dwaasheid