Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w85 15/11 blz. 23-27
  • Ouderlingen, vat uw herderlijke verantwoordelijkheden ernstig op

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Ouderlingen, vat uw herderlijke verantwoordelijkheden ernstig op
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1985
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Herders ontvangen richtlijnen
  • Gevaren bedreigen de schapen
  • De schapen op andere manieren helpen
  • Schapen weiden is een ernstige aangelegenheid
  • Herders, volg de Grootste Herders na
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2013
  • De kudde Gods weiden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • „Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2011
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1985
w85 15/11 blz. 23-27

Ouderlingen, vat uw herderlijke verantwoordelijkheden ernstig op

„Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd.” — 1 PETRUS 5:2.

1. Waarom is het zo passend schapen te gebruiken als een symbool van door God goedgekeurde mensen?

HET is werkelijk passend om schapen te gebruiken als een symbool van door Jehovah God begunstigde mensen! Schapen zijn volgzame dieren die op de stem van hun herder reageren en hem gaarne volgen. Gods met schapen te vergelijken volk laat zich op overeenkomstige wijze leiden door de Voortreffelijke Herder, Jezus Christus. Zij kennen hem, reageren op zijn stem en aanvaarden blijmoedig zijn leiding (Johannes 10:11-16). Natuurlijk worden letterlijke schapen zonder een goede herder snel angstig en hulpeloos. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Jezus Christus medelijden had met mensen die „gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder”. — Matthéüs 9:36.

2. Hoe bezag Jehovah de met schapen te vergelijken personen die lijden te verduren hadden onder de liefdeloze „herders van Israël”?

2 Jehovah God heeft intense belangstelling voor het geestelijk welzijn van rechtgeaarde mensen die in de Schrift als „schapen” worden aangeduid. God sprak bijvoorbeeld bij monde van de profeet Ezechiël wee uit over „de herders van Israël”, de met verantwoordelijkheid beklede mannen die zichzelf weidden terwijl zij de schapen veronachtzaamden. Maar Jehovah zou niet toelaten dat met schapen te vergelijken personen moesten lijden zonder dat er verlichting voor hen kwam, want hij zei: „Het verlorene zal ik zoeken en het weggedrevene zal ik terugbrengen, en het gebrokene zal ik verbinden en het kranke zal ik sterken.” — Ezechiël 34:2-16.

3. Hoe heeft Jezus blijk gegeven van zorg voor de schapen?

3 De Voortreffelijke Herder, Jezus Christus, bekommert zich op soortgelijke wijze om met schapen te vergelijken personen. Voordat Jezus naar de hemel opsteeg, gaf hij daarom uiting aan zijn wens dat de schapen gepaste zorg zouden ontvangen. Hij droeg de apostel Petrus op: ’Voed mijn lammeren, weid mijn schaapjes, voed mijn schaapjes’ (Johannes 21:15-17). En om de schapen van blijvende liefdevolle aandacht te verzekeren, gaf Jezus „sommigen als herders” om „het lichaam van de Christus” op te bouwen. — Efeziërs 4:11, 12.

4. Waartoe spoorde de apostel Paulus de door de geest aangestelde „oudere mannen” aan?

4 Aangezien zowel God als Christus zo’n intense liefde en zorg voor de schapen hebben, heeft iemand die een onderherder van Gods schapen is, een zeer verantwoordelijke taak. Derhalve spoorde de apostel Paulus de door de geest aangestelde „oudere mannen” van Efeze aan „de gemeente Gods te weiden” door er gepaste aandacht aan te schenken (Handelingen 20:17, 28). Hoe kunnen aangestelde ouderlingen zich derhalve op juiste wijze van deze verantwoordelijkheid kwijten?

Herders ontvangen richtlijnen

5. Welke raad gaf Petrus aan zijn medeopzieners?

5 De apostel Petrus, van wie verwacht werd dat hij Jezus’ schapen zou voeden, schreef aan zijn medeopzieners: „Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, niet onder dwang, maar gewillig; noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig; noch als heersend over hen die Gods erfdeel zijn, maar voorbeelden voor de kudde wordend” (1 Petrus 5:1-3). Laten wij eens zien hoe de door heilige geest aangestelde ouderlingen deze raad op bevredigende wijze kunnen toepassen.

6. Met welke geestesgesteldheid moeten ouderlingen „de kudde Gods” dienen?

6 Petrus spoorde zijn medeouderlingen aan: „Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, niet onder dwang, maar gewillig.” Degenen die het voorrecht hebben als geestelijke herders te dienen, moeten dit niet met tegenzin doen, omdat zij zich verplicht voelen voor de schapen te zorgen. Zij dienen zich niet gedwongen te voelen alsof dit een of ander geestdodend werk zou zijn of alsof anderen hen ertoe zouden pressen de kudde te weiden. Ouderlingen moeten veeleer met een bereidwillige geest dienen. (Vergelijk Psalm 110:3.) Wanneer iemand bereid is anderen goed te doen, doet hij dat gewoonlijk van ganser harte, waarbij hij zich inspant en zich uitslooft om hun belangen te behartigen. Een bereidwillige ouderling geeft op onzelfzuchtige wijze van zijn tijd en energie. Hij weet dat schapen soms kunnen afdwalen en hij wil hen helpen, in navolging van Gods zorg voor de schapen. Ja, Jehovah bekommerde zich zozeer om Israëlieten die afgedwaald waren, dat hij zei: „Ik heb gezegd: ’Hier ben ik, hier ben ik!’ tot een natie die mijn naam niet aanriep”! — Jesaja 65:1.

7, 8. (a) Wat wil het zeggen het herderlijke werk te verrichten zonder liefde voor oneerlijke winst? (b) Wat wil het zeggen bereidwillig dienst te verrichten?

7 Petrus zei dat het herderlijke werk niet „uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig” gedaan diende te worden. De aangestelde ouderlingen willen geen last voor de schapen zijn. Dat was de houding van de apostel Paulus, want aan christenen in Thessaloníka schreef hij: „Stellig herinnert gij u onze arbeid en ons zwoegen, broeders. Door nacht en dag te werken, ten einde niemand van u een dure last op te leggen, hebben wij het goede nieuws van God tot u gepredikt.” Ook bracht hij hun te binnen: „Wij hebben ons niet wanordelijk onder u gedragen, noch hebben wij iemands brood om niet gegeten. Integendeel, door arbeid en zwoegen werkten wij nacht en dag ten einde niemand van u een dure last op te leggen.” — 1 Thessalonicenzen 2:9; 2 Thessalonicenzen 3:7, 8.

8 Insgelijks zetten getrouwe herders van Gods kudde thans niet hebzuchtig hun zinnen op wat de schapen bezitten noch trachten zij ten koste van hen onrechtvaardige winst te behalen (Lukas 12:13-15; Handelingen 20:33-35). Paulus liet zien dat degenen die ervoor in aanmerking komen opzieners te zijn, ’niet belust moeten zijn op oneerlijke winst’ (Titus 1:7). In plaats daarvan moeten zij hun dienst graag willen verrichten, enthousiaste belangstelling voor hun werk hebben en het voordeel zoeken van de schapen die aan hun zorg zijn toevertrouwd (Filippenzen 2:4). Op deze wijze tonen deze herders dezelfde onzelfzuchtige zorg voor de schapen als Jehovah God en zijn Zoon, Jezus Christus.

9. Waarom mag een christelijke herder ’niet heersen over hen die Gods erfdeel zijn’?

9 Petrus zei ook dat ouderlingen Jehovah’s volk moesten weiden niet „als heersend over hen die Gods erfdeel zijn, maar voorbeelden voor de kudde wordend”. Een liefdevolle herder ziet erop toe dat hij zijn autoriteit niet misbruikt door een superieure houding aan te nemen en over de schapen te heersen. Een trotse geest is onchristelijk en moet vermeden worden door allen die Jehovah wensen te behagen. Spreuken 21:4 zegt: „Hoogmoedige ogen en een arrogant hart, de lamp der goddelozen, zijn zonde.” En Jezus zei tot zijn volgelingen: „Gij weet dat de regeerders der natiën over hen heersen en de groten autoriteit over hen oefenen. Zo is het onder u niet; maar wie onder u groot wil worden, moet uw dienaar zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, moet uw slaaf zijn” (Matthéüs 20:25-27). Ja, ouderlingen moeten in gedachte houden dat degenen uit wie de kudde bestaat Gods schapen zijn en niet hardvochtig behandeld mogen worden.

10. (a) Wat deden sommige herders van het volk in Ezechiëls tijd? (b) Hoe zijn loyale opzieners voortreffelijke voorbeelden voor de kudde?

10 Tot de herders die in Ezechiëls tijd zichzelf weidden, zei Jehovah: „De zieke dieren hebt gij niet gesterkt en het kranke hebt gij niet genezen, en het gebrokene hebt gij niet verbonden, en het weggedrevene hebt gij niet teruggebracht, en het verlorene hebt gij niet gezocht om het te vinden, maar met hardvochtigheid hebt gij hen in onderworpenheid gehad, ja, met tirannie.” Verder zei God dat de hardvochtige herders ’allen die ziek waren, bleven stoten totdat zij verstrooid waren’ (Ezechiël 34:4, 20, 21). Maar zo is het thans niet met de liefdevolle herders van „de kudde Gods” gesteld. Zij laten zich niet op hun autoriteit voorstaan en zij zien er zorgvuldig op toe dat zij geen enkel schaap tot struikelen brengen. (Vergelijk Markus 9:42.) In plaats daarvan geven zulke ouderlingen liefdevolle hulp en aanmoediging. Bovendien verlaten zij zich gebedsvol op Jehovah en werken hard om voortreffelijke voorbeelden te zijn „in spreken, in gedrag, in liefde, in geloof, in eerbaarheid” (1 Timótheüs 4:12). Dientengevolge zijn de schapen tevreden en voelen zij zich veilig daar zij weten dat zij door liefdevolle, godvrezende herders worden verzorgd.

Gevaren bedreigen de schapen

11. Waarom moeten hedendaagse herders zo goed voor Gods kudde zorgen dat de schapen zich veilig voelen?

11 Het is noodzakelijk dat met schapen te vergelijken personen in deze tijd zich veilig voelen, gerustgesteld door de voortreffelijke aandacht waarmee ouderlingen de kudde beschermen (Jesaja 32:1, 2). Dit is vooral zo aangezien christenen in deze „kritieke tijden” waardoor „de laatste dagen” worden gekenmerkt, met vele gevaren geconfronteerd worden (2 Timótheüs 3:1-5). De psalmist David werd ook met gevaren geconfronteerd, maar hij kon zeggen: „Jehovah is mijn Herder. . . . Al wandel ik ook in het dal van diepe schaduw, ik vrees niets kwaads, want gij zijt met mij” (Psalm 23:1-4). Hedendaagse herders van Gods kudde dienen de schapen zo goed te verzorgen dat deze met schapen te vergelijken personen zich evenals David zeer dicht bij Jehovah voelen. Zij moeten zich ook veilig voelen als een deel van Gods organisatie.

12. Tegen welke hedendaagse neiging moeten de schapen beschermd worden, en hoe kunnen ouderlingen in dit opzicht hulp bieden?

12 Eén gevaar waartegen degenen die deel uitmaken van Gods kudde beschermd moeten worden, is de hedendaagse neiging tot beginselloos, immoreel gedrag. Voornamelijk ten gevolge van de huidige vormen van vermaak, hetzij door televisie of op andere manieren, hebben veel mensen een levensstijl ontwikkeld die lijnrecht in strijd is met de maatstaven die in Gods Woord uiteengezet zijn. In deze tijd moet er door gezonde schriftuurlijke raad die binnen de gemeente wordt verschaft, een tegenwicht worden gevormd tegen de alles-mag-houding van deze wereld, met haar grove seksuele wangedrag. Herders van de kudde moeten daarom goed op de hoogte zijn met wat de bijbel over moraliteit leert. Bovendien moeten zij de schapen voortdurend hun verantwoordelijkheid voorhouden om rein te blijven voor Jehovah’s dienst. — Titus 2:13, 14.

13. (a) Tegen welk gevaar verschaft de brief van Judas gezonde raad? (b) Welk standpunt moeten ouderlingen ten aanzien van afvalligen innemen?

13 Ook zijn er gevaren van de zijde van afvalligen. Houd in gedachte dat negentien eeuwen geleden bepaalde „goddeloze mensen”, die valse leraren waren, de gemeente waren binnengedrongen. Zij waren gevaarlijke „onder water verborgen klippen”, valse herders die zichzelf weidden, dierlijke mensen die afscheidingen veroorzaakten en niet geestelijk gezind waren. De brief van Judas verschaft gezonde raad waardoor ouderlingen, en alle getrouwen, in staat worden gesteld „onvermoeid te strijden voor het geloof” (Judas 3, 4, 12, 19). Het lijdt geen twijfel dat ouderlingen een vastberaden standpunt moeten innemen ten aanzien van ieder die tracht verdeeldheid te zaaien, want Paulus schreef: „[Houdt] hen in het oog . . . die, in strijd met de leer welke gij hebt geleerd, verdeeldheid veroorzaken en aanleiding tot struikelen geven, en mijdt hen” (Romeinen 16:17). Op herders rust daarom de verantwoordelijkheid om de kudde tegen deze of andere ’wolven in schaapsklederen’ te beschermen. — Matthéüs 7:15.

De schapen op andere manieren helpen

14, 15. Hoe kunnen ouderlingen wellicht hulp bieden aan medegelovigen die elkaar onvriendelijk bejegenen?

14 „De kudde Gods” weiden, kan vereisen dat de schapen geholpen moeten worden met verschillende problemen die zich binnen de christelijke gemeente kunnen voordoen. Soms kunnen schapen zelfs onderling ruzie krijgen. Vanwege kleine incidenten gaan sommigen elkaar wellicht onvriendelijk bejegenen. Deze afzonderlijke personen kunnen elkaar zelfs gaan belasteren en uiteindelijk hun omgang met hun vroegere metgezellen in Jehovah’s dienst staken, met grote geestelijke schade voor henzelf. — Spreuken 18:1.

15 Geestelijke herders moeten er heel vlug bij zijn om zulke medegelovigen te helpen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de ouderlingen er misschien op moeten wijzen hoe verkeerd het is elkaar te belasteren en hoe alle loyale christenen eraan moeten werken de eenheid van de gemeente te bewaren (Leviticus 19:16-18; Psalm 133:1-3; 1 Korinthiërs 1:10). Ouderlingen kunnen wellicht hulp bieden door te wijzen op de waarschuwing van Paulus: „Als gij elkaar blijft bijten en verslinden, past er dan voor op dat gij niet door elkaar wordt verdelgd.” — Galáten 5:13-15; Jakobus 3:13-18.

16. Wat moeten ouderlingen doen als zij ongezonde neigingen in de gemeente opmerken?

16 Ouderlingen, houdt in gedachte dat de Duivel rondgaat „als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden” (1 Petrus 5:8). Alle ware christenen hebben een strijd te voeren, niet tegen vlees en bloed, maar tegen goddeloze geestenkrachten (Efeziërs 6:10-13). Getrouwe herders willen beslist niet dat de schapen door Satan worden overmeesterd. Als sommige met schapen te vergelijken personen dus christelijke vergaderingen beginnen over te slaan, zouden zorgzame ouderlingen moeten proberen vast te stellen wat de reden hiervoor is en passende geestelijke hulp moeten bieden. Herders moeten weten hoe het kleinvee eruitziet en snel reageren op iedere ongezonde neiging in de gemeente (Spreuken 27:23). Als deze verantwoordelijke mannen een tendens opmerken om de velddienst te verwaarlozen, persoonlijke studie te veronachtzamen, of overmatig veel tijd te besteden aan ontspanning of het najagen van materialistische belangen, moeten zij trachten de situatie te verhelpen. In navolging van Jehovah en de Voortreffelijke Herder, Jezus Christus, bieden ouderlingen die voor „de kudde Gods” zorgen op passende wijze persoonlijke hulp of geven zij soms op vergaderingen noodzakelijke raad (Galáten 6:1). Op deze en andere manieren geven liefdevolle ouderlingen er blijk van dat zij hun herderlijke verantwoordelijkheden ernstig opvatten. — Handelingen 20:28.

Schapen weiden is een ernstige aangelegenheid

17. Aan welke vereisten moet iemand voldoen om voor ouderling in aanmerking te komen?

17 Als ouderling „de kudde Gods” weiden, is een veeleisend werk. De hoge maatstaven waaraan iemand moet voldoen om voor zo’n voorrecht in aanmerking te komen, worden in 1 Timótheüs 3:1-7, Titus 1:5-9 en 1 Petrus 5:1-4 duidelijk uiteengezet. Niet elke willekeurige broeder kan in deze hoedanigheid dienen, want alleen geestelijk gezinde mannen kunnen deze verantwoordelijkheid op de juiste wijze dragen (1 Korinthiërs 2:6-16). Veel mannen die thans niet als ouderling dienen, zouden voor dit voorrecht in aanmerking kunnen komen, maar zij moeten eerst ’naar een opzienersambt streven’. Zij dienen ijverige studenten van Gods Woord te zijn zodat zij er een grondig begrip van krijgen. Ja, zij moeten tonen dat zij het waard zijn aanbevolen te worden omdat zij voldoen aan de schriftuurlijke vereisten om te worden aangesteld als ouderlingen, geschikte herders van „de kudde Gods”.

18. Hoe stond Paulus tegenover de gemeenten, en delen anderen zijn gevoelens?

18 Het hoofd van de christelijke gemeente, de Voortreffelijke Herder, Jezus Christus, verricht dienst onder Jehovah God (Johannes 10:11; 1 Korinthiërs 11:3; Efeziërs 5:22, 23). En Jezus moet beslist ingenomen zijn met onderherders van de kudde die de schapen op de juiste wijze leiden en beschermen! Deze geestelijk gezinde mannen voldoen aan de hoge schriftuurlijke vereisten die voor christelijke ouderlingen zijn vastgesteld. Bovendien hebben zij dezelfde diepe bezorgdheid voor de schapen die aan de dag werd gelegd door de apostel Paulus, toen hij schreef: „Behalve die dingen [ontberingen en lijden], welke van uitwendige aard zijn, bestormt mij nog van dag tot dag de zorg voor alle gemeenten. Wie is er zwak en ik ben niet zwak? Wie wordt tot struikelen gebracht en ik ontsteek niet in toorn?” (2 Korinthiërs 11:23-29) Paulus reisde veel en dagelijks ondervond hij de „zorg voor alle gemeenten”, evenals dit thans met reizende opzieners het geval is. Op soortgelijke wijze voelen aangestelde ouderlingen in afzonderlijke gemeenten zich bezorgd voor de schapen binnen de kudde die aan hen als geestelijke herders is toevertrouwd.

19. Wat zal het gevolg zijn als Hebreeën 13:17 wordt toegepast en ouderlingen hun herderlijke verantwoordelijkheden ernstig blijven opvatten?

19 „De kudde Gods” weiden, betekent hard werk, maar het is alleszins de moeite waard. Daarom, herders van de kudde, behoedt uw kostbare voorrecht zorgvuldig. Zorg goed voor Gods schapen. En mogen alle met schapen te vergelijken personen volledig met de door heilige geest aangestelde onderherders samenwerken. „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig”, betoogde Paulus met klem, „want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen” (Hebreeën 13:17). Naarmate allen die Jehovah van ganser harte zijn toegewijd eendrachtig met elkaar samenwerken, zal de getrouwe dienst van christelijke ouderlingen die hun herderlijke verantwoordelijkheden ernstig opvatten grote geestelijke zegeningen en voordelen blijven afwerpen.

Kunt u dit uitleggen?

◻ Waarom moeten geestelijke herders gewillig dienen?

◻ Waarom moeten ouderlingen vrij zijn van de liefde voor oneerlijke winst?

◻ Waarom zou het verkeerd zijn als ouderlingen over Gods kudde zouden heersen?

◻ Waarom moeten opzieners voorbeelden voor de kudde zijn?

◻ Wat zijn enkele gevaren waartegen herders „de kudde Gods” moeten beschermen?

[Illustraties op blz. 25]

Evenals zorgzame herders uit de oudheid ’weiden’ hedendaagse ouderlingen liefdevol „de kudde Gods”

    Nederlandse publicaties (1950-2023)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2023 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen