Vragen van lezers
◼ Is het mogelijk, in het licht van de nieuwe informatie aangaande ongedoopten die met de velddienst beginnen, om een bijbelstudent uit te nodigen een tijdje mee te gaan om te zien hoe het werk wordt gedaan?
In essentie zijn ongedoopten die Jehovah’s Getuigen in de velddienst vergezellen, personen die voldoen aan de vereisten voor verkondigers van het goede nieuws.
Velen in het publiek respecteren Jehovah’s Getuigen om hun unieke en voortreffelijke werk dat bestaat in het maken van discipelen, een onderwijzingswerk waarvoor zij van huis tot huis gaan en huisbijbelstudies leiden (Matthéüs 28:19, 20). Wat zou het publiek dan ook concluderen ten aanzien van iemand die een Getuige in deze dienst vergezelt? Zij zouden redelijkerwijs de gevolgtrekking maken dat ook de metgezel een Getuige is of althans bijna zo ver is.
Het is waar dat hierop een paar uitzonderingen te bedenken zijn.
Een heel enkele keer hebben ouderlingen die over zoiets konden beslissen, een journalist, een hoogleraar of iemand anders in zo’n categorie een Getuige laten vergezellen in de van-huis-tot-huisbediening om te zien hoe dat gebeurt. Uiteraard dienen uiterlijk en gedragingen van zo’n persoon bij zulke gelegenheden niet in strijd te zijn met onze maatstaven. En de Getuige wil misschien in zo’n geval de huisbewoners erover inlichten dat zijn metgezel een verslaggever of een professor is die graag wil observeren hoe wij ons belangrijke bijbelwerk verrichten.
Bovendien nemen christelijke ouders hun kinderen mee in de dienst, ook al zijn deze nog te jong of anderszins er nog niet aan toe om niet-gedoopte verkondigers te worden. Aldus laten deze ouders hun kinderen dus niet zonder toezicht. Hen in de velddienst bij zich te hebben, biedt de ouders de mogelijkheid met hun kinderen over Gods Woord en wegen te spreken ’wanneer zij op de weg gaan’ (Deuteronomium 6:4-7). Maar dit is een facet van het christelijke gezinsleven en geen kwestie van een Getuige die iemand anders puur als toeschouwer bij zich heeft. Uiteraard bereidt zo’n ouderlijke opleiding de kinderen voor op de tijd dat zij Jehovah als verkondigers zullen loven. — Matthéüs 21:15, 16; vergelijk Georganiseerd om onze bediening te volbrengen, blz. 102.
Hoe staat het echter met iemand met wie een Getuige een bijbelstudie heeft, iemand die op weg is een discipel te worden? Hij heeft goede redenen om verwanten, collega’s, buren en anderen te vertellen over „de grote daden van God” die hij uit de Schrift te weten is gekomen (Handelingen 2:11). Hopelijk komt er een punt dat hij de noodzaak ervan inziet om met Jehovah’s Getuigen deel te nemen aan de georganiseerde regelingen om ’het woord van God te verkondigen’. — Handelingen 13:5.
De Wachttoren heeft onlangs aangegeven welke stappen gepast zijn voordat zo’n bijbelstudent plaatselijke Getuigen in de bediening gaat vergezellen en een niet-gedoopte verkondiger wordt. Het is alleen maar logisch dat hij een zekere basiskennis van de bijbel dient te hebben, Gods morele maatstaven dient te begrijpen en ermee in harmonie moet zijn, en persoonlijk de wens moet hebben met Jehovah’s Getuigen aan de openbare bediening deel te nemen. Twee gemeenteouderlingen kunnen dan ook over deze punten een nuttige en aanmoedigende bespreking hebben met de persoon en met de Getuige die met hem de bijbel bestudeert.a Dit dient te gebeuren voordat de bijbelstudent wordt uitgenodigd de verkondiger in de velddienst te vergezellen ten einde een progressieve opleiding te ontvangen.
Het is begrijpelijk dat wanneer de student ervoor in aanmerking komt in de velddienst te gaan en dat dan voor het eerst doet, hij wellicht een paar keer gewoon met de verkondiger wil meelopen om te zien hoe het predikingswerk nu echt wordt verricht. De bedienaar met wie hij is, kan hem stap voor stap opleiden en hem bijvoorbeeld aanvankelijk alleen assistentie laten verlenen door schriftplaatsen te lezen, om hem dan mettertijd zelf het getuigenisgesprek met de huisbewoner te laten beginnen. Zo kan hij dan zijn eerste velddienstrapport inleveren wanneer hij werkelijk een aandeel heeft aan het getuigenis geven in het veld. Dat hij aldus op progressieve wijze een steeds groter aandeel aan het werk heeft, is in overeenstemming met Jezus’ woorden: „Een leerling staat niet boven zijn leraar, maar een ieder die volmaakt is onderricht, zal gelijk zijn leraar zijn.” — Lukas 6:40.
[Voetnoten]
a Voor details zie men De Wachttoren van 15 november 1988, blz. 17.