Kan iets u van Gods liefde scheiden?
„Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood noch leven, noch engelen noch regeringen, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enige andere schepping ons zal kunnen scheiden van Gods liefde, die in Christus Jezus, onze Heer, is.” — ROMEINEN 8:38, 39.
1. Op welke manieren wordt Gods liefde dagelijks tot uitdrukking gebracht?
GOD is liefde. Dagelijks wordt dit jegens ons tot uitdrukking gebracht door de manieren waarop ons leven in stand wordt gehouden. De lucht die wij inademen, het water dat wij drinken en het voedsel dat wij eten, vormen allemaal bewijzen van Gods liefde. Bovendien worden ze aan zowel de goeden als de kwaden geschonken, of dit nu al dan niet wordt gewaardeerd. Jezus getuigde hiervan toen hij over zijn hemelse Vader zei: „Hij laat zijn zon opgaan over goddelozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Matthéüs 5:45). Elk schepsel dat op aarde leeft, is God dank verschuldigd voor de middelen van levensonderhoud waarin God voorziet. — Psalm 145:15, 16.
2. Hoe werd Jehovah’s grote liefde voor de mensheid getoond, en hoe toonde Jezus waardering voor wat Jehovah van hem verlangde?
2 Gods liefde voor menselijke schepselen ging veel verder dan alleen maar de zorg voor het in stand houden van dit huidige leven, dat als een bloem verwelkt en als het gras verdort (1 Petrus 1:24). Hij heeft voorzieningen getroffen waardoor de mensheid eeuwig kan leven: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Johannes 3:16). Deze voorziening heeft zowel de Vader als de Zoon heel veel gekost. In Gethsémane viel Jezus de avond voor zijn dood ter aarde en bad in zo’n hevige smart dat „zijn zweet werd als druppels bloed, die op de grond vielen”. In dit ogenblik van droefheid dacht Jezus aan de smaad die op Gods naam werd geworpen en vroeg hij zelfs of de beker van hem weggenomen mocht worden. Maar hij voegde hieraan toe: „Nochtans, niet zoals ik wil, maar zoals gij wilt” (Lukas 22:44; Markus 14:36). Ook al voelde Jezus hevige smart, toch kwam wat Jehovah verlangde op de eerste plaats. Zelfs het vooruitzicht van geseling en een langzame dood aan een martelpaal kon hem niet van Gods liefde scheiden.
3. Wat zeggen Jehovah’s Getuigen in deze tijd met de woorden van Paulus als waren het hun eigen woorden, en met welke gevolgen voor henzelf?
3 Wat Jehovah verlangt, komt ook op de eerste plaats in het leven van Jehovah’s Getuigen, die thans in Jezus’ voetstappen treden. „Indien God vóór ons is”, zo zeggen zij met de woorden van de apostel Paulus, „wie zal dan tegen ons zijn? Wie zal ons scheiden van de liefde van de Christus? Verdrukking of benauwdheid of vervolging of honger of naaktheid of gevaar of zwaard? Integendeel, in al deze dingen komen wij volledig als overwinnaars uit de strijd te voorschijn door bemiddeling van hem die ons heeft liefgehad” (Romeinen 8:31, 35, 37). In deze eeuw zijn Jehovah’s Getuigen aangevallen door het gepeupel, geslagen, met teer ingesmeerd en met veren bedekt, lichamelijk verminkt, verkracht, uitgehongerd, neergeschoten door vuurpelotons en in nazi-concentratiekampen zelfs onthoofd — allemaal omdat zij weigerden zich van Gods liefde te laten scheiden.
4. Welke indruk heeft de houding van een jonge man, die weigerde zich van Gods liefde te laten scheiden, op u gemaakt?
4 Vierenveertig jaar geleden schreef een jonge man, een van Jehovah’s Getuigen, zijn ouders vanuit een nazi-concentratiekamp onder andere het volgende:
„Het is nu 9.00 uur op de dag dat ik moet voorkomen, maar ik moet nog wachten tot 11.30 uur. Ik schrijf deze regels in een isoleercel van het militaire staatsgerechtshof. Ik heb toch zo’n vrede, wat eigenlijk moeilijk te geloven is; maar ik heb ook alles in de hand van de Heer gelegd, en zo kan ik, ondanks de boeien waarin ik voortdurend gekluisterd ben, rustig op dit uur wachten. Men zei u, dat ik niet geboeid zou worden. Leugens! Dag en nacht: alleen voor het aan- en uitkleden en het schoonhouden van de cel worden de ketenen afgenomen . . .
12.35 uur. Nu is alles voorbij. Omdat ik bij mijn bezwaren [tegen hun eis dat hij zijn aanbidding van Jehovah God zou opgeven] bleef, kreeg ik de doodstraf. Ik luisterde, en nadat ik de woorden gesproken had: ’Wees getrouw tot de dood’ en nog enkele andere woorden van onze Heer, was alles voorbij. Maar dat is niet meer belangrijk. U kunt u niet voorstellen welk een vrede, welk een rust ik heb. . . . Deze vrede en deze vreugde, die reeds in de rechtszaal over mij kwamen en die de wereld nooit kan begrijpen, doordrongen en overweldigden mij toen ik terugkwam in mijn cel . . . Huil niet. . . . Dit is het beste wat ik u en alle geliefde broeders en zusters heden geven kan, de laatste zondag vóór mijn terechtstelling (onthoofding), op welke dag ik van mijn ketenen bevrijd word.”*
„Hij zal u standvastig maken, hij zal u sterk maken”
5, 6. Welke door Paulus en Petrus gegeven verzekeringen zijn vertroostend voor degenen die hevig worden beproefd omdat zij aan Gods liefde vasthouden?
5 Deze jonge man werd gescheiden van het leven, maar niet van Gods liefde. In de loop der eeuwen zijn Jehovah’s Getuigen het doelwit van soortgelijke wreedheden geweest. Gods dienstknechten hebben zulke vervolgingen, zelfs tot de dood, niet in hun eigen kracht kunnen verduren, maar in Gods kracht. „God is getrouw”, zo wordt ons door Paulus verzekerd, „en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan” (1 Korinthiërs 10:13). Jehovah’s hedendaagse getrouwe getuigen hebben onder beproeving hetzelfde kunnen zeggen als Paulus toen hij gevangenzat: „De Heer stond bij mij en gaf mij kracht.” — 2 Timótheüs 4:17.
6 Nadat de apostel Petrus ons heeft gewaarschuwd op onze hoede te zijn voor de Duivel, die rondgaat als een brullende leeuw, op zoek om ons te verslinden, geeft hij de verzekering: „Nadat gij een korte tijd hebt geleden, zal de God van alle onverdiende goedheid, die u geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid in eendracht met Christus, zelf uw opleiding voleindigen, hij zal u standvastig maken, hij zal u sterk maken” (1 Petrus 5:8-10). Wanneer wij al deze goddelijke ondersteuning beschouwen, is één ding duidelijk: Gods liefde faalt nooit; mochten wij ervan gescheiden worden, dan ligt dit aan ons, niet aan hem.
7. Van welke tactieken bediende Satan zich in het geval van Jezus, en hoe verijdelde Jezus Satans opzet?
7 Satan valt niet altijd aan als een brullende leeuw. Vaak komt hij als een ’sluwe slang’ en zelfs als een afvallige „engel des lichts”. Hij heeft slechte bedoelingen ten aanzien van ons, en wij moeten op onze hoede zijn dat wij niet door hem worden overmeesterd. Wij moeten de volledige wapenrusting van God aandoen om „pal [te] staan tegen de listige daden van de Duivel” (Genesis 3:1, Petrus-Canisiusvertaling; 2 Korinthiërs 2:11; 11:13-15; Efeziërs 6:11, Engelse NW-Verwijsbijbel, voetnoot). Aan het begin van Jezus’ bediening kwam Satan naar hem toe en haalde hij schriftplaatsen aan die hij verkeerd toepaste in een poging Jezus tot kwaaddoen te verleiden. Driemaal verzocht hij Jezus en driemaal mislukten zijn pogingen. Jezus pareerde Satans schriftverdraaiing door middel van goed toegepaste teksten. Daarna zei Jezus dat Satan weg moest gaan. Maar Satan ’verwijderde zich slechts van hem tot een andere geschikte tijd’. — Lukas 4:13; Matthéüs 4:3-11.
8, 9. Op welke bedrieglijke manieren kwam Satan terug om Jezus aan te vallen, en wat zei Paulus dat wij ter bescherming van onszelf moeten doen?
8 Satan gaat onverdroten door. Hij blijft in verschillende vermommingen terugkomen. Hij kwam naar Jezus terug via de religieuze geestelijken van die tijd. Jezus begreep dit en zei hun ronduit: „Gij zijt uit uw vader de Duivel.” Sommige mensen dienen misschien zelfs ongewild Satans doeleinden. De apostel Petrus deed dit toen hij, hoewel goed bedoeld, Jezus bestrafte met de woorden: „Wees goed voor uzelf, Heer; u zult deze bestemming geenszins hebben.” Jezus moest Petrus streng vermanen: „Ga achter mij, Satan! Gij zijt een struikelblok voor mij” (Johannes 8:44; Matthéüs 16:22, 23). Zo kunnen Satans doeleinden ook onopzettelijk worden gediend door een werkgever of een collega, een medescholier, een vriend, een familielid, een ouder of een huwelijkspartner. Wij moeten voortdurend op onze hoede zijn en niet toelaten dat ook maar iets onze verhouding met Jehovah verzwakt.
9 Daarom is het van het grootste belang „de volledige wapenrusting van God aan [te doen], opdat gij pal kunt staan tegen de kuiperijen van de Duivel; want wij hebben geen strijd tegen bloed en vlees, maar tegen . . . de goddeloze geestenkrachten in de hemelse gewesten”. — Efeziërs 6:11, 12.
De greep van zonde op het gevallen vlees
10. Wat betekent het woord „zonde”, en welke praktijken zullen ons van Gods liefde scheiden?
10 Satan slaat toe op punten waar wij zwak zijn. Daarom maakt hij onze vleselijke neiging tot zonde tot een geliefd doelwit (Psalm 51:5). Het Griekse woord dat met zonde is vertaald, is ha·marʹti·a. Het werkwoord is ha·marʹta·no, dat in wezen betekent „het doel missen” (Romeinen 3:9, Engelse NW-Verwijsbijbel, voetnoot). Hoe meer wij het doel missen en in gebreke blijven Gods geboden te houden, des te meer onttrekken wij ons aan Gods liefde, want „dit betekent de liefde tot God, dat wij zijn geboden onderhouden” (1 Johannes 5:3). Overspel, hoererij, seksuele perversies, drinkgelagen, bandeloze feestjes, toegeven aan ongebreidelde vleselijke hartstochten, jaloezie, vlagen van toorn, materialistische begeerten — al dergelijke dingen scheiden ons van Gods liefde, en „wie zulke dingen beoefenen, [zullen] Gods koninkrijk niet . . . beërven”. — Galáten 5:19-21.
11. Hoe kan zonde ons steeds vaster in haar greep krijgen, met welk uiteindelijke gevolg?
11 Films, boeken, toneelstukken en tv-programma’s — gekruid met materialistische, zelfzucht bevorderende, op seks gerichte reclamespots — stimuleren het najagen van onbeteugeld en ongeremd genot. De eerste zonde maakt de tweede gemakkelijker, de derde en vierde volgen, en al gauw stort men zich hals over kop in wereldsgezindheid. Uiteindelijk worden degenen die „meer liefde voor genoegens dan liefde voor God” hebben geheel in beslag genomen door het „van tevoren plannen [maken] voor de begeerten van het vlees” (2 Timótheüs 3:4; Romeinen 13:14). Zowel oud als jong worden door de zonde opgeslokt en hun geweten wordt totaal dichtgeschroeid. „Elk zedelijkheidsbegrip verloren hebbend, hebben zij zich overgegeven aan een losbandig gedrag om hebzuchtig allerlei onreinheid te bedrijven.” — Efeziërs 4:19; 1 Timótheüs 4:2.
12. Uit welke schriftplaatsen blijkt hoeveel macht de zonde over ons heeft, en hoe uitte Paulus zijn droefheid hierover?
12 Degenen die vastbesloten zijn zich niet van Gods liefde te laten scheiden, moeten zich versterken, zodat de zonde geen vat krijgt op het gevallen vlees. De zonde is een formidabele vijand, zoals de bijbel herhaaldelijk beklemtoont: „Al wie zonde doet, is een slaaf van de zonde”, „allen [zijn] onder de zonde”, „allen hebben gezondigd”, „laat . . . de zonde niet langer als koning in uw sterfelijke lichaam regeren”, „gij [zijt] slaven van hem . . . omdat gij hem gehoorzaamt”, „het loon dat de zonde betaalt, is de dood” en wij allen bevinden ons onder „de hoede van de zonde” (Johannes 8:34; Romeinen 3:9, 23; 6:12, 16, 23; Galáten 3:22). Paulus was „verkocht onder de zonde” en „in gevangenschap . . . aan de wet der zonde”, wat hem de weeklacht ontlokte: „Het goede dat ik wens, doe ik niet, maar het slechte dat ik niet wens, dát beoefen ik” (Romeinen 7:14, 19, 23). Daarom roept hij uit: „Ellendig mens die ik ben! Wie zal mij verlossen van het lichaam dat deze dood ondergaat?” Dan komt het jubelende antwoord: „God zij gedankt door bemiddeling van Jezus Christus, onze Heer!” — Romeinen 7:24, 25.
13, 14. (a) Door middel waarvan worden wij van zonde bevrijd? (b) Hoe kunnen wij in de liefde van Christus blijven?
13 Tot de komst van Christus Jezus heeft „de zonde als koning . . . geregeerd met de dood” (Romeinen 5:14, 17, 21). Maar met Jezus’ dood en opstanding werd koning zonde onttroond voor degenen die gunstig op Gods liefdevolle gave van Zijn Zoon reageren. Hij heeft ons van onze zonden gered, ze weggewassen, ons ervan gereinigd, ons ervan verlost en ze volledig voor ons uitgewist (Matthéüs 1:21; Handelingen 3:19; 22:16; 2 Petrus 1:9; 1 Johannes 1:7; Openbaring 1:5). Daarom moeten niet alleen de apostel Paulus maar ook alle anderen die geloof stellen in het vergoten bloed van Christus Jezus, God door bemiddeling van Jezus Christus onze Heer danken dat hij de weg geopend heeft om ons van de ellendige vleselijke gevangenschap aan zonde en dood te bevrijden.
14 Het is daarom gebiedend noodzakelijk niet alleen te vermijden op enigerlei wijze van Gods liefde gescheiden te worden maar ook in de liefde van Christus te blijven. Om dicht bij Jezus te blijven moet men hetzelfde doen als wanneer men dicht tot God wil naderen. Jezus wees hierop met de woorden: „Evenals de Vader mij heeft liefgehad en ik u heb liefgehad, zo blijft in mijn liefde. Als gij mijn geboden onderhoudt, zult gij in mijn liefde blijven, evenals ik de geboden van de Vader heb onderhouden en in zijn liefde blijf.” — Johannes 15:9, 10.
Het gevaar van afdrijven
15. Wat kan ons gemakkelijk overkomen, en wat moeten wij doen om het gevaar te vermijden?
15 Zorg dat u deze bevrijding van gevangenschap aan zonde en dood niet verspeelt doordat u terugglijdt of afdrijft. Dit kan zo geleidelijk in zijn werk gaan dat het ons ongemerkt overkomt. In Galáten 6:1 wordt gezegd: „Broeders, zelfs al doet iemand een misstap voordat hij zich ervan bewust is, tracht gij, die geestelijke hoedanigheden hebt, zo iemand in een geest van zachtaardigheid te herstellen, terwijl een ieder van u zichzelf in het oog houdt, opdat ook gij niet verzocht wordt.” Zelfs als iemand een ander raad geeft, moet hij ’zichzelf in het oog houden’. Wij allen zijn zo kwetsbaar! „Het [is] noodzakelijk dat wij meer dan gewone aandacht schenken aan de dingen die wij gehoord hebben, opdat wij nooit afdrijven.” — Hebreeën 2:1.
16, 17. Waardoor wordt geïllustreerd hoe gevaarlijk het is geestelijk af te drijven, en wat moeten wij doen om dit gevaar te vermijden?
16 Afdrijven gaat moeiteloos. Daarom is het zo gemakkelijk — en geestelijk gesproken zo gevaarlijk. Het kan gebeuren dat u van Gods liefde gescheiden raakt voordat u zich hiervan bewust bent. Het is als een schaap dat afdwaalt. Hoe verdwaalt het? Een herder legt uit: ’Het verdwaalt al knabbelend. Het ziet een paar pasjes verder opzij een plukje groen gras en gaat ernaar toe om eraan te knabbelen. Dan ziet het een paar meter verder nog een mooi plukje om aan te knabbelen. Een derde plukje groen ziet er aanlokkelijk uit en het schaap gaat ernaar toe om er lekker aan te knabbelen. Al gauw is het ver van de kudde verwijderd. Het is al knabbelend verdwaald.’
17 Zo is het ook met degenen die in geestelijk opzicht afdrijven. Het kan onschuldig genoeg beginnen met enkele materiële dingen of wereldse omgang of bespiegelingen over bepaalde schriftplaatsen. Maar beetje bij beetje raken zulke personen steeds verder van de kudde van God verwijderd en het duurt niet lang of zij hebben zich van de gemeente en van Gods liefde afgescheiden. Zij hebben geen acht geslagen op Paulus’ aansporing: „Blijft beproeven of gij in het geloof zijt, blijft bewijzen dat gij goedgekeurd zijt.” — 2 Korinthiërs 13:5.
18, 19. Hoe zorgen wij ervoor dat de Duivel van ons wegvlucht, en hoe naderen wij tot God?
18 „Weerstaat de Duivel”, wordt ons verteld, „en hij zal van u wegvluchten.” Door een vaardig gebruik te maken van „het zwaard van de geest, dat is, Gods woord”, kunnen wij de listige aanvallen van Satan afslaan. Dat was de manier waarop Jezus er in de wildernis in slaagde Satan kwijt te raken. Ook wordt ons gezegd: „Nadert tot God en hij zal tot u naderen” (Jakobus 4:7, 8; Efeziërs 6:17). Evenals de schrijvers van de psalmen dienen wij dicht bij God te blijven door aan zijn Woord vast te houden: „De vermaning van Jehovah is betrouwbaar, de onervarene wijs makend.” „Ten opzichte van uw vermaningen blijf ik mij opmerkzaam betonen. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht op mijn pad. . . . Van uw vermaningen ben ik niet afgeweken.” — Psalm 19:7; 119:95, 105, 157.
19 Door gebed, door Gods Woord te bestuderen, door onze broeders en zusters lief te hebben en geregeld met hen samen te komen en door anderen over Gods koninkrijk te vertellen — op al deze manieren naderen wij tot God en tot zijn liefde, zoals die in Christus Jezus onze Heer wordt gemanifesteerd. — 1 Thessalonicenzen 5:17; Romeinen 12:2; Hebreeën 10:24, 25; Lukas 9:2.
20. Welke door Paulus geuite krachtige verklaring maken Jehovah’s Getuigen thans tot hun vaste besluit?
20 In een overweldigende en krachtige verklaring vertolkte Paulus het vaste besluit van al Jehovah’s huidige getrouwe getuigen op aarde, door te zeggen: „Ik ben ervan overtuigd dat noch dood noch leven, noch engelen noch regeringen, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enige andere schepping ons zal kunnen scheiden van Gods liefde, die [zichtbaar is gemaakt, Jerusalem Bible] in Christus Jezus, onze Heer.” — Romeinen 8:38, 39.
[Voetnoten]
Zie De Wachttoren, 1 november 1945, blz. 203.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Hoe wordt Jehovah’s liefde getoond door zijn voorzieningen om ons leven in stand te houden?
◻ Welke methoden heeft Satan uitgeprobeerd om Jehovah’s Getuigen van Gods liefde te scheiden?
◻ Welke schriftplaatsen tonen aan hoe sterk de greep is die de zonde op ons heeft, en hoe kunnen wij daaraan ontkomen?
◻ Waarom is afdrijven zo gevaarlijk, en hoe kan dit worden tegengegaan?
[Illustratie op blz. 13]
Een schaap dwaalt steeds verder af, totdat het is zoek geraakt