Onderwezen om Jehovah’s wil te doen
„Leer mij uw wil te doen, want gij zijt mijn God.” — PSALM 143:10.
1, 2. (a) Wanneer dienen wij onderwezen te worden, en wat is de realistische zienswijze daaromtrent? (b) Waarom is het zo uitermate belangrijk door Jehovah onderwezen te worden?
ELKE dag dat een persoon leeft en actief is, kan hem iets waardevols worden geleerd. Dat geldt zowel voor u als voor anderen. Maar wat gebeurt er bij de dood? In die toestand is het onmogelijk onderwezen te worden of iets te leren. De bijbel zegt duidelijk dat de doden „zich van helemaal niets bewust” zijn. Er is geen kennis in Sjeool, het gemeenschappelijke graf van de mensheid (Prediker 9:5, 10). Betekent dit dat het voor ons geen zin heeft onderwezen te worden, kennis te vergaren? Dat hangt ervan af wat ons geleerd wordt en hoe wij die kennis gebruiken.
2 Als ons alleen maar wereldse dingen worden geleerd, hebben wij geen blijvende toekomst. Maar gelukkig worden miljoenen mensen in alle natiën onderwezen in Gods wil, met eeuwig leven in het vooruitzicht. De basis voor deze hoop is gelegen in het feit dat wij door Jehovah, de Bron van levengevende kennis, worden onderwezen. — Psalm 94:9-12.
3. (a) Waarom kan er worden gezegd dat Jezus Gods eerste leerling was? (b) Welke verzekering hebben wij dat mensen door Jehovah onderwezen zouden worden, en met welk resultaat?
3 Gods eerstgeboren Zoon werd, als Zijn eerste leerling, onderwezen om zijn Vaders wil te doen (Spreuken 8:22-30; Johannes 8:28). Op zijn beurt gaf Jezus te kennen dat tienduizenden mensen door zijn Vader onderwezen zouden worden. Wat zijn de vooruitzichten voor degenen onder ons die onderwijs van God ontvangen? Jezus zei: „Er staat geschreven in de Profeten: ’En zij zullen allen door Jehovah worden onderwezen.’ Een ieder die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot mij. . . . Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Wie gelooft, heeft eeuwig leven.” — Johannes 6:45-47.
4. Welke invloed heeft goddelijk onderwijs op miljoenen mensen, en welk vooruitzicht hebben zij?
4 Jezus haalde de woorden uit Jesaja 54:13 aan, die gericht waren tot Gods symbolische vrouw, het hemelse Sion. Die profetie is in het bijzonder van toepassing op haar zonen, de 144.000 door de geest verwekte discipelen van Jezus Christus. Een overblijfsel van die geestelijke zonen is thans actief werkzaam en staat aan de spits van een wereldomvattend onderwijsprogramma. Als gevolg daarvan trekken ook miljoenen anderen, die „een grote schare” vormen, er profijt van door Jehovah onderwezen te worden. Zij hebben het unieke vooruitzicht om te leren zonder dat er door de dood een onderbreking van dit leerproces komt. Hoe dat zo? Welnu, zij komen ervoor in aanmerking de snel naderbij komende „grote verdrukking” te overleven en zich in eeuwig leven op een paradijsaarde te verheugen. — Openbaring 7:9, 10, 13-17.
Grotere nadruk op het doen van Gods wil
5. (a) Wat is de jaartekst voor 1997? (b) Hoe dienen wij over het bijwonen van christelijke vergaderingen te denken?
5 Gedurende 1997 zullen Jehovah’s Getuigen in de meer dan 80.000 gemeenten over de gehele wereld de openingswoorden van Psalm 143:10 goed in gedachte houden: „Leer mij uw wil te doen.” Dat zal de jaartekst voor 1997 zijn. Deze woorden, die in Koninkrijkszalen duidelijk zichtbaar zullen worden aangebracht, zullen ons er steeds aan herinneren dat gemeentevergaderingen een plaats bij uitstek zijn waar wij goddelijk onderwijs ontvangen en een aandeel kunnen hebben aan een voortdurend programma van onderricht. Wanneer wij met onze broeders en zusters op vergaderingen bijeenkomen om door onze Grootse Onderwijzer onderwezen te worden, kunnen wij ons voelen als de psalmist, die schreef: „Ik verheugde mij toen men tot mij zei: ’Laten wij naar het huis van Jehovah gaan.’” — Psalm 122:1; Jesaja 30:20.
6. Wat erkennen wij, zoals David tot uitdrukking bracht?
6 Ja, wij willen graag onderwezen worden om Gods wil te doen, en niet de wil van onze tegenstander de Duivel of de wil van onvolmaakte mensen. Net als David erkennen wij dus de God die wij aanbidden en dienen: „Want gij zijt mijn God. Uw geest is goed; moge die mij geleiden in het land der oprechtheid” (Psalm 143:10). In plaats dat David met mensen van onwaarheid wilde omgaan, verkoos hij daar te zijn waar Jehovah’s aanbidding werd beoefend (Psalm 26:4-6). Wanneer Gods geest zijn schreden zou leiden, kon David in de sporen van rechtvaardigheid treden. — Psalm 17:5; 23:3.
7. Hoe is Gods geest ten aanzien van de christelijke gemeente werkzaam?
7 De Grotere David, Jezus Christus, verzekerde de apostelen dat de heilige geest hun alle dingen zou leren en alle dingen die hij hun had gezegd, in hun herinnering zou terugbrengen (Johannes 14:26). Vanaf Pinksteren heeft Jehovah „de diepe dingen Gods” die in zijn geschreven Woord staan opgetekend, progressief geopenbaard (1 Korinthiërs 2:10-13). Dit heeft hij gedaan via een zichtbaar kanaal, door Jezus „de getrouwe en beleidvolle slaaf” genoemd. Via dit kanaal wordt geestelijk voedsel verschaft dat in het onderwijsprogramma voor gemeenten van Gods volk over de gehele wereld wordt beschouwd. — Mattheüs 24:45-47.
Op onze vergaderingen wordt Jehovah’s wil onderwezen
8. Waarom is het zo waardevol de Wachttoren-studie mee te maken?
8 Het materiaal dat op de wekelijkse gemeentelijke Wachttoren-studie wordt behandeld, gaat dikwijls over de toepassing van bijbelse beginselen. Dit helpt ons beslist om opgewassen te zijn tegen de zorgen des levens. In andere studies worden diepe geestelijke waarheden of bijbelse profetieën beschouwd. Wat leren wij veel tijdens zulke studies! In veel landen zijn Koninkrijkszalen tot de laatste plaats bezet voor deze vergaderingen. Maar in een aantal landen is het vergaderingsbezoek gedaald. Wat is volgens u de reden daarvoor? Laten sommigen misschien toe dat werelds werk inbreuk maakt op hun geregelde samenzijn teneinde „tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen”? Of kan het zijn dat er vele uren doorgebracht worden met sociale activiteiten of het kijken naar de televisie, waardoor het schema te strak schijnt te worden om alle vergaderingen bij te wonen? Roep u de geïnspireerde aansporing in Hebreeën 10:23-25 te binnen. Is het bijeenkomen om goddelijk onderricht te ontvangen nu niet nog belangrijker daar wij „de dag [zien] naderen”?
9. (a) Hoe kan de dienstvergadering ons toerusten voor de bediening? (b) Wat dient onze instelling te zijn ten aanzien van getuigenis geven?
9 Een van onze voornaamste verantwoordelijkheden is, als dienaren van God op te treden. Het doel van de dienstvergadering is ons te leren hoe wij dit doeltreffend kunnen doen. Wij leren hoe wij mensen moeten benaderen, wat wij moeten zeggen, hoe wij moeten reageren wanneer wij een horend oor vinden, en zelfs wat wij moeten doen wanneer mensen onze boodschap afwijzen (Lukas 10:1-11). Aangezien op deze wekelijkse vergadering doeltreffende methoden besproken en gedemonstreerd worden, zijn wij beter voorbereid om mensen te bereiken, niet alleen wanneer wij van huis tot huis gaan, maar ook wanneer wij prediken op straat, op parkeerplaatsen, in tram, trein of bus, op luchthavens, in zakenpanden of op school. In overeenstemming met ons verzoek: „Leer mij uw wil te doen”, zullen wij elke gelegenheid willen aangrijpen om datgene te doen waartoe onze Meester aanspoorde: „Laat . . . uw licht voor de mensen schijnen, opdat zij . . . uw Vader, die in de hemelen is, heerlijkheid geven.” — Mattheüs 5:16.
10. Hoe kunnen wij ’degenen die het waard zijn’ werkelijk helpen?
10 Op zulke gemeentevergaderingen worden wij ook onderwezen om anderen tot discipelen te maken. Wanneer er eenmaal belangstelling is gevonden of lectuur is verspreid, is het bij het brengen van nabezoeken ons doel huisbijbelstudies op te richten. In zekere zin komt dit overeen met wat de discipelen deden door ’bij degenen die het waard waren te blijven’ om hun de dingen te leren die Jezus geboden had (Mattheüs 10:11; 28:19, 20). Daar wij over voortreffelijke hulpmiddelen beschikken, zoals het boek Kennis die tot eeuwig leven leidt, zijn wij werkelijk goed toegerust om onze bediening grondig te volbrengen (2 Timotheüs 4:5). Probeer elke week wanneer u de dienstvergadering en de theocratische bedieningsschool bijwoont, een goed begrip te krijgen van nuttige punten die u zullen aanbevelen als een van Gods voldoende bekwaam gemaakte dienaren, die zijn wil volbrengen, en gebruik die punten dan. — 2 Korinthiërs 3:3, 5; 4:1, 2.
11. Hoe hebben sommigen geloof getoond in de woorden die in Mattheüs 6:33 staan opgetekend?
11 Het is Gods wil dat wij ’eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid blijven zoeken’ (Mattheüs 6:33). Vraag u af: ’Hoe zou ik dit beginsel toepassen als er op mijn wereldse werk [of dat van mijn huwelijkspartner] zoveel wordt gevraagd dat dit een belemmering zou vormen om vergaderingen bij te wonen?’ Veel geestelijk rijpe personen zouden stappen doen om de kwestie met hun werkgever te bespreken. Eén volle-tijddienaar liet haar werkgever weten dat zij elke week vrij moest hebben om gemeentevergaderingen te kunnen bijwonen. Hij willigde haar verzoek in. Maar omdat hij nieuwsgierig was naar wat er op de vergaderingen gebeurt, vroeg hij of hij ook mocht komen. Daar hoorde hij een aankondiging over een komend districtscongres. Als gevolg hiervan trof de werkgever regelingen om een hele dag op het congres te zijn. Welke les trekt u uit dit voorbeeld?
Jehovah’s wil door godvruchtige ouders onderwezen
12. Wat dienen christelijke ouders, willen zij hun kinderen in Jehovah’s wil onderwijzen, met geduld en vastberadenheid te doen?
12 Maar gemeentevergaderingen en congressen zijn niet de enige voorziening om onderwezen te worden Gods wil te doen. Godvruchtige ouders wordt geboden hun kinderen op te leiden, streng te onderrichten en groot te brengen om Jehovah te loven en zijn wil te doen (Psalm 148:12, 13; Spreuken 22:6, 15). Hiervoor is het nodig dat wij onze „kleinen” meenemen naar de vergaderingen, waar zij kunnen ’luisteren en leren’, maar hoe staat het met hen thuis onderwijzen uit de heilige geschriften? (Deuteronomium 31:12; 2 Timotheüs 3:15) Veel gezinnen hebben gewetensvol een programma voor geregelde gezinsbijbelstudie gestart, maar hebben al gauw daarna toegelaten dat de studie minder frequent of helemaal niet meer werd gehouden. Is dat ook uw ervaring geweest? Denkt u dat de aanbeveling om zo’n geregelde studie te hebben niet op zijn plaats is of dat uw gezinsomstandigheden zo anders zijn dat het in uw geval gewoon niet werkt? Ouders, wat de situatie ook mag zijn, neem nog eens de voortreffelijke artikelen door uit De Wachttoren van 1 augustus 1995, getiteld „Onze rijke geestelijke erfenis” en „De beloningen voor volharding”.
13. Hoe kunnen gezinnen profijt trekken van het beschouwen van de dagtekst?
13 Gezinnen worden aangemoedigd er een gewoonte van te maken de dagtekst uit Dagelijks de Schrift onderzoeken te beschouwen. Alleen al het lezen van de tekst en het commentaar is goed, maar de tekst bespreken en toepassen, werpt meer nut af. Als gezinsleden bijvoorbeeld Efeziërs 5:15-17 beschouwen, zouden zij erover kunnen nadenken wat zij kunnen doen om ’de gelegen tijd uit te kopen’ voor persoonlijke studie, een aandeel te hebben aan de een of andere vorm van volle-tijddienst of andere theocratische toewijzingen te behartigen. Ja, een gezinsbespreking van de dagtekst zou één persoon of velen ertoe kunnen brengen ’vollediger te blijven inzien wat de wil van Jehovah is’.
14. Wat voor onderwijzers dienen ouders volgens Deuteronomium 6:6, 7 te zijn, en wat vereist dit?
14 Ouders moeten ijverige onderwijzers van hun kinderen zijn (Deuteronomium 6:6, 7). Maar het is niet eenvoudig een kwestie van hun kinderen berispen of gebieden. Vader en moeder moeten ook luisteren, zodat zij beter kunnen weten wat uitgelegd, verduidelijkt, geïllustreerd of herhaald moet worden. In één christelijk gezin stimuleren de ouders de open communicatie door hun kinderen aan te moedigen vragen te stellen over dingen die zij niet begrijpen of die hun zorgen baren. Daardoor kwamen zij te weten dat een tienerzoon er moeite mee had te begrijpen dat Jehovah geen begin heeft. De ouders konden met behulp van inlichtingen uit de publikaties van het Wachttorengenootschap aantonen dat algemeen aanvaard wordt dat tijd en ruimte geen begin en geen einde hebben. Op deze manier werd het punt tot tevredenheid van hun zoon toegelicht. Neem dus de tijd om de vragen van uw kinderen duidelijk en aan de hand van de Schrift te beantwoorden en help hen in te zien dat Gods wil leren doen, zeer voldoening schenkend kan zijn. Wat nog meer wordt Gods volk — jong en oud — in deze tijd geleerd?
Onderwezen om lief te hebben en te strijden
15. Wat zou een toets op de echtheid van onze broederlijke liefde kunnen zijn?
15 In overeenstemming met Jezus’ nieuwe gebod worden wij „door God onderwezen elkaar lief te hebben” (1 Thessalonicenzen 4:9). Wanneer alles rustig is en goed gaat, denken wij misschien dat wij al onze broeders en zusters liefhebben. Maar wat gebeurt er als er persoonlijke meningsverschillen rijzen of wij geërgerd raken vanwege datgene wat een andere christen zegt of doet? Op dit punt kan de echtheid van onze liefde op de proef worden gesteld. (Vergelijk 2 Korinthiërs 8:8.) Wat leert de bijbel ons in zulke situaties te doen? Eén ding is, ernaar te streven in de volste zin van het woord liefde te tonen (1 Petrus 4:8). In plaats van ons eigen belang te zoeken, geïrriteerd te raken over minder belangrijke tekortkomingen of een belediging aan te rekenen, dienen wij ons best te doen om liefde een menigte van zonden te laten bedekken (1 Korinthiërs 13:5). Wij weten dat dit Gods wil is, want dat is wat zijn Woord leert.
16. (a) Aan wat voor oorlogvoering wordt christenen geleerd deel te nemen? (b) Hoe zijn wij toegerust?
16 Hoewel velen liefde niet in verband zouden brengen met oorlogvoering, is het laatstgenoemde nog iets wat ons wordt geleerd, zij het een ander soort oorlogvoering. David erkende dat hij afhankelijk was van Jehovah om te leren hoe hij oorlog moest voeren, hoewel dat in zijn tijd een letterlijke strijd tegen Israëls vijanden inhield (1 Samuël 17:45-51; 19:8; 1 Koningen 5:3; Psalm 144:1). Hoe staat het met onze strijd in deze tijd? Onze wapens zijn niet vleselijk (2 Korinthiërs 10:4). Wij voeren een geestelijke strijd, waarvoor wij toegerust moeten zijn met een geestelijke wapenrusting (Efeziërs 6:10-13). Door middel van zijn Woord en zijn bijeenvergaderde volk leert Jehovah ons een succesvolle geestelijke strijd te voeren.
17. (a) Van welke tactieken bedient de Duivel zich om onze aandacht af te leiden? (b) Wat dienen wij wijselijk te vermijden?
17 Op bedrieglijke, subtiele manieren gebruikt de Duivel vaak elementen van de wereld, afvalligen en andere tegenstanders van de waarheid in een poging onze aandacht af te leiden en ons met onbenulligheden bezig te houden (1 Timotheüs 6:3-5, 11; Titus 3:9-11). Het lijkt alsof hij ziet dat hij weinig kans heeft om ons door een rechtstreekse, frontale aanval te overwinnen, dus probeert hij ons in de val te laten lopen door ons ertoe te brengen uiting te geven aan onze irritaties en aan dwaze vragen, die gespeend zijn van geestelijke inhoud. Als waakzame strijders dienen wij net zo bedacht te zijn op zulke gevaren als op frontale aanvallen. — 1 Timotheüs 1:3, 4.
18. Wat houdt het in feite in niet langer voor onszelf te leven?
18 Wij propageren niet de begeerten van mensen of de wil van de natiën. Jehovah heeft ons door Jezus’ voorbeeld geleerd dat wij niet langer voor onszelf moeten leven; in plaats daarvan moeten wij ons wapenen met dezelfde gezindheid die Christus Jezus bezat en voor Gods wil leven (2 Korinthiërs 5:14, 15). In het verleden hebben wij misschien een zeer onmatig en losbandig leven geleid en kostbare tijd verspild. Deze goddeloze wereld wordt gekenmerkt door brasserijen, drinkpartijen en immoraliteit. Zijn wij, nu ons geleerd wordt Gods wil te doen, niet dankbaar dat wij afgescheiden zijn van deze verdorven wereld? Laten wij dus een onvermoeide geestelijke strijd voeren om niet verwikkeld te raken in bezoedelende wereldse praktijken. — 1 Petrus 4:1-3.
Wij worden onderwezen onszelf baat te verschaffen
19. Welke voordelen werpt het af onderwezen te worden in Jehovah’s wil en die wil vervolgens te doen?
19 Het is gebiedend noodzakelijk te erkennen dat wij er zeer mee gebaat zijn wanneer ons wordt geleerd Jehovah’s wil te doen. Uiteraard moeten wij ons deel doen door nauwlettend aandacht te schenken teneinde het via zijn Zoon alsook via zijn Woord en bijeengebrachte volk verschafte onderricht tot ons te nemen en vervolgens in praktijk te brengen (Jesaja 48:17, 18; Hebreeën 2:1). Door dit te doen, zullen wij gesterkt worden om in deze rampspoedige tijd pal te staan en de voor ons liggende stormen te verduren (Mattheüs 7:24-27). Nu reeds zullen wij God behagen door zijn wil te doen en zullen wij ervan verzekerd zijn dat onze gebeden verhoord worden (Johannes 9:31; 1 Johannes 3:22). En wij zullen het werkelijke geluk ervaren. — Johannes 13:17.
20. Waarover zou het goed zijn te mediteren als u in 1997 de jaartekst ziet?
20 In de loop van 1997 zullen wij vaak in de gelegenheid zijn de jaartekst, Psalm 143:10, te lezen en te beschouwen: „Leer mij uw wil te doen.” Laten wij, terwijl wij dit doen, enkele van deze gelegenheden benutten om na te denken over de in het voorgaande besproken voorzieningen die God voor ons heeft getroffen om ons te onderwijzen. En mag het mediteren over die woorden een stimulans voor ons zijn om in overeenstemming met die smeekbede te handelen, wetend dat „wie de wil van God doet, . . . in eeuwigheid” blijft. — 1 Johannes 2:17.
Wat zou u antwoorden?
◻ Wie worden in deze tijd onderwezen om Jehovah’s wil te doen?
◻ Hoe dient Psalm 143:10 gedurende 1997 op ons van invloed te zijn?
◻ Hoe worden wij onderwezen om Jehovah’s wil te doen?
◻ Wat wordt van christelijke ouders verlangd met betrekking tot het onderwijzen van hun kinderen?