Vertrouw op Jehovah!
„Vertrouw op Jehovah met heel uw hart.” — SPREUKEN 3:5.
1. Welke indruk maakte Spreuken 3:5 op een jonge man, en met welk resultaat op lange termijn?
EEN zendeling met een lange staat van dienst schrijft: „’VERTROUW OP DE HEER MET UW GANSE HART; EN STEUN NIET OP UW EIGEN VERSTAND.’ Die woorden uit de bijbel, in een lijstje aan een muur van een huis waar ik een bezoek bracht, trokken mijn aandacht. De verdere dag dacht ik er diep over na. Kon ik, zo vroeg ik mijzelf af, met mijn ganse hart op God vertrouwen?” Deze persoon was toen 21 jaar. Op 90-jarige leeftijd dient hij nog steeds getrouw als ouderling in Perth (Australië) en kan hij terugkijken op een leven dat verrijkt is met de vrucht van een diepgevoeld vertrouwen in Jehovah; 26 jaar hiervan heeft hij onder vele ontberingen baanbrekend werk verricht in nieuwe zendingsgebieden op Ceylon (nu Sri Lanka), in Birma (nu Myanmar), Maleisië, Thailand, India en Pakistan.a
2. Welk vertrouwen dient Spreuken 3:5 in ons op te bouwen?
2 „Vertrouw op Jehovah met heel uw hart” — deze woorden uit Spreuken 3:5, volgens de weergave van de Nieuwe-Wereldvertaling, dienen ons allen ertoe aan te sporen ons leven van ganser harte aan Jehovah te blijven wijden, in het vertrouwen dat hij ons geloof kan sterken, ja, zelfs zo dat wij met bergen te vergelijken hinderpalen kunnen overwinnen (Mattheüs 17:20). Laten wij nu Spreuken 3:5 in zijn context onderzoeken.
Vaderlijk onderricht
3. (a) Welke aanmoediging is in de eerste negen hoofdstukken van Spreuken te vinden? (b) Waarom dienen wij nauwlettend aandacht te schenken aan Spreuken 3:1, 2?
3 De eerste negen hoofdstukken van het bijbelboek Spreuken bevatten bezielend vaderlijk onderricht, van Jehovah afkomstige wijze raad voor allen die ernaar uitzien zonen van God in de hemel te worden of „de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods” op een paradijsaarde deelachtig te worden (Romeinen 8:18-21, 23). Hierin staat wijze raad die door ouders gebruikt kan worden bij de opvoeding van zonen en dochters. Uitmuntend is de raad uit Spreuken hoofdstuk 3, die begint met de waarschuwing: „Mijn zoon, vergeet niet mijn wet, en moge uw hart mijn geboden in acht nemen.” Mogen wij, nu de laatste dagen van Satans goddeloze wereld hun einde naderen, steeds nauwlettender aandacht schenken aan Jehovah’s vermaningen. De weg kan lang schijnen, maar allen die volharden, ontvangen de belofte dat hun ’lengte van dagen en jaren van leven en vrede zullen worden toegevoegd’ — ja, eeuwig leven in Jehovah’s nieuwe samenstel. — Spreuken 3:1, 2.
4, 5. (a) Welke voortreffelijke verhouding wordt in Johannes 5:19, 20 beschreven? (b) Hoe is de raad uit Deuteronomium 11:18-21 tot in onze tijd van toepassing?
4 Een voortreffelijke verhouding tussen vader en zoon kan heel kostbaar zijn. Onze Schepper, Jehovah God, trof er regelingen voor dat dit zo zou zijn. Christus Jezus zei over zijn eigen intieme verhouding met Jehovah: „De Zoon kan niets uit zichzelf doen, maar alleen datgene wat hij de Vader ziet doen. Want al wat Die doet, dat doet ook de Zoon evenzo. Want de Vader heeft genegenheid voor de Zoon en laat hem alle dingen zien die hijzelf doet” (Johannes 5:19, 20). Het was Jehovah’s bedoeling dat er een soortgelijke intieme verhouding zou bestaan tussen hem en heel zijn gezin op aarde, alsook tussen menselijke vaders en hun kinderen.
5 In het oude Israël werd aangemoedigd tot een gezinsverhouding waarin een vertrouwensrelatie bestond. Jehovah gaf vaders in die natie de raad: „Gij moet deze woorden van mij op uw hart en uw ziel leggen en ze als een teken op uw hand binden, en ze moeten tot een voorhoofdsband tussen uw ogen dienen. Ook moet gij ze uw zonen leren, door erover te spreken wanneer gij in uw huis zit en wanneer gij op de weg gaat en wanneer gij neerligt en wanneer gij opstaat. En gij moet ze op de deurposten van uw huis en op uw poorten schrijven, opdat uw dagen en de dagen van uw zonen vele mogen zijn op de bodem die Jehovah uw voorvaders onder ede beloofd heeft hun te geven, als de dagen van de hemel over de aarde” (Deuteronomium 11:18-21). Het geïnspireerde Woord van onze Grootse Onderwijzer, Jehovah God, kan inderdaad bewerkstelligen dat ouders en hun kinderen, alsook alle anderen die hem in de christelijke gemeente dienen, in een nauwe band met hem verenigd worden. — Jesaja 30:20, 21.
6. Hoe kunnen wij gunst vinden bij God en de mensen?
6 In vers 3 en 4 van Spreuken hoofdstuk 3 wordt Gods volk — zowel jong als oud — verdere wijze vaderlijke raad gegeven: „Liefderijke goedheid en waarachtigheid, mogen die u niet verlaten. Bind ze om uw hals. Schrijf ze op de tafel van uw hart, en vind zo gunst en goed inzicht in de ogen van God en van de aardse mens.” Jehovah God zelf munt uit in het tentoonspreiden van liefderijke goedheid en waarachtigheid. In Psalm 25:10 staat dan ook: „Alle paden van Jehovah zijn liefderijke goedheid en waarachtigheid.” In navolging van Jehovah moeten wij deze hoedanigheden en hun beschermende macht kostbaar achten, er net zoveel waarde aan hechten als aan een kostbare halsketting en ze onuitwisbaar op ons hart griffen. Dan kunnen wij vurig bidden: „O Jehovah, . . . laten uw liefderijke goedheid en uw waarachtigheid mij voortdurend beveiligen.” — Psalm 40:11.
Een duurzaam vertrouwen
7. In welke opzichten heeft Jehovah zijn betrouwbaarheid getoond?
7 Vertrouwen wordt door Webster’s Ninth New Collegiate Dictionary gedefinieerd als „het zich met stelligheid kunnen verlaten op het karakter, het vermogen, de sterkte of de waarachtigheid van iemand of iets”. Jehovah’s karakter is stevig verankerd in zijn liefderijke goedheid. En wij kunnen volledig vertrouwen hebben in zijn vermogen om te doen wat hij beloofd heeft, want alleen al zijn naam, Jehovah, identificeert hem als de grote God met een voornemen (Exodus 3:14; 6:2-8). Als Schepper is hij de Bron van sterkte en dynamische energie (Jesaja 40:26, 29). Hij is de belichaming van waarheid, want ’God kan onmogelijk liegen’ (Hebreeën 6:18). Wij worden derhalve aangemoedigd onvoorwaardelijk vertrouwen te stellen in Jehovah, onze God, de grote Bron van alle waarheid, die het almachtige vermogen bezit om degenen die op hem vertrouwen, te beschermen en al zijn grootse voornemens op glorierijke wijze te verwezenlijken. — Psalm 91:1, 2; Jesaja 55:8-11.
8, 9. Waarom ontbreekt het in de wereld jammer genoeg aan vertrouwen, en hoe vormt Jehovah’s volk een tegenstelling hiermee?
8 In de ontaarde wereld om ons heen ontbreekt het jammer genoeg aan vertrouwen. In plaats daarvan treffen wij overal hebzucht en corruptie aan. Op de omslag van het tijdschrift World Press Review, de uitgave van mei 1993, stond de volgende in het oog springende boodschap: „DE CORRUPTIEHAUSSE — Oneerlijk verkregen geld in de nieuwe wereldorde. De corruptie-industrie strekt zich uit van Brazilië tot Duitsland, van de Verenigde Staten tot Argentinië, van Spanje tot Peru, van Italië tot Mexico, van het Vaticaan tot Rusland.” Aangezien ’s mensen zogenoemde nieuwe wereldorde op haat, hebzucht en wantrouwen is gebaseerd, oogst ze niets dan steeds grotere ellende voor de mensheid.
9 In tegenstelling tot de politieke natiën zijn Jehovah’s Getuigen blij dat zij „de natie” zijn „wier God Jehovah is”. Alleen zij kunnen naar waarheid zeggen: „Op God vertrouwen wij.” Ieder van hen kan vreugdevol uitroepen: „In eendracht met God zal ik zijn woord loven. . . . Op God heb ik mijn vertrouwen gesteld. Ik zal niet bevreesd zijn.” — Psalm 33:12; 56:4, 11.
10. Wat heeft veel jonge christenen de kracht gegeven hun rechtschapenheid te bewaren?
10 In een Aziatisch land waar duizenden jonge Getuigen verschrikkelijk zijn geslagen en in de gevangenis zijn geworpen, heeft vertrouwen in Jehovah de overgrote meerderheid van hen in staat gesteld te volharden. Op een nacht in de gevangenis dacht een jonge Getuige die vreselijke martelingen had ondergaan dat hij het niet langer kon volhouden. Maar een andere jongere kwam onder bedekking van de duisternis naar hem toe. Hij fluisterde: „Geef het niet op; ik heb geschipperd en heb sindsdien geen vrede des geestes meer gehad.” De eerste jongere hernieuwde zijn besluit om standvastig te blijven. Wij kunnen er volledig op vertrouwen dat Jehovah ons zal helpen het hoofd te bieden aan elke poging die Satan in het werk stelt om onze rechtschapenheid te ondermijnen. — Jeremia 7:3-7; 17:1-8; 38:6-13, 15-17.
11. Hoe worden wij ertoe gestimuleerd op Jehovah te vertrouwen?
11 Het eerste gebod luidt gedeeltelijk: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart” (Markus 12:30). Wanneer wij over Gods Woord mediteren, dringen de schitterende waarheden die wij leren diep in ons hart door, zodat wij ertoe bewogen worden ons volledig te geven in de dienst van onze wonderbaarlijke God, de Soevereine Heer Jehovah. Met een hart dat overvloeit van waardering voor hem — voor alles wat hij ons geleerd heeft, voor ons gedaan heeft en nog voor ons zal doen — worden wij ertoe gestimuleerd onvoorwaardelijk op zijn redding te vertrouwen. — Jesaja 12:2.
12. Hoe hebben veel christenen in de loop der jaren hun vertrouwen in Jehovah getoond?
12 Dit vertrouwen kan in de loop der jaren worden aangekweekt. Een nederige getuige van Jehovah die meer dan vijftig jaar op het hoofdbureau van het Wachttorengenootschap in Brooklyn (New York) heeft gediend, met welke dienst hij in april 1927 begon, schreef: „Aan het eind van die maand ontving ik een toelage van $5,00 in een envelop waarin een mooie kaart zat waarop de bijbeltekst uit Spreuken 3:5, 6 stond . . . Er was elke reden om op Jehovah te vertrouwen, want op het hoofdbureau besefte ik al gauw dat Jehovah een ’getrouwe en beleidvolle slaaf’ had, die getrouw zorg droeg voor alle Koninkrijksbelangen hier op aarde. — Mattheüs 24:45-47.”b Het hart van deze christen was niet gericht op de liefde voor geld, maar op het verwerven van „een onuitputtelijke schat in de hemelen”. Zo is het ook in deze tijd, want de duizenden die over de hele aarde dienst verrichten in de Bethelhuizen van het Wachttorengenootschap doen dit terwijl zij onder een soort wettelijke gelofte van armoede staan. Zij vertrouwen erop dat Jehovah in hun dagelijkse behoeften zal voorzien. — Lukas 12:29-31, 33, 34.
Steun op Jehovah
13, 14. (a) Waar alleen kan evenwichtige raad worden gevonden? (b) Wat moet vermeden worden om stand te houden onder vervolging?
13 Onze hemelse Vader vermaant ons: „Steun niet op uw eigen verstand” (Spreuken 3:5). Wereldse raadgevers en psychologen kunnen niet de hoop koesteren ooit de wijsheid en het verstand die Jehovah tentoonspreidt te benaderen. „Zijn verstand is onmetelijk” (Psalm 147:5). Laten wij voor evenwichtige raad niet op de wijsheid van de prominenten der wereld steunen en evenmin afgaan op onze eigen niet op juiste inlichtingen gebaseerde emoties, maar in plaats daarvan opzien naar Jehovah, zijn Woord en de ouderlingen in de christelijke gemeente. — Psalm 55:22; 1 Korinthiërs 2:5.
14 Menselijke wijsheid of een vooraanstaande positie zal ons in de snel naderbij komende dag van zware beproeving nergens brengen (Jesaja 29:14; 1 Korinthiërs 2:14). Tijdens de Tweede Wereldoorlog verkoos een bekwame maar trotse herder van Gods volk in Japan op zijn eigen verstand te steunen. Onder druk werd hij een afvallige, en het grootste gedeelte van de kudde werd onder vervolging ook inactief. Een loyale Japanse zuster, die moedig standhield onder een verschrikkelijke behandeling in smerige gevangeniscellen, gaf het volgende commentaar: „Degenen die getrouw bleven, bezaten geen speciale bekwaamheden en waren onopvallend. Wij allen moeten beslist altijd met geheel ons hart op Jehovah vertrouwen.”c
15. Welke godvruchtige hoedanigheid is onontbeerlijk willen wij Jehovah behagen?
15 Op Jehovah in plaats van op ons eigen verstand vertrouwen, heeft met nederigheid te maken. Hoe belangrijk is deze eigenschap voor allen die Jehovah willen behagen! Ja, onze God zelf, hoewel hij de Soevereine Heer van het gehele universum is, spreidt in zijn bemoeienissen met zijn met verstand begiftigde schepping nederigheid tentoon. Wij kunnen daar dankbaar voor zijn. „Hij verwaardigt zich om naar de hemel en de aarde te zien, richt de geringe zelfs op uit het stof” (Psalm 113:6, 7). Vanwege zijn grote barmhartigheid vergeeft hij onze zwakheden op basis van zijn grootste gave aan de mensheid, het kostbare loskoopoffer van zijn geliefde Zoon, Christus Jezus. Hoe dankbaar dienen wij voor deze onverdiende goedheid te zijn!
16. Hoe kunnen broeders eraan werken voorrechten in de gemeente te verkrijgen?
16 Jezus zelf herinnert ons aan het volgende: „Al wie zich verhoogt, zal vernederd worden, en al wie zich vernedert, zal verhoogd worden” (Mattheüs 23:12). Gedoopte broeders dienen er nederig aan te werken voorrechten in de christelijke gemeente te verkrijgen. Toch dienen opzieners hun aanstelling niet als een statussymbool te beschouwen, maar als een gelegenheid om net als Jezus nederig, dankbaar en geestdriftig een werk te verrichten. Hij zei: „Mijn Vader is tot nu toe blijven werken, en ik blijf werken.” — Johannes 5:17; 1 Petrus 5:2, 3.
17. Wat dienen wij allen te beseffen, en waartoe leidt dit?
17 Mogen wij altijd nederig en vol vertrouwen beseffen dat wij in Jehovah’s ogen louter stof zijn. Hoe blij kunnen wij dus zijn dat „de liefderijke goedheid van Jehovah . . . van onbepaalde tijd, ja, tot onbepaalde tijd [is] jegens hen die hem vrezen, en zijn rechtvaardigheid voor de zonen der zonen”! (Psalm 103:14, 17) Wij allen dienen derhalve enthousiaste studenten van Gods Woord te zijn. De tijd die wij aan persoonlijke studie en gezinsstudie, alsook aan het bezoeken van gemeentevergaderingen besteden, dient elke week tot onze kostbaarste uren te worden gerekend. Op die manier bouwen wij „kennis van de Allerheiligste” op, en „dat is verstand”. — Spreuken 9:10.
„In al uw wegen . . .”
18, 19. Hoe kunnen wij Spreuken 3:6 in ons leven toepassen, en met welk resultaat?
18 Onze aandacht vestigend op Jehovah, de goddelijke Bron van inzicht, zegt Spreuken 3:6 vervolgens: „Sla in al uw wegen acht op hem, en híj zal uw paden recht maken.” Acht slaan op Jehovah houdt in dicht bij hem te blijven in gebed. Waar wij ook mogen zijn en welke situatie er ook mag rijzen, gebed verschaft ons onmiddellijke toegang tot hem. Wanneer wij onze dagelijkse taken verrichten, wanneer wij ons op de velddienst voorbereiden, wanneer wij van huis tot huis gaan om zijn koninkrijk te verkondigen, ons voortdurende gebed kan zijn dat hij onze activiteit zal zegenen. Aldus kunnen wij het onschatbare voorrecht en de vreugde smaken ’met God te wandelen’, vol vertrouwen dat hij ’onze paden recht zal maken’, zoals hij dit ook voor de godvrezende Henoch en Noach, alsmede voor getrouwe Israëlieten als Jozua en Daniël heeft gedaan. — Genesis 5:22; 6:9; Deuteronomium 8:6; Jozua 22:5; Daniël 6:23; zie ook Jakobus 4:8, 10.
19 Wanneer wij onze smeekbeden aan Jehovah bekendmaken, kunnen wij erop vertrouwen dat ’de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat, ons hart en onze geestelijke vermogens zal behoeden door bemiddeling van Christus Jezus’ (Filippenzen 4:7). Deze vrede van God, die weerspiegeld wordt in een vreugdevolle gelaatsuitdrukking, kan onze boodschap aanbevelen aan huisbewoners die wij tijdens ons predikingswerk ontmoeten (Kolossenzen 4:5, 6). Ze kan ook een aanmoediging zijn voor degenen die wellicht diepbedroefd zijn door de spanningen of de onrechtvaardigheden die in de wereld van vandaag zo gewoon zijn, zoals uit het volgende verslag blijkt.d
20, 21. (a) Hoe heeft de rechtschapenheid van Jehovah’s Getuigen tijdens de nazi-terreur anderen aangemoedigd? (b) Welk vaste besluit dient de stem van Jehovah in ons wakker te roepen?
20 Max Liebster, een natuurlijke jood die welhaast door een wonder de holocaust overleefde, beschreef met de volgende woorden zijn reis naar een vernietigingskamp van de nazi’s: „Wij werden in wagens opgesloten die in vele kleine tweepersoonscellen waren omgebouwd. Toen ik in een van die cellen werd gesmeten, zag ik een gevangene voor me wiens ogen een kalme rust weerspiegelden. Hij bevond zich daar wegens zijn respect voor Gods wet, aangezien hij liever gevangenisstraf en een mogelijke dood onder de ogen zag dan het bloed van andere mensen te vergieten. Hij was een van Jehovah’s Getuigen. Zijn kinderen waren van hem afgenomen en zijn vrouw was terechtgesteld. Hij verwachtte haar lot te zullen delen. Gedurende de 14-daagse reis ontving ik een antwoord op mijn gebeden, want uitgerekend tijdens deze dodenreis vond ik de hoop op eeuwig leven.”
21 Na zijn bevrijding uit de „leeuwekuil” van Auschwitz, zoals hij die plaats noemde, en zijn daaropvolgende doop, trouwde deze broeder met een van Jehovah’s Getuigen die zelf in de gevangenis had gezeten en wier vader lijden had ondergaan in het concentratiekamp Dachau. Terwijl haar vader daar was, hoorde hij dat ook zijn vrouw en jonge dochter gearresteerd waren. Hij beschreef zijn reactie: „Ik maakte me heel erg bezorgd. Toen ik op zekere dag in de rij stond om een douche te nemen, hoorde ik een stem Spreuken 3:5, 6 citeren . . . Het geluid weerklonk als een stem die rechtstreeks uit de hemel kwam. Het was precies wat ik nodig had om mijn evenwicht te herkrijgen.” In werkelijkheid was de stem afkomstig van een andere gevangene die deze tekst citeerde, maar door dit voorval wordt beklemtoond wat een kracht Gods Woord op ons kan uitoefenen (Hebreeën 4:12). Moge Jehovah’s stem krachtig tot ons in deze tijd spreken door middel van de woorden van onze jaartekst voor 1994: „Vertrouw op Jehovah met heel uw hart”!
[Voetnoten]
a Zie het artikel „Op Jehovah vertrouwen met heel mijn hart”, zoals verteld door Claude S. Goodman, in De Wachttoren van 1 maart 1974, blz. 153-157.
b Zie het artikel „Vastbesloten om Jehovah te loven”, zoals verteld door Harry Peterson, in The Watchtower van 15 juli 1968, blz. 437-440.
c Zie het artikel „Jehovah verlaat zijn dienstknechten niet”, zoals verteld door Matsoeë Isjii, in De Wachttoren van 1 mei 1988, blz. 21-25.
d Zie ook het artikel „Bevrijding! Ons dankbaar betonen”, zoals verteld door Max Liebster, in De Wachttoren van 1 januari 1979, blz. 24-28.
Bij wijze van samenvatting
◻ Wat voor raad wordt in Spreuken gegeven?
◻ Hoe strekt vertrouwen in Jehovah ons tot voordeel?
◻ Wat is bij het steunen op Jehovah betrokken?
◻ Waarom dienen wij in al onze wegen acht te slaan op Jehovah?
◻ Hoe maakt Jehovah onze paden recht?
[Illustraties op blz. 15]
De vreugdevolle Koninkrijksboodschap spreekt mensen met een oprecht hart aan