Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1989
ZIJ komen eraan! Je kunt hen zien! De uitnodiging heeft wereldwijd weerklonken en een grote menigte die dorst naar rechtvaardigheid is op pad gegaan. Waar komen zij op af? Er is hun bijzonder water aangeboden, gratis. Ieder die dat wil, kan dit water drinken en eeuwig leven! Wie verschaft het? Jehovah God zelf heeft voor de mensheid de mogelijkheid geschapen het levenswater gratis tot zich te nemen.
Eeuwen geleden inspireerde Jehovah de apostel Johannes tot het optekenen van dit profetische visioen betreffende onze tijd: „De geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’ En laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’ En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet.” — Openb. 22:17.
Hoevelen zullen de uitnodiging aannemen? Het door Johannes in Openbaring 7:9 opgetekende visioen moest werkelijkheid worden. Hij zag „een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden, en er waren palmtakken in hun handen”. Vol vertrouwen in de volledige vervulling van het visioen heeft het gezalfde overblijfsel van de bruidklasse deze hele twintigste eeuw onafgebroken „Kom!” gezegd. Alles is in het werk gesteld om de boodschap aan alle natiën te verkondigen. Het resultaat is geweest dat Jehovah God dit grootse werk, het uitnodigen van mensen om eeuwig leven te verwerven, wonderbaarlijk heeft gezegend.
De „grote schare” geeft gehoor aan de uitnodiging
Hoewel er thans nog geen 9000 leden van de bruidklasse van de Heer meer op aarde zijn, is hun vreugde tot grote hoogten gestegen omdat zich meer dan 3.500.000 leden van de grote schare, die ook om niet van het water des levens zijn komen drinken, bij hen hebben aangesloten (Openb. 21:9). Nog velen meer reageren enthousiast op de uitnodiging. De leden van de grote schare zeggen eveneens „Kom!” En naarmate hun aantal groeit, klinkt de wereldomvattende uitnodiging „Kom!” steeds luider. Meer mensen horen het. En steeds meer mensen die het horen, nemen de uitnodiging aan en zeggen op hun beurt: „Kom!”
Hoevelen meer zullen er nog luisteren en komen? Geen mens kan zeggen hoe groot dit aantal uiteindelijk zal zijn. Niettemin heerst er opwinding onder degenen die de uitnodiging „Kom!” laten weerklinken, want uit alle hoeken van de aarde stroomt het nieuws binnen dat toenemende menigten uit Babylon de Grote vluchten en naar Jehovah’s organisatie stromen. Allen die Jehovah in deze laatste dagen dienen, zien elk jaar vol verwachting uit naar het wereldbericht, dat hun vertelt hoe de internationale lof voor God aanzwelt. Jaarberichten sterken het hart en de handen van degenen die in de velddienst werken, en zij danken en loven Jehovah, die zijn aardse organisatie wasdom geeft. — 1 Kor. 3:6.
Degenen die het afgelopen dienstjaar de uitnodiging hebben laten horen, hebben zich krachtig ingespannen. Een hoogtepunt van 3.592.654 Koninkrijksverkondigers heeft aan de prediking deelgenomen en het bericht vermeldt dat er 785.521.697 uren aan die verheven activiteit zijn besteed.
De getrouwe uitnodigers hebben op wekelijkse basis 3.237.160 huisbijbelstudies geleid om degenen die luisteren te helpen de wonderbaarlijke voorziening die Jehovah door bemiddeling van Jezus Christus tot eeuwige zegen van hen heeft getroffen, te begrijpen. Onze broeders hebben niet alleen al die uren aan de prediking van het goede nieuws besteed, maar hun tijd ook edelmoedig gebruikt voor omgang met de belangstellenden. Trouw hebben Jehovah’s Getuigen hen meegenomen naar christelijke vergaderingen, zoals de Gedachtenisviering van de dood des Heren, die vorig jaar april door 9.201.071 personen werd bijgewoond. Hier en op andere vergaderingen konden belangstellenden kennis maken met de organisatorische regelingen van de gemeenten. Zij konden met eigen ogen zien hoe Jehovah’s geest van invloed is op degenen die hem dienen en hen ertoe brengt de uitnemende vrucht van die geest voort te brengen. Vriendschappelijke omgang in de gemeenten betekent veel voor degenen die de uitnodiging aannemen.
In het dienstjaar 1988 werden 239.268 personen gedoopt, die daarmee hun opdracht aan Jehovah God symboliseerden. Het jaar daarvoor waren er 230.843 gedoopt. De uitnodiging „Kom!” blijft weerklinken en bereikt het hart en de geest van honderdduizenden meer dan ooit tevoren. De uitnodiging wordt steeds krachtiger. Wat opwindend de grote schare zo te zien groeien! Jehovah had beloofd ’het te zijner tijd te bespoedigen’, en hij doet zijn woord gestand. — Jes. 60:22.
Een wereldomvattende reactie
Wat opwindend zijn sommige van de ervaringen die bij dit grote uitnodigingswerk worden opgedaan! In Oostenrijk bijvoorbeeld leende een Getuige het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven aan een restauranthoudster die het erg druk had. Dat was begin 1983. De vrouw las het boek, niet om haar nieuwsgierigheid te bevredigen, maar veeleer om het weer terug te kunnen geven. Welke indruk maakten de inlichtingen op haar? De restauranthoudster vertelt: „Na de eerste paar bladzijden gelezen te hebben, raakte ik gefascineerd door wat ik las. Ik zei bij mezelf: ’Als dit allemaal waar is, moet ik er meer van weten.’”
Er werd een studie bij deze vrouw opgericht en zij begon dat wat zij leerde aan haar kinderen te vertellen. Weldra gingen ook zij de goede dingen met hun vrienden en familie delen. Nadat zij en de jongste zoon de kerk hadden verlaten, keerde haar man zich tegen haar. Hield haar geloof stand? „Met Jehovah’s hulp slaagden mijn zoon en ik erin de druk die mijn man op ons uitoefende te verduren”, zegt zij. „Daarnaast moest ik mijn onreine rookgewoonte nog afleren, wat ik deed, en in juli 1985 symboliseerde ik mijn opdracht aan Jehovah door de waterdoop. Na het restaurantbedrijf opgegeven te hebben, ben ik in februari 1986 in de hulppioniersdienst gegaan en sinds juni van dat jaar ben ik een van de gelukkige gewone pioniers.”
Een van de dochters van deze zuster werd in mei 1985 gedoopt en voegde zich bij haar in de pioniersgelederen. Het vastberaden standpunt dat de moeder voor de waarheid innam, heeft ook geleid tot bijbelstudies met 36 personen, van wie er 14 reeds gedoopt zijn en 17 begonnen zijn het goede nieuws met anderen te delen. Wat is haar getrouwe geestelijke zaaiwerk rijk beloond! — Vergelijk Prediker 11:6.
Op Guam kreeg de vrouw van de eigenaar van een supermarkt de uitnodiging te ’komen’ en ’om niet het water des levens te nemen’. Ondanks het feit dat haar familie en de buurt waar zij woonde streng katholiek waren, ging zij de bijbel bestuderen. Zij begon onmiddellijk informeel getuigenis te geven. Zij liet niet na met haar man over de waarheid te praten en haar eigen familie en de winkelbedienden aan te moedigen de bijbel met de Getuigen te bestuderen. Ongeveer een jaar geleden werd deze vrouw gedoopt, tot verbazing van haar oude bekenden.
Toen de man van de vrouw haar vroeg een van hun zaken te blijven beheren, werd haar tijd om van deur tot deur te prediken beperkt. Niet uit het veld geslagen bleef zij vrijmoedig getuigenis geven aan haar familie en aan klanten en personeel in de winkel. Met welk resultaat? Vier van haar vleselijke zussen en drie van haar schoonzussen zijn gaan studeren. Haar man onderzoekt nu de bijbel en zij studeert met de drie kinderen. Een buitenlandse jonge man, een vriend van haar echtgenoot, heeft ook bijbelstudie. Ook van de winkelbedienden zijn er vijf gaan studeren. Wat een vreugde om sommigen van haar familie en personeel, en hun kinderen — in totaal vijftig personen — aanwezig te zien bij de Gedachtenisviering van Christus’ dood! Ja, informeel getuigenis geven is een doeltreffende manier om mensen uit te nodigen van het water des levens te nemen.
In heel Nigeria wonen duizenden inheemse kruidendokters, die bijna allemaal in verband met hun geneeskunst een vorm van demonisme beoefenen. Er was er zelfs een die altijd dreigde dat hij de Getuigen zou doden. Toen er een broeder bij hem aanklopte, pakte de kruidendokter een voor dit doel bereid goedje, uitte bezweringen en blies het de Getuige in het gezicht. „Binnen zeven dagen ben je dood!”, schreeuwde hij, en hij sloot zich in zijn huis op.
De Getuige keerde naar huis terug en nam contact op met een van de ouderlingen. Zeven dagen later en springlevend besloot hij met de ouderling de kruidendokter te bezoeken. Toen de broeders naderden, rende de kruidendokter naar buiten, schreeuwend dat hij een geest zag. De mensen die het tumult hoorden, stroomden toe en uiteindelijk kalmeerde hij. Er werd een afspraak gemaakt voor een bezoek drie dagen later. Toen werd er een bijbelstudie begonnen en deze kruidendokter is in de waarheid gekomen.
Ook jongeren laten de uitnodiging „Kom!” horen. In Frankrijk deed de achtjarige David in 1983 mee met de bijbelstudie die Jehovah’s Getuigen bij zijn moeder leidden. De jongen vertelde zijn grootouders alles over de dingen die hij leerde, vooral over de hoop op het Paradijs. Hij zei zelfs tegen hen: „Ik wil dat jullie Jehovah’s Getuigen worden en samen met mij in het Paradijs zijn.” Hoewel zijn grootouders praktizerende katholieken waren, voelden zij zich geroerd door de vasthoudendheid van hun kleinzoon, aanvaardden een bijbelstudie en werden in 1986 gedoopt. Ondertussen hield Davids moeder op met de studie, maar hij ging door. Elk weekeinde fietste hij dertig kilometer naar het huis van zijn grootouders om deel te nemen aan de prediking en met hen naar de vergaderingen te gaan. Hij gaf ook getuigenis aan twee van zijn ooms, die nu ook studeren. Door de getuigenisactiviteit van deze jongen hebben vier van zijn familieleden de waarheid leren kennen.
Een goed gedrag werpt goede vruchten af
Een broeder in Brazilië legt uit hoe zijn gedrag op zijn werk goede resultaten opleverde. „Waar ik vroeger werkte, stond in de lunchpauze altijd een rij te wachten om bediend te worden. Sommigen wurmden zich voor anderen of drongen zelfs op een weinig zachtzinnige manier voor, zodat er ruzies en vechtpartijen uitbraken. Een arbeider die een mes en een revolver bij zich droeg, was vaak het middelpunt van deze gevechten. Het viel hem op dat ik niet in de rij ging staan maar in de buurt bleef tot de rij geholpen was. Daarom vroeg hij me: ’Waarom ga je niet in de rij staan?’ Ik legde het uit en gaf hem een kort getuigenis. Hij werd geïntrigeerd door onze naam, Jehovah’s Getuigen. In plaats van zich de dag daarop in de rij te dringen, probeerde hij me te provoceren. Het gesprek liep als volgt:
’Je zegt dat je een Jehovah Getuige bent. Nou, laat me maar eens in de bijbel zien waar God zegt dat we zijn getuigen moeten zijn.’
’Heb je thuis een bijbel?’, vroeg ik.
’Nee, maar mijn buurman heeft er een en die kan ik wel lenen. Als je mij in de bijbel kan laten zien dat God zegt dat we zijn getuigen moeten zijn, word ik het ook.’
’Pas op wat je zegt!’, waarschuwde ik.
’Ik ben een man van mijn woord’, pochte hij.
Ik schreef de bijbeltekst Jesaja 43:9-12 voor hem op. Toen hij thuiskwam, stapte hij naar zijn buurman, die hem hielp met het opzoeken van de tekst. ’Dat is voldoende!’, zei hij tegen zijn buurman. Hij ging naar huis en vertelde zijn vrouw: ’Ik word een van Jehovah’s Getuigen.’
’Je bent gek’, antwoordde zij. ’Hoe kun je nu in één minuut besluiten dat je een van Jehovah’s Getuigen wordt?’
De volgende dag op het werk kwam de man naar me toe en zei: ’Je hebt gelijk. Ik wil gauw gedoopt worden.’ Ik legde hem uit dat dat zo maar niet gaat maar dat hij eerst de bijbel zou moeten bestuderen. Er werd een studie begonnen en na verloop van tijd werden niet alleen de man maar ook zijn vrouw en negen kinderen allemaal gedoopt. Hij is nu ouderling. Drie zoons zijn dienaar in de bediening. Eén dochter is speciale pionierster. En met het aantal mensen dat hij in de waarheid heeft geholpen, zou je een gemeente kunnen vormen.”
Bouwprojecten zijn een getuigenis op zich
In Australië zijn de afgelopen drie jaar meer dan 100 nieuwe Koninkrijkszalen gebouwd, waarvan er 85 in twee of drie dagen zijn opgetrokken en voltooid volgens de snelbouwmethode. Een van de opvallendste daarbij was een zaal met airconditioning die in één weekeinde werd gebouwd in Port Hedland in West-Australië. Deze afgelegen mijnstad ligt aan de noordwestkust, zo’n 1600 kilometer van Perth, de hoofdstad van de deelstaat. Daar de stad omgeven is door kilometers en kilometers woestijn, moesten praktisch alle bouwmaterialen en de meeste werkers uit Perth en uit nog verder weg gelegen plaatsen komen. De broeders die aanboden de zaal te helpen bouwen, betaalden de reiskosten uit hun eigen zak. Wat een waardering had de kleine gemeente van 97 verkondigers in Port Hedland voor de liefde die hun broeders betoonden!
En wat een getuigenis was het in de stad! Dat broeders uit meer dan 63 gemeenten in de brandende hitte, bij een temperatuur van 39 °C, aan het werk waren, maakte diepe indruk op de bevolking. Twee plaatselijke cosmeticafirma’s schonken zonnebrandcrème ter waarde van ƒ 1600 om de werkers te helpen zich tegen de intense zonnestralen te beschermen. Veel burgers stonden versteld dat zo veel vrijwilligers op eigen kosten zo ver reisden, en de plaatselijke functionarissen waren onder de indruk van het enthousiasme en de bereidwilligheid van de werkers. Eén functionaris zei: „Het strekt jullie tot eer. Ik heb in zo’n geïsoleerde streek nog nooit iets dergelijks zien gebeuren.”
In februari 1988 werd Japans nieuwe vijf verdiepingen hoge drukkerij voltooid en ze is sinds maart in gebruik. Op grond van vorige ervaringen met de broeders heeft de brandweer van de stad Ebina het volste vertrouwen in hun werk. Brandweerlieden vertelden de broeders op het bijkantoor: „Als het gaat om het naleven van de brandweervoorschriften, zijn jullie een voorbeeld voor Ebina.” Toen de nieuwe drukkerij klaar was, wendde het bijkantoor zich tot de brandweer met het oog op de routine-inspectie van een nieuw gebouw. Zij verwachtten dat de gebruikelijke twee of drie vertegenwoordigers van de brandweer zouden komen. In plaats daarvan zagen de broeders op het bijkantoor tot hun verbazing op 1 maart bijna de helft van het plaatselijke brandweerkorps op bezoek komen, compleet met brandspuit en reddingsbrigade. De brandweer kwam niet alleen voor de inspectie maar ook om te leren hoe zij de eigen brandweervoorzieningen van het bijkantoor moesten gebruiken. De hoofdinspecteur was zo onder de indruk van de manier waarop het bijkantoor aan de brandweervoorschriften had voldaan, dat hij zei: „Iedereen in Ebina die bij de brandbestrijding betrokken is, zou dit moeten zien.”
Vreugdevol nieuws voor zwaarmoedigen
Een zuster in Argentinië vertelt hoe zij de waarheid leerde kennen en hoe zij de uitnodiging aan anderen doorgaf. „Ik raakte zeer gedeprimeerd doordat ik zag dat mensen oud werden zonder dat zij daar iets tegen konden doen. Mijn dokter raadde mij aan op reis te gaan om mijn gedachten te verzetten, maar daarmee werd mijn probleem niet opgelost. Ik trouwde, maar die inwendige beklemming bleef. Enkele jaren later kwam er een vrouw bij mij aan de deur om te informeren naar het adres van een buurvrouw die de bijbel had bestudeerd maar verhuisd was. Ik nodigde de Getuige binnen en twee uur lang legde zij mij interessante dingen uit de bijbel uit. Het feit dat God een nieuw samenstel belooft waar geen dood meer zal zijn en evenmin ouderdom, ziekte of lijden, maakte indruk op me. Diezelfde dag nog begon ik de bijbel te bestuderen. Helaas keerde mijn familie zich tegen me; zij maakten grapjes over de studie of stonden er volkomen onverschillig tegenover. Niettemin ging ik met mijn dochtertje de vergaderingen bijwonen. Zo gauw ik kon, reisde ik zo’n 1900 kilometer om de rest van mijn familie te vertellen over de prachtige waarheden die ik leerde. Wat was ik gelukkig toen sommigen een horend oor bleken te hebben en ook de bijbel gingen bestuderen!
Mettertijd nam de tegenstand langzaam maar zeker af doordat verscheidene familieleden gingen luisteren en belangstelling kregen voor de waarheid. Mijn ouders, mijn man, vijf broers en een aantal neven namen hun standpunt voor de waarheid in. Thans verbreiden ruim tachtig volwassen Getuigen en meer dan veertig kinderen het wonderbaarlijke nieuws van Gods koninkrijk, sommigen als ouderling en anderen als dienaar in de bediening. Ik ben Jehovah dankbaar dat hij iemand heeft gestuurd om mij te helpen over mijn zwaarmoedigheid heen te komen en mij en mijn familie de hoop op eeuwig leven in zijn nieuwe wereld te geven.”
Gennaro, een broeder in Italië, bericht hoe mededogen hem ertoe bewoog een vreemdeling uit te nodigen om te ’komen’. „Terwijl ik een openbare lezing hield in een Koninkrijkszaal, viel mij tussen de toehoorders een man op die met meer dan gewone aandacht luisterde. Na afloop van de vergadering begroette ik hem en hij vertrouwde mij toe dat zijn gezinsleven bijzonder ongelukkig was. Zijn vrouw was sterk tegen de waarheid gekant en had zelfs de broeder die met hem studeerde, met een stok het huis uit gejaagd.
Op de een of andere manier verloor ik het contact met de man. Later hoorde ik van de broeder die met hem had gestudeerd dat hij in een naburige stad in een ziekenhuis lag en daar behandeld werd voor een longkwaal. Ik ging naar het ziekenhuis, en omdat ik zijn achternaam niet wist, liep ik alle zalen af om hem te zoeken. Ten slotte vond ik hem. Hij was mager, triest en neerslachtig. Toen hij me zag, kwam er echter een trek van vreugde op zijn gezicht. Hij vertelde me dat hij in geen maanden bezoek van zijn familie had gehad en dat zijn vrouw hem ook niet zo vaak kon bezoeken. Ik begon diezelfde dag een bijbelstudie met hem. Zeven maanden later werd hij uit het ziekenhuis ontslagen en ging naar huis. Zijn vrouw begon te studeren en een paar maanden later werden zij allebei gedoopt.
Later vertelde deze broeder me: ’Herinner je je nog de dag dat je me in het ziekenhuis kwam opzoeken? Nou, je kwam maar net op tijd. Een paar minuten later zou ik een eind aan alles gemaakt hebben door van het balkon te springen. Maar je woorden moedigden me aan, vooral toen je me verzekerde dat ik een lid kon worden van de grootste familie van de wereld, namelijk Jehovah’s organisatie.’”
In een land in Afrika waar ons werk verboden is, nam een man met wat gezondheidsproblemen eveneens de uitnodiging aan om te ’komen’ en hij nodigt nu anderen uit. Vele jaren geleden, voordat hij de waarheid leerde kennen, kreeg hij tuberculose en raakte verlamd. Hij voelde zich wanhopig omdat hij in een ziekenhuis moest liggen en overwoog zelfmoord te plegen. Toen ontmoette hij een paar Getuigen die daar ook opgenomen waren. Er werd een bijbelstudie begonnen, waardoor er weer hoop in het hart van deze man ging leven. Toen hij naar een ander ziekenhuis werd overgeplaatst, zette een speciale pionier de studie met hem voort en de plaatselijke broeders hielpen hem altijd de vergaderingen bij te wonen. Ten slotte werd hij gedoopt. Toen het lichamelijk wat beter met hem begon te gaan, ging hij in de hulppioniersdienst. Jehovah gaf hem kracht en hij werd later gewone pionier, terwijl hij de afgelopen tien jaar als speciale pionier heeft gediend.
Hoe verricht deze broeder zijn prediking? Door zich op krukken of in zijn rolstoel voort te bewegen. Hij volgt smalle junglepaden om in zijn gebied te komen, dat zich tot dertig kilometer buiten de stad uitstrekt. In de twee jaar dat het werk verboden is, heeft hij altijd zijn doel van 140 uur velddienst gehaald en meestal rapporteert hij 160 tot 180 uur per maand! Als broeders worden gearresteerd, is hij degene die onbevreesd ten behoeve van hen voor de instanties verschijnt en getuigenis geeft. Wat een bron van aanmoediging is hij voor allen die in lichamelijk opzicht lijden!
Heb jij een volledig aandeel aan het verkondigen van de Koninkrijksboodschap? Moge Jehovah je rijkelijk zegenen wanneer je je tot anderen richt met de grootse uitnodiging om te ’komen’ en ’het water des levens te nemen om niet’.
Jehovah voorziet in onze behoeften
Onze hemelse Vader weet precies wat wij nodig hebben en wanneer wij het nodig hebben. De „Goddelijke gerechtigheid”-districtscongressen, die in juni 1988 zijn begonnen en tot in 1989 voortduren, vormen een voorbeeld van de manier waarop Jehovah liefdevol in de behoeften van zijn volk voorziet.
Over het congresprogramma zei De Wachttoren van 15 februari 1988: „Wees ervan verzekerd dat Jehovah ’een feestmaal’ van goede dingen voor ons in petto heeft dat ons voor het in de toekomst liggende werk zal sterken en aanmoedigen.” Die verzekering werd bewaarheid, ja de verwachtingen werden ver overtroffen. De telefonische transmissie van gedeelten van het programma op congressen in de Verenigde Staten, Canada, Azië en Europa had een opmerkelijk verenigend effect. In een verslag werd gezegd: „Het was opwindend een machtig ’Ja!’ te horen toen de resolutie met haar krachtige ontmaskering van Babylon de Grote werd aangenomen. De telefoonverbinding met de sleutelstad was beslist iets heel bijzonders.”
Op veel congressen uitten zendelingen hun waardering voor de voorziening die hen in staat had gesteld aanwezig te zijn. Een pionier uit Vancouver in Canada zei na ervaringen van zendelingen gehoord te hebben: „Ik kan niet onder woorden brengen hoe mijn geloof gesterkt is door de verslagen van al die zendelingen.”
Meer dan 1.440.000 personen woonden de congressen in Canada en de Verenigde Staten bij. In Europa trokken meer dan 1.100.000 personen voordeel van het programma. Wenen, in Oostenrijk, was de sleutelstad voor congressen in zowel dat land als bepaalde steden in West-Duitsland, Luxemburg en Zwitserland. Ruim 80.000 personen volgden de via de telefoonverbinding te beluisteren lezingen. Bij het Hongaarse programma waren meer dan 2000 aanwezigen. Een broeder riep uit naam van de 3600 personen die van het Joegoslavische programma genoten uit: „Dit was het congres der congressen.”
Op congressen in Spanje en Italië was het aantal dopelingen uitzonderlijk. Het bedroeg in Valencia bijvoorbeeld 3,5 procent van het hoogste aantal aanwezigen, in Sevilla 4 procent en in Oviedo 4,2 procent. Italië gaf een soortgelijk beeld te zien.
In Griekenland zou een nieuw stadion in Piraeus gebruikt worden, maar het contract werd opgezegd vanwege tegenstand van de orthodoxe geestelijkheid. Binnen twee dagen hadden de broeders alles zo georganiseerd dat het congres in Malakasa gehouden kon worden. Daar hebben zij een prachtige congreshal en een groot open terrein, waar meer dan 18.000 personen een plaatsje vonden. Mocht de geestelijkheid gedacht hebben dat het congres niet door zou gaan omdat het stadion in Piraeus werd geannuleerd, dan hadden zij zich deerlijk vergist! Hun tegenstand leidde slechts tot grotere publiciteit en sterkte de broeders in hun vastberadenheid. — Fil. 2:12.
In augustus trokken congressen in Venezuela en Brazilië bijna een half miljoen bezoekers. Typerend voor de geweldige publiciteit was de opmerking tijdens een Braziliaans radioverslag dat „Jehovah’s Getuigen een demonstratie geven van geloof. Hun voorbeeld van wellevendheid en geloof vormt een schril contrast met de houding van de voetbalfans, die slechts troep maken.”
In het Verre Oosten woonden 88.120 personen de congressen in Korea bij, waar 2130 personen gedoopt werden. De Koreaanse congressen waren voorbij vlak voordat de Olympische Spelen in dat land begonnen. De beheerder van het Chamsjil-sportpaleis in Seoel merkte op: „Wij zitten met dit gebouw midden in de voorbereidingen voor de Olympische Spelen van 1988 in Seoel en er resten ons nog maar vijftig dagen voordat het zover is. Maar gezien uw reputatie in het verleden mag u er gebruik van maken.” Japan berichtte dat er op 33 congressen 240.355 aanwezigen waren en dat er 3828 personen werden gedoopt. Na de vrijgave van het Openbaring-boek zag men een aanhoudende stroom van duizenden pioniers die op hun beurt wachtten om hun gratis exemplaar van het boek in ontvangst te nemen.
In het Caribisch gebied was Kingston op Jamaica de sleutelstad voor congressen op Antigua, Barbados en Trinidad en in Guyana. Het hoogste aantal aanwezigen werd op zondagmiddag bereikt, toen 36.867 personen naar de openbare lezing kwamen luisteren.
Tegen september waren deze congressen al door meer dan 4.000.000 personen bezocht en het wachten is nu op verdere verslagen over de „Goddelijke gerechtigheid”-districtscongressen in landen op het zuidelijk halfrond.
Het afgelopen dienstjaar werd er met het oog op de geestelijke omgang en het onderricht in de kringen met iets nieuws begonnen, namelijk bijeenkomsten van één dag die speciale dagvergaderingen worden genoemd. Een kringopziener uit de Verenigde Staten merkte daar het volgende over op: „De nadruk die werd gelegd op persoonlijke studie van de bijbel en de publikaties en op het doen van meer moeite om het geleerde vervolgens persoonlijk toe te passen, was zeer nuttig.”
In het dienstjaar 1988 werden er ten behoeve van de ouderlingen en dienaren in de bediening ook Koninkrijksbedieningsscholen gehouden. Het bijkantoor van Zambia schrijft: „De school, waar de Watch Tower Publications Index 1930-1985 werd gebruikt, kwam precies op tijd. Heel veel van de besproken informatie was nu net wat ons veld nodig had.”
Daarnaast begon vorig jaar de bedienarenopleidingsschool. Wat was dat en hoe worden wij erdoor geholpen?
Bedienarenopleidingsschool ingewijd
De bedienarenopleidingsschool werd op 1 oktober 1987 ingewijd in de Coraopolis Congreshal in Pennsylvania (VS). Drie leden van het Besturende Lichaam, de broeders Jaracz, Klein en Schroeder, hadden een aandeel aan het programma, dat door ruim 1600 broeders uit Pittsburgh en omgeving werd bijgewoond.
Wat is het doel van de school? Nu er een oogst van ruim drie miljoen personen is binnengehaald, zijn er hard bekwame mannen nodig, niet alleen om de leiding te nemen in het evangelisatiewerk, maar ook om de kudde te weiden en om onderwijs te geven in de gemeente. Het doel van de bedienarenopleidingsschool is dan ook, mannen met geestelijke hoedanigheden toe te rusten voor verdere organisatorische verantwoordelijkheden.
Hoe ziet het studiepakket van de school eruit? De acht weken durende cursus omvat een intense studie van de bijbel. Naast de verantwoordelijkheden van opzieners en dienaren in de bediening worden er verdere bestuurlijke, rechterlijke en organisatorische zaken beschouwd en er wordt een speciale opleiding gegeven in spreken in het openbaar. De leraren besteden veel persoonlijke aandacht aan de geestelijke ontwikkeling van elke student.
Op zondag 29 november 1987 was het graduatiedag voor de 24 ouderlingen en dienaren in de bediening van de eerste klas. Zij werden aan tien landen toegewezen. De tweede klas met 26 ouderlingen en dienaren in de bediening werd in Los Angeles (Californië) gehouden. Zij gradueerden op zondag 22 mei 1988 en zullen toewijzingen in elf landen behartigen. Zowel in Pittsburgh als in Los Angeles werden de aanwezigen toegesproken door de stadsopziener, de opziener van de congreshal, de twee leraren en een lid van het Besturende Lichaam.
Al met al zullen gemeenten en gebieden in vijftien landen voordeel trekken van de diensten van broeders die de eerste twee klassen doorlopen hebben. Dit doet ons denken aan de woorden in Micha 4:1, 2: „En het moet geschieden in het laatst der dagen dat de berg van het huis van Jehovah stevig bevestigd zal worden boven de top der bergen, en hij zal stellig verheven worden boven de heuvels; en daarheen moeten volken stromen. En vele natiën zullen stellig heengaan en zeggen: ’Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah en naar het huis van de God van Jakob; en hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij willen zijn paden bewandelen.’ Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van Jehovah uit Jeruzalem.”
Hebben de studenten voordeel getrokken van de school? Zeker! In een brief vol waardering bracht de eerste klas tot uitdrukking hoe zij over de cursus dachten: „Wij zijn ongetwijfeld bekwamere bedienaren geworden. Wij zijn het er als klas werkelijk unaniem over eens dat deze school het hoogtepunt van ons geestelijke leven is geweest.” In een brief van de tweede klas werd onder meer gezegd: „De cursus heeft onze stoutste verwachtingen overtroffen. Niemand van ons heeft kunnen voorzien hoe grondig en intensief de cursus zou zijn . . . Nu wij naar onze respectieve toewijzingen gaan, zullen wij trachten de voortreffelijke raad die wij deze acht weken ontvangen hebben, toe te passen.”
Met het oog op toekomstplannen om via deze school nog meer tot stand te brengen, zijn dit eerste jaar nog eens vier reizende opzieners opgeleid als leraren. In een aantal andere landen werd gesproken met ongehuwde ouderlingen en dienaren in de bediening die belangstelling hebben voor het bijwonen van deze school. Er zijn ook regelingen getroffen dat enkele Engelssprekende broeders in bepaalde landen een bespreking met de districtsopziener hebben als zij hun kringvergadering bezoeken. Deze stappen zullen het mogelijk maken dat velen meer profijt trekken van de school en overal waar zich in het wereldomvattende veld een behoefte voordoet, inzetbaar zijn.
Inwijding van bijkantoren reden tot vreugde
’De gemeenten werden aanhoudend in het geloof bevestigd en namen van dag tot dag voortdurend in aantal toe.’ Zo beschreef Lukas de snelle groei van het christendom in de eerste eeuw (Hand. 16:5). In onze twintigste eeuw neemt het aantal getuigen van Jehovah over de hele wereld eveneens gestadig toe — een duidelijk bewijs dat aan de roep van de bruid van het Lam, „Kom!”, gehoor wordt gegeven (Openb. 22:17). Wat een reden tot vreugde! Die blijdschap wordt nog vergroot door de uitbreiding van bestaande bijkantoren en de bouw van geheel nieuwe, met drukkerijen en Bethelhuizen. Het afgelopen dienstjaar hebben er dan ook acht bijkantoorinwijdingsprogramma’s plaatsgevonden. Laten wij deze opwindende ontwikkelingen in vogelvlucht beschouwen.
Ecuador
De elfde oktober 1987 was een feestelijke dag voor onze broeders in Ecuador omdat het nieuwe bijkantoorcomplex door broeder Daniel Sydlik van het Besturende Lichaam werd ingewijd. In zijn bezielende inwijdingstoespraak voor een gehoor van 5500 personen zei hij: „Wil een slachtoffer betekenis hebben voor Jehovah, dan moet het eerst iets voor ons betekenen.” Hoe toepasselijk waren die woorden, want in een periode van drie jaar waren meer dan 200 Ecuadorianen en 270 andere Getuigen uit 14 landen op eigen kosten aan het bijkantoor komen werken! Zelfs een twaalfjarige jongen wilde iets voor het bouwproject bijdragen en deed misschien wel de roerendste bijdrage van allemaal. Vlak voor zijn dood — hij stierf aan leukemie — vroeg hij zijn moeder zijn bijdrage van 118 sucres (ongeveer ƒ 1,20) naar de broeders op het bijkantoor te sturen.
In 1977 had een broeder uit de goedheid van zijn hart een strook land van 34 hectare geschonken die zo ongeveer 18 kilometer van de stadsgrenzen van Guayaquil ligt. Hier werden het bijkantoorcomplex en een congreshal gebouwd. Nu deze prachtige gebouwen voltooid zijn, zullen ze alleen al door hun ligging bijdragen tot de bekendmaking van Gods naam. Elk jaar zullen honderdduizenden mensen die per auto naar de stranden gaan, langs dit nieuwe bijkantoorcomplex komen.
Papua New Guinea
De datum: 12 december 1987. De gebeurtenis? De inwijding van een nieuw bijkantoor in een land met 700 talen — Papua New Guinea. En de spreker? Broeder Robert W. Wallen van het hoofdbureau in Brooklyn die, in zijn functie van zoneopziener, de inwijdingslezing hield voor een gelukkig gehoor van 564 personen.
Ruim 35 jaar geleden, in december 1951, hadden twee ijverige Getuigen, Tom en Rowena Kitto, voor het eerst de waarheid gepredikt in de hoofdstad van Papua New Guinea, Port Moresby. In 1955 waren 61 verkondigers druk bezig met de prediking van het goede nieuws. Nu telt het bijkantoor een hoogtepunt aan verkondigers van 2023.
Er werd in september 1960 een bijkantoor gevestigd, waarvoor de woonkamer in het huis van een verkondiger dienst deed. Later werd het bijkantoor naar een groter gebouw overgebracht. Maar de groei van het Koninkrijkswerk maakte verdere uitbreiding noodzakelijk. En dus ging men in mei 1982 plannen maken voor een nieuw bijkantoor met Bethelhuis. Aan de hand van tekeningen die op het hoofdbureau in Brooklyn gemaakt waren, werd door vrijwilligers uit Australië, Nieuw-Zeeland en, natuurlijk, Papua New Guinea een gebouw met drie verdiepingen opgetrokken dat plaats biedt aan een woongedeelte, kantoren en een drukkerij. Over de hele periode van vier jaar hebben in totaal 200 volle-tijdwerkers (gemiddeld steeds 54) hun tijd en energie geschonken. In overeenstemming met de strenge migratie- en arbeidswetten in dit land eiste het Ministerie van Arbeid dat wij per vrijwillige medewerker aan het project één inheemse bewoner opleidden. Zo hebben dertig plaatselijke broeders en zusters op de bouw een vak geleerd.
Het bijkantoor biedt een unieke aanblik. Voor de eerste maal werden in Papua New Guinea gekleurde cementblokken voor een gebouw gebruikt. Er waren tijden dat de werkers uitgeput waren en zich niet opgewassen voelden tegen allerlei problemen, maar Jehovah verleende hun „kracht” om hun zwakheid te boven te komen (Jes. 40:29). Het nieuwe bijkantoor staat er niet als monument voor een bouwer maar als een bewijs dat Jehovah’s geest op zijn onvolmaakte dienstknechten heeft gerust. Het hart van onze broeders stroomde over van geluk toen de laatste hand aan het project werd gelegd!
Guyana
In de eerste eeuw gebruikten Aquila en Priska hun huis voor theocratische doeleinden (1 Kor. 16:19). Zo liet een liefdevolle, nederige broeder in Guyana zijn huis als bijkantoor gebruiken vanaf 1914 tot 1946, het jaar waarin het eerste gebouw voor een bijkantoor en zendelingenhuis werd aangekocht. In 1946 bedroeg het hoogtepunt aan verkondigers 91. Het dienstjaar 1987 gaf echter een hoogtepunt van 1353 verkondigers te zien. Deze geweldige toename was aanleiding tot het plan een nieuw bijkantoor te bouwen.
Er werd een ware prestatie geleverd door de zusters die hard aan het bouwproject meewerkten. Zij dreven een provisorische cementblokkenfabriek. In teams van 10 tot 12 per keer slaagden ongeveer 120 zusters erin om met behulp van 16 mallen in 55 dagen zo’n 12.080 cementblokken te produceren. Als het gebouw kon praten, zou het heel wat te vertellen hebben!
In de weekeinden gonsde het op het bouwterrein van de vrijwilligers uit de plaatselijke gemeenten. De premier van het land en zijn gevolg brachten zelfs een bezoek aan het terrein en maakten lovende opmerkingen. Een plaatselijke timmerman verklaarde: „Bij dat gebouw van jullie wordt eersteklas werk geleverd.”
Op de avond van 14 januari 1988 hield broeder Don A. Adams van het hoofdbureau in Brooklyn, die als zoneopziener op bezoek was, de inwijdingstoespraak voor de 1935 aanwezigen in de ruime aula van het National Cultural Center in Georgetown.
Ghana
De waarheid is in Ghana gepredikt sedert 1924, maar zaterdag 30 januari 1988 zal de geschiedenis van het bijkantoor van dit land ingaan als een gedenkwaardige dag — het nieuwe bijkantoorcomplex werd ingewijd. De inwijdingstoespraak werd door broeder Theodore Jaracz van het Besturende Lichaam gehouden voor een uit 3812 personen bestaand gehoor. De gebouwen hebben een krachtig getuigenis voor Jehovah’s naam verschaft. Zo schreef een zuster uit het Midden-Westen van de Verenigde Staten wat er gebeurde toen haar ongelovige man de Investeringsconferentie voor Ghana in het Kwame Nkrumah Conference Center in Accra bijwoonde:
„Toen mijn man de conferentie bijwoonde, werd het Center vaak aangeduid als het op één na mooiste gebouw in Ghana. Dit was er voor hem aanleiding toe aan zijn gids, een Ghanese aannemer, te vragen: ’Wat is het mooiste gebouw?’ De gids antwoordde: ’De een of andere kerk die de Jehovah Getuigen hebben gebouwd!’”
Tot de velen die in de loop van het jaar een bezoek aan het bijkantoor brachten, behoorden ook veertig studenten en lectoren van de bouwkundige faculteit van de University of Science and Technology in Kumasi, zo’n 300 kilometer ten noorden van Accra. De groep was zo onder de indruk van het nieuwe bijkantoor dat de lectoren van de universiteit voorstelden de rondleiding tot een vast programmapunt te maken.
Ghana’s eerste bijkantoor opende zijn deuren in Accra op 1 januari 1948. Tegen het einde van de jaren ’60 waren de 7000 verkondigers het „één kamer”-bijkantoor ontgroeid. Dus werd er een Bethelhuis van twee etages met acht slaapkamers gebouwd. Dat werd op 19 maart 1963 ingewijd. In 1973 werd het uitgebreid en vervolgens werd in 1978 het huidige zeven hectare grote perceel gekocht om er een drukkerij te vestigen.
Hawaii
In de vroege ochtend van 3 april 1988 regende het in Honolulu, maar dit vermocht de geestdrift van de 5870 personen die zich in een arena verzamelden om naar de verkwikkende inwijdingstoespraak van broeder Milton G. Henschel van het Besturende Lichaam te luisteren, niet te temperen. Nog eens 2838 broeders en zusters, bijeen op Maui, Kauai en het grootste eiland Hawaii, waren per telefoonlijn met Honolulu verbonden voor het programma, dat de hele dag duurde. Dit inwijdingsprogramma vormde het sluitstuk van een wervelwind van theocratische activiteit die eind maart begonnen was toen verscheidene leden van het Besturende Lichaam aanwezig waren geweest bij de Gedachtenisviering en op speciale dagvergaderingen op de eilanden Kauai, Oahu, Maui en Hawaii. Wat een grootse geestelijke gebeurtenis bleek dit te zijn in de zeventigjarige geschiedenis van Jehovah’s volk op Hawaii!
Hoe had men een perceel kunnen vinden op een eiland waar bouwterreinen zo in trek zijn? In 1985 werd een gebouw waarin een supermarkt had gezeten, te koop aangeboden. Daar de ligging ideaal was, werd het in november van dat jaar gekocht. Na een uitgebreide planning en herinrichting, die in augustus 1987 voltooid waren, verhuisde het bijkantoor naar de nieuwe lokatie, die ook twee Koninkrijkszalen huisvest. De Bethelfamilie trok in ruime nieuwe kamers op de eerste verdieping.
Toen Charles T. Russell, de eerste president van het Wachttorengenootschap, in 1912 een bezoek bracht aan Honolulu, waren er geen Bijbelonderzoekers op de eilanden. Thans telt Hawaii 72 gemeenten en een hoogtepunt aan verkondigers van 5729.
Hong Kong
In al de jaren van Koninkrijksactiviteit in Hong Kong heeft Jehovah nooit nagelaten te rechter tijd te verschaffen wat nodig was. Allen werden aan dit feit herinnerd op 7 mei 1988, toen er door broeder Lyman A. Swingle van het Besturende Lichaam een nieuw gebouw aan Hem werd opgedragen. Maar waarom was er behoefte aan dit nieuwe gebouw?
Laten wij een korte blik werpen op wat er in Hong Kong gebeurd is sedert 1 september 1950, toen aan de Tai Po Road het eerste bijkantoor werd gevestigd, dat zorg zou dragen voor alle negen verkondigers. Verscheidene jaren later verhuisde het bijkantoor naar de Prince Edward Road 312. In 1979 ging men uitzien naar een andere plek — een schijnbaar onmogelijke taak in deze dichtbevolkte stad. Op een dag zag een zuster in een krant staan dat er een perceel te koop was aan de Kent Road 4 in Kowloon Tong. Dit werd gekocht en het bijkantoor verhuisde naar een schone, rustige buitenwijk die ideaal gelegen was ten opzichte van de gemeenten overal in de kolonie.
In juni 1983 bereikte Hong Kong de mijlpaal van 1000 verkondigers. Net vier jaar later was dit aantal op 1600 gekomen. Om meer werk te kunnen verzetten, zou de Bethelfamilie uitgebreid moeten worden.
Alle pogingen om een perceel naast het bijkantoorcomplex te kopen, waren tevergeefs. Toen bracht de post op een dag een brief waarin een pand te koop werd aangeboden aan dezelfde straat, net vier deuren van het bijkantoor vandaan. Toen de broeders het gingen bekijken, konden zij hun ogen nauwelijks geloven! Het was een modern gebouw dat nooit was gebruikt. Ja, dit werd de nieuwe uitbreiding van Bethel. Het is het gebouw dat broeder Swingle inwijdde.
Portugal
In Portugal, waar, zoals een beroemde dichter zei, „het land eindigt en de zee begint”, is de visserij een van de voornaamste activiteiten. Maar in recente tijden heeft in dit kleine Europese land aan de Atlantische kust een ander soort visserij plaatsgevonden, die van grote invloed is geweest op het leven van menigeen van de bijna tien miljoen inwoners.
Op 13 mei 1925 begon er een geestelijk visserswerk toen broeder Rutherford Lissabon bezocht en een lezing hield voor een bijeengekomen menigte van meer dan 2000 personen. Er lagen echter moeilijke jaren voor Jehovah’s volk in het verschiet. Het werk werd verboden, onze broeders werden lastig gevallen en gevangengezet en het bijkantoor werkte ondergronds vanuit verschillende woningen.
Als door de bliksem getroffen, kwam er op 25 april 1974 door een politieke revolutie plotseling een einde aan een oude dictatuur. En in december deed de vrijheid van godsdienst officieel haar intrede voor Jehovah’s volk. In februari 1975 werd in Estoril een grote woning met twintig kamers gehuurd om te dienen als bijkantoor; daar zou niet alleen zorg worden gedragen voor het werk in Portugal maar ook voor dat op Madeira, de Azoren en São Tomé en in Angola. Tien jaar later bleek het gebouw niet meer toereikend te zijn, want het aantal verkondigers was uitgedijd tot 28.984. Er werd dan ook een stuk land gezocht en gevonden voor een nieuw gebouw en met een firma van buiten werd een contract gesloten voor de bouw van het betonskelet. De rest van het bouwproject werd voltooid door vrijwilligers, allemaal Getuigen.
Hoe kon zo’n groot complex gefinancierd worden? Hoewel Portugal geen rijk land is, droegen de broeders „boven hun werkelijke vermogen” bij en werden daarvoor rijk gezegend (2 Kor. 8:2-4). Een gezin met vijf kinderen overlegde wat zij konden doen om te helpen. De dochters droegen hun sieraden bij en een zoon het geld dat hij voor een fiets had gespaard. In een brief aan het bijkantoor schreef de vader: „Deze bijdrage is het resultaat van de verkoop van drie armbanden, vijf ringen en een paar oorringen, plus het geld uit de spaarvarkens van de kinderen.”
Het inwijdingsprogramma werd op zaterdagochtend 23 april 1988 in de nieuwe Koninkrijkszaal gehouden en was via een gesloten televisiecircuit ook te volgen in de drukkerij en via een telefoonverbinding te beluisteren in het Restelo-voetbalstadion in Lissabon. Het ochtendprogramma werd besloten met de geloof inboezemende inwijdingslezing door broeder Milton G. Henschel.
’s Middags reisde broeder Henschel naar het stadion en sprak voor een ongekend recordaantal aanwezigen van 45.522 over het thema: „Zullen de stenen het moeten uitroepen?” De feiten tonen aan dat de stenen het in Portugal niet zullen hoeven uitroepen, iets waarvan het nieuwe hoogtepunt van 33.739 verkondigers in augustus getuigt. Nu is er in Portugal op elke 291 inwoners één Getuige die het goede nieuws predikt.
Cyprus
Cyprus, het op twee na grootste eiland in de Middellandse Zee, is al het toneel van christelijke activiteit sinds Paulus en Barnabas er in 47-48 G.T. voet aan wal zetten (Hand. 13:12). De bevolking telt zo’n 620.000 zielen en bestaat uit Griekse, Turkse, Armeense en maronitische gemeenschappen.
In moderne tijden deed de waarheid in 1924 haar intrede op Cyprus. Van 3 verkondigers van het goede nieuws in 1925 steeg het aantal tot 59 in 1948, toen het eerste bijkantoor van het Genootschap er werd gevestigd. Tegen de tijd dat er een nieuw bijkantoor met Bethelhuis werd gebouwd, in 1969, was het aantal verkondigers gestegen tot 485.
De situatie veranderde echter dramatisch in 1974. Toen kwam er een abrupt einde aan het gebruik van het bijkantoor. Er werd een staatsgreep gepleegd om de president ten val te brengen, een paar dagen later gevolgd door de bezetting van het noordelijke deel van Cyprus. Tijdens de gevechten werd het bijkantoor geëvacueerd omdat de kogels door de met luiken gesloten ramen drongen. Vanaf 1974 werd het werk derhalve geleid vanuit een gebouw dat oorspronkelijk gediend had als zendelingenhuis in Limassol, de op één na grootste stad van het eiland.
Er werd een gebouw gekocht en gerenoveerd in Nissou, een klein dorp dat ruim negentien kilometer van de hoofdstad Nicosía ligt. Broeder Carey Barber van het Besturende Lichaam wijdde het nieuwe bijkantoorgebouw in op 2 augustus 1988.
Afrika
Personen die dorsten naar rechtvaardigheid worden uitgenodigd om te ’komen’ en Jehovah’s milde gave in ontvangst te nemen. Het continent Afrika hoort die roep en geeft er enthousiast gehoor aan. In Oostafrikaanse landen die onder het bijkantoor van Kenia ressorteren, hebben een uit de hand gelopen inflatie en het spook van de honger bijvoorbeeld niet kunnen verhinderen dat de broeders zich in een fantastisch jaar van theocratische activiteit hebben verheugd.
Lichamelijke handicaps zijn voor degenen in Kenia die vastbesloten zijn Jehovah met hun hele ziel te dienen, geen beletsel geweest. Een broeder met ongelovige ouders heeft als kind polio gehad en kan dientengevolge alleen lopen met behulp van krukken. Om de vergaderingen te bezoeken, liep hij ’s zaterdags vijftien kilometer, bleef in de vergaderplaats overnachten en liep dan ’s zondags de vijftien kilometer terug naar huis. Vanwege de vreugde, aanmoediging en vriendschap die hij op de vergaderingen ondervond, bleef hij gaan. Nadat zijn ouders hem maandenlang van en naar de vergaderingen hadden zien lopen, waren zij er ten slotte van overtuigd dat niets hem kon tegenhouden. Daarom boden zij aan hem te helpen door hem geld voor vervoer te geven.
In een land dat onder het bijkantoor van Kenia valt, woonde een hoge partijfunctionaris. Wanneer onze broeders voor hem gesleept en ten onrechte van wetsovertreding beschuldigd werden, was hij altijd onder de indruk van hun voortreffelijke gedrag. Derhalve maakte hij soms, in afwezigheid van zijn superieur, van zijn positie gebruik om onze aangeklaagde broeders op vrije voeten te stellen. Ondertussen had hij politieke problemen met een invloedrijke rebellenleider die in het gebied opereerde. De regering had de functionaris de opdracht gegeven deze opstandeling op te sporen en ter dood te brengen. Als tegenzet zwoeren de rebellen de regeringsfunctionaris te zullen doden. Later werd hij naar de hoofdstad overgeplaatst, vals beschuldigd en gevangengezet. Vóór zijn vrijlating uit de gevangenis kwam hij in contact met Jehovah’s Getuigen en nam een exemplaar van het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt. Toen hij weer thuis was, werd er met hem en zijn vrouw een bijbelstudie begonnen.
Inmiddels was de vroegere rebel, die onderhand een geregeld leven was gaan leiden en een baan had als onderwijzer, ook gaan studeren, en wel met dezelfde broeder die deze regeringsfunctionaris studie gaf. Bij toeval kwamen deze vroegere vijanden elkaar in het huis van de broeder tegen. Wat een schok! Maar geleidelijk smolten hun haat en wantrouwen weg. Beiden maakten samen met hun vrouw vorderingen in de waarheid en werden op dezelfde dag gedoopt.
Hoe belangrijk is een voorbeeldig moreel gedrag op ons werk? Voor een antwoord kunnen wij terecht in Senegal. Een jonge man die met Jehovah’s Getuigen de bijbel bestudeerde, las een uitgave van De Wachttoren over het onderwerp eerlijkheid en zag er de noodzaak van in de raad op zijn werk toe te passen. Dus bracht hij sloten aan op de benzinetanks van de bedrijfsauto’s om te voorkomen dat collega’s er benzine uit stalen. De werkgever bemerkte dat er veel minder benzine werd verbruikt dan normaal en informeerde hoe dat kwam. Toen hij vernam wat de jonge man gedaan had, beloonde hij hem voor zijn eerlijkheid door hem tot opzichter over de hele werkplaats aan te stellen.
Op het eiland Madagaskar belden twee pioniersters aan bij een bejaarde man, die hen verraste met de vraag: „De ziel is toch dood?” De man, die dacht dat de pioniersters tot de christenheid behoorden, verwachtte dat zij zouden antwoorden: „De ziel is onsterfelijk.” In plaats daarvan stelden zij de wedervraag: „Hoe denkt u daarover?”
„De ziel is dood”, zei de bejaarde man vol overtuiging. „Dat zijn wij met u eens, meneer”, antwoordden de pioniersters. Verbaasd vroeg hij hun hoe hij dit onderwerp aan anderen kon uitleggen. Er werd onmiddellijk een bijbelstudie begonnen. De man zei: „Ik heb lange tijd tot God gebeden of hij mij de waarheid wilde laten zien. Die heb ik nu gevonden en ik ben hem heel erg dankbaar.”
Ons neutrale standpunt dient ons vaak tot bescherming, vooral als rivaliserende politieke groeperingen de wet in eigen hand nemen en iedereen die het niet met hen eens is, zonder pardon uit de weg ruimen. Patrick, een broeder die in Zuid-Afrika woont, verlangde naar zijn warme bed nadat hij een fijne avond met zijn gezin had doorgebracht. Een plotseling luid bonken op zijn huisdeur rukte hem uit zijn vredige slaap.
„Doe open,” schreeuwden leden van een politieke jeugdbende, „anders trappen wij je deur en je ramen in.” Moedig opende onze broeder de deur en trad de bende tegemoet.
„Heb je niet gehoord dat we vannacht allemaal het huis van de induna [militaire leider] moeten aanvallen?”, vroegen zij. Onze broeder legde uit dat hij er niets van gehoord had omdat de meeste mensen uit zijn omgeving wisten dat hij niet aan gevechten meedeed. „Pak je wapens en toon dat je een man bent”, eisten de jongeren.
De broeder pakte zijn zwaard van de geest, de bijbel, alsook de publikaties van het Genootschap en vertelde hun: „Dit zijn de enige wapens die ik bezit.” Desondanks dwongen zij hem mee te gaan naar hun kamp om zijn neutrale standpunt aan hun leiders uiteen te zetten. Bij aankomst riep een plaatselijke jongere die de broeder kende: „Waarom brengen jullie deze man hier? Dat is een bijbelstudent. Laat hem gaan, en mocht iemand bezwaar maken, dan zijn de gevolgen voor mij.” Neutraliteit werd derhalve voor onze broeder de sleutel tot de vrijheid.
Azië
Jehovah’s dienstknechten in de landen van Azië verrichten het Koninkrijkswerk ijverig. Net als een goede boer die „overvloedig zaait”, hebben zij ’overvloedig geoogst’ (2 Kor. 9:6). In Birma merkte een lerares dat een leerlinge een tijdschrift tussen haar boeken verstopt had. De lerares griste het weg. Het was een Wachttoren. Hevig geïnteresseerd las zij het ter plekke van het begin tot het eind door.
Na de les vroeg zij de leerlinge waar zij het tijdschrift vandaan had. „Van die mensen die van huis tot huis gaan”, was het antwoord. De lerares wilde die mensen dolgraag ontmoeten. Haar wens werd vervuld. Korte tijd later belde een pionier bij haar aan. Er volgde een huisbijbelstudie. Nu onderwijst deze lerares, die moeder is van zes kinderen, tevens de bijbelse waarheid door als hulppionierster van huis tot huis te gaan.
De invloed van traditie en conformisme is groot in Israël. Vaak is het voor Israëli’s in een ander land gemakkelijker de Koninkrijksboodschap objectief te bekijken. Keren bijvoorbeeld wilde wat van de wereld zien nadat zij haar militaire dienst in Israël erop had zitten. Toen zij in de Verenigde Staten woonde, maakte zij kennis met Jehovah’s Getuigen. Enthousiast als zij was over de bijbelse waarheden die zij leerde, kreeg zij meerdere malen per week bijbelstudie en bezocht geregeld de vergaderingen. Zij was al snel zover dat zij haar leven aan Jehovah opdroeg. Zag zij ertegenop naar Israël terug te gaan omdat enkelen van haar familieleden haar pasgevonden geloof zouden tegenstaan? Nee, zij popelde van verlangen om terug te gaan en staat nu elke maand in de hulppioniersdienst.
Een Israëli die Rami heet, sprak nadat hij met zijn vrouw en kinderen van het ene land naar het andere was verhuisd, in Nieuw-Zeeland met Jehovah’s Getuigen en wat hij hoorde, beviel hem. Na enige tijd brachten Rami’s ouders, die in een gedeelte van Israël woonden waar nog niet door de Getuigen was gepredikt, hem een bezoek. Hij had hun vaak per brief getuigenis gegeven, maar toen zij het goede nieuws van het Koninkrijk uit de mond van hun zoon hoorden, vroeg de vader: „Waarom heeft onze rabbi ons dit niet verteld?” De ouders begonnen alle vergaderingen te bezoeken en deden mee met de bijbelstudie die de Getuigen bij Rami leidden. Hun verblijf van vier maanden was lang genoeg om hen ervan te overtuigen dat zij de waarheid gevonden hadden. Toen de ouders naar Israël terugkeerden, waren zij gereed om hun vele familieleden en vrienden getuigenis te geven en de weerstand tegen hun nieuwe levensvisie, waarvan velen blijk zouden geven, onder de ogen te zien. Onmiddellijk na aankomst namen zij contact op met de dichtstbijzijnde gemeente en sindsdien leiden de broeders een bijbelstudie bij hen.
Voor elke vergadering leggen Rami’s ouders een afstand van heen en terug bijna 130 kilometer af. Aangezien zij tot een bekende familie behoren, is het nieuws dat zij zich bij Jehovah’s Getuigen hebben aangesloten als een lopend vuurtje door hun woonplaats gegaan. Om de aandacht op het goede nieuws te vestigen, stalt de vader op zijn kantoor de publikaties van het Genootschap uit. Zo wordt er thans doordat er helemaal in Nieuw-Zeeland Koninkrijkszaad is gezaaid, in dat deel van Israël een goed getuigenis gegeven. Hoe is het Rami en zijn vrouw verder vergaan? Zij werden afgelopen juni gedoopt.
Een zuster in Pakistan die nog maar pas aan het van-huis-tot-huiswerk deelnam, werd in haar vertrouwen in Jehovah gesterkt. Toen zij en haar partner in de velddienst waren, werden zij in een huis vastgehouden door jonge mannen die bezwaar maakten tegen het feit dat zij het christendom predikten. Een van hen belde zijn vader, een politiebeambte, met de mededeling dat hij moest komen om de verkondigsters te arresteren. Toen de vader arriveerde en het tijdschrift De Wachttoren zag, gaf hij zijn zoon de raad zich er niet mee te bemoeien en zei: „Dit is hun geloof en zij moeten dit prediken.” De jonge mannen eisten dat de politie hen zou beletten te prediken. De vader zei op strenge toon tot zijn zoon en de andere jonge mannen: „Als jullie willen dat zij ophouden, predik dan tot hen en overtuig hen.” Dus konden de twee verkondigsters rustig vertrekken, gesterkt door de ervaring.
Ponchaleo, een jonge vrouw uit een dorpje ten noorden van Chiang Mai in Thailand, werd door haar ouders zwaar onder druk gezet vanwege haar verlangen naar de waarheid. Haar ouders hadden de plaatselijke kerk helpen oprichten. Ponchaleo liet zich er echter niet van afbrengen de bijbel te bestuderen en zij vervolgde haar bijbellessen bij broeders en zusters thuis of in de Koninkrijkszaal.
Hoewel zij meer dan twintig kilometer bij de Koninkrijkszaal vandaan woont, bezoekt zij deze regelmatig. Dat is gezien haar lichamelijke conditie opmerkelijk. Verscheidene jaren geleden raakte zij als gevolg van een ernstige aanval van gewrichtsreuma blijvend gehandicapt. Haar lichamelijke conditie is niet van invloed op haar vergaderingsbezoek, maar zij is daardoor noodgedwongen wel goeddeels van haar ouders afhankelijk voor financiële ondersteuning. Zusters in de gemeente leerden haar echter snoepgoed maken dat zij op de markt in haar dorp kon verkopen. Aanvankelijk haalde Ponchaleo zich met deze kleine zakelijke onderneming de spot van haar ouders en vrienden op de hals, die dachten dat zij nooit genoeg zou verdienen om zich op een behoorlijke manier te bedruipen. Tot grote verrassing van haar familie verdient zij genoeg om de onkosten die zij heeft in verband met het bezoeken van vergaderingen en zelfs kringvergaderingen en congressen, te betalen. Vastberaden en vol geloof verliet zij de kerk en ging in februari 1987 voor het eerst in de velddienst. Sindsdien is zij een ijverige verkondigster. In juli 1987 werd zij op de kringvergadering in Phitsanulok gedoopt.
Europa
Jehovah’s heilige geest stelt zijn organisatie in staat een groot geestelijk onderwijzingswerk te volbrengen. Derhalve vinden de in Jesaja 11:9 opgetekende woorden in deze tijd hun vervulling: „De aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah, zoals de wateren ook de zee bedekken.” Dit goddelijke onderwijs heeft een goede uitwerking gehad, ook in wereldse onderwijskringen.
In België heeft de brochure Jehovah’s Getuigen en de school onze jonge broertjes en zusjes bijvoorbeeld geholpen het respect van de schoolautoriteiten te winnen. Een schepen van onderwijs voor de stad Oupeye bij Luik schreef de volgende brief, gedateerd 29 januari 1988, aan alle schoolhoofden:
„U bent u ongetwijfeld bewust van het feit dat de religie van Jehovah’s Getuigen de laatste jaren sterk gegroeid is . . . Dit is niets meer dan een menselijk fenomeen dat wij niet mogen negeren . . . Teneinde u te informeren, . . . heb ik besloten u fotokopieën te doen toekomen van Jehovah’s Getuigen en de school, een door de Getuigen zelf uitgegeven brochure. Ik zou het op prijs stellen als u erop zou toezien dat het totale pakket van wensen dat in deze brochure naar voren wordt gebracht, voor zover mogelijk door uw leerkrachten wordt gerespecteerd.”
Kinderen van Jehovah’s Getuigen zouden hoge cijfers moeten krijgen voor hun goede gedrag op school. In België had Nadia’s onderwijzeres in de vierde klas een intense hekel aan Jehovah’s Getuigen. Enkel al de gedachte een Getuige in haar klas te hebben, maakte de onderwijzeres zo prikkelbaar dat zij niet alleen Nadia voortdurend kleineerde maar ook tegen de andere kinderen schreeuwde en hen sloeg. Op een dag gaf de onderwijzeres, omdat er in de klas door de leerlingen zo gevloekt werd, elk kind de opdracht naar het bord te gaan en een vloek op te schrijven met de betekenis ervan. Zij waarschuwde: „Iedereen die weigert, zal een lager rapportcijfer krijgen!”
„U kunt mij wel overslaan, madame”, zei Nadia beleefd. „Ik heb liever een lager cijfer dan dat ik deze woorden opschrijf!” De onderwijzeres gaf echter geen duimbreed toe. Dus liep Nadia naar het bord en schreef naast elk vulgair woord dat door de leerlingen was omschreven: „ONREINHEID”. Nadia dacht dat zij een nul zou krijgen, maar wat een opluchting toen zij de onderwijzeres hoorde zeggen: „Nadia krijgt een tien en de rest een nul, aangezien zij de enige is die weet dat dit woorden zijn die men nooit ofte nimmer mag gebruiken!”
Een steeds terugkerend probleem waarmee onze broeders in Engeland te kampen hebben, is het grote aantal mensen dat tijdens de velddienst niet thuis getroffen wordt. Pioniers hebben intensief geprobeerd om dit probleem aan te pakken. Toen Carol en Catherine besloten tussen zes en acht uur ’s avonds de afwezigen na te gaan, hadden zij opvallend veel succes. „De mensen zijn veel meer ontspannen aan het einde van hun werkdag”, vertellen zij. „Velen die luisterden, waren niet regelmatig bezocht, en sommigen erkenden zelfs dat zij ons nog nooit ontmoet hadden — en dat nog wel in huizen waar wij al jaren aanbellen.” Een andere pionierster, die wilde proberen mensen thuis te treffen voor zij naar hun werk gingen, begon ’s morgens al voor achten met de velddienst. Na enige tijd had zij al haar afwezigen thuis getroffen, waarbij zij 12 boeken en 108 tijdschriften had verspreid, 2 tijdschriftenroutes was begonnen en 2 veelbelovende bijbelstudies had opgericht. Probeer jij ook plooibaar te zijn door je schema af te stemmen op je gebied?
Het bijkantoor van Griekenland bericht dat op een eiland dicht bij de Turkse kust een aartsbisschop de Getuigen in hun predikingsactiviteit trachtte te belemmeren. Door middel van een traktaat met de titel Het grote probleem: JEHOVAH’S GETUIGEN maakte hij wijd en zijd op het eiland bekend dat een vermaard theoloog een lezing over dat onderwerp zou komen houden. De Getuigen studeerden geregeld met één gezin in een 1500 inwoners tellend dorp op dat eiland. Dus werd de theoloog gevraagd dit gezin te bezoeken om hen weer in de schoot der kerk terug te brengen. Er werd een diaken naar het gezin gestuurd om hen in kennis te stellen van het komende bezoek van de theoloog. De geïnteresseerde man en zijn gezin vertelden de diaken dat zij dit bezoek op prijs stelden. De theoloog kwam echter niet alleen. Hij had de dorpspriester bij zich, alsook de diaken en nog een kerkelijk functionaris. De geïnteresseerde man beantwoordde al hun vragen aan de hand van de bijbel. Bij zijn antwoorden op vragen betreffende de Drieëenheid, Gods naam en andere onderwerpen stonden zij met de mond vol tanden. Ten slotte wendde de theoloog zich tot de drie die hem vergezelden en vroeg: „Waarom hebben jullie mij bij deze leider van Jehovah’s Getuigen gebracht?” De geïnteresseerde man bracht in het midden: „Ho, ho! ik ben nog maar een nieuweling. Ik ben nog niet eens gedoopt!” Overrompeld riep de theoloog uit: „Laten wij hier onmiddellijk weggaan!”
Drie hongerige kinderen, een echtgenoot zonder werk, en aanzienlijke schulden brachten Nati uit Spanje ertoe, in te gaan op een aanbod om snel geld te verdienen. Zij stemde erin toe drugs te smokkelen van Noord-Afrika naar Spanje. Omdat zij op het gebied van de misdaad een nieuweling was, speelden haar zenuwen haar parten, waardoor de achterdocht van de douane werd gewekt. In haar wanhoop verborg Nati het bundeltje smokkelwaar in een toilet. Haar list werd ontdekt en zij werd gevangengezet op de ernstige beschuldiging van drugsmokkel. Nati ontkende heftig dat het pakketje van haar was en na een paar dagen werd zij uit de gevangenis ontslagen.
Drie jaar later begon Nati de bijbel te bestuderen. Zij vernam toen dat de rechtszaak tegen haar nog hangende was en dat zij in feite bij verstek tot vijf jaar gevangenisstraf en een boete van 300.000 peseta’s was veroordeeld. Nati’s echtgenoot drong er bij haar op aan uit liefde voor hun vier kinderen — de jongste was nog maar twee jaar — ofwel niet ter terechtzitting te verschijnen of, als zij toch ging, op zijn minst bij haar oorspronkelijke bewering te blijven dat zij onschuldig was. Maar Nati’s geweten was nu gevormd door bijbelse beginselen en zij was vastbesloten de waarheid te vertellen. Met haar bijbel in de hand legde Nati aan de rechters uit welke armoedige omstandigheden tot de aanvankelijke overtreding hadden geleid. Zij vertelde de rechters van haar nieuwe geloofsovertuiging, waardoor zij zich niet alleen gedwongen voelde de waarheid te vertellen, maar die haar ook zou beletten ooit weer iets onwettigs te doen. „Jehovah weet dat ik berouw heb”, waren haar slotwoorden.
Het vonnis? Slechts twee maanden voorwaardelijk! Nati is er meer dan ooit van overtuigd dat eerlijkheid loont en dankt Jehovah dat hij haar via zijn Woord geholpen heeft.
Spanje heeft het hoogste werkloosheidscijfer van Europa, dus Faustino was dolblij toen hij na een sollicitatiegesprek voor twee weken op proef werd aangenomen, ook al had hij uitgelegd dat hij twee avonden per week eerder weg moest om religieuze bijeenkomsten bij te wonen. Tot zijn verbazing kreeg hij echter op de allereerste dag van de proefperiode al een vast arbeidscontract aangeboden. Waarom deed het bedrijf een werknemer die het nog niet eens kende dit aanbod? Een van de directeuren van de onderneming had terloops tegen een klant gezegd dat zij een getuige van Jehovah in dienst hadden genomen. „Als hij echt een Getuige is, moet je hem niet laten gaan”, was de reactie van de klant. „Zulke werknemers vind je niet meer. Je kunt echt van hen op aan.”
Latijns-Amerika
Wat moet het onze hemelse Vader vreugde schenken wanneer hij de wereldomvattende activiteit van zijn volk gadeslaat. In Psalm 149:4 lezen wij: „Jehovah heeft een welgevallen in zijn volk. Hij luistert de zachtmoedigen op met redding.” Onze broeders in Latijns-Amerika spannen zich beslist krachtig in om Gods goedkeuring te verwerven.
Op een dag ging een zuster in Bolivia bij een dame langs die belangstelling had voor een abonnement op De Wachttoren en Ontwaakt! Terwijl zij en de zuster die met haar meeging voor de deur stonden, realiseerde zij zich opeens dat zij bij het verkeerde huis aangeklopt hadden. Voordat de huisbewoner naar de deur kwam, zei de andere zuster opgewonden: „Laten we weggaan!” Zij kalmeerden echter en redeneerden dat zij, nu zij toch al geklopt hadden, beter konden wachten om met degene te spreken die opendeed.
De huisbewoonster begroette onze zusters opgewekt alsof zij oude bekenden waren. Met een warme glimlach zei ze: „Jullie komen anders altijd op een ochtend dat ik geen tijd heb om te luisteren.” De vrouw nodigde onze zusters binnen en er volgde een fantastisch bijbels gesprek, waarbij de vrouw lectuur nam. Toen onze zusters de week daarop teruggingen, werd er bij de vrouw een bijbelstudie opgericht, en ondanks tegenstand van haar man maakte zij goede vorderingen. Tijdens het afgelopen districtscongres werd zij gedoopt.
Een zendelinge die aan Bolivia was toegewezen, begon een bijbelstudie met Josefa, die vijftien jaar geleden een niet-gedoopte Koninkrijksverkondigster was geweest. Zij had haar omgang met Jehovah’s Getuigen verbroken omdat zij zich beledigd voelde. Direct al bij de eerste studie besprak de opmerkzame zuster vriendelijk met Josefa wat de bijbel over het aanvaarden van raad en streng onderricht zegt. Zij zag snel de praktische waarde van de bijbelse raad in en nam de inlichtingen dankbaar ter harte. Josefa besloot zich er niet langer door haar vroegere verkeerde houding van te laten weerhouden vorderingen in de waarheid te maken. Zij wil zich laten dopen en maakt al plannen voor de hulppioniersdienst.
De pioniersschool heeft in Chili nog altijd een positieve uitwerking, aangezien de school de nieuwe pioniers stimuleert in de volle-tijddienst te blijven en hen helpt doeltreffender evangeliepredikers te worden door de nadruk te leggen op het tonen van persoonlijke belangstelling voor anderen. Op een morgen ging een pionierster die de school had bezocht van deur tot deur. Bij een huis deed een dienstmeisje open en zei dat zij het te druk had om met onze zuster te spreken, omdat de vrouw des huizes ziek in bed lag. De zuster vroeg het dienstmeisje om de zieke het tijdschrift Ontwaakt! te brengen en adviseerde haar de vrouw op het artikel over een goede gezondheid te wijzen.
De zuster vertelt: „Ik vroeg het dienstmeisje om de vrouw des huizes namens mij beterschap te wensen en haar te zeggen dat ik graag een andere keer met haar over de bijbelse belofte van een paradijsaarde wilde spreken. Toen het dienstmeisje terugkwam, nodigde zij mij binnen. Ik betrad de slaapkamer van de dame en zag dat zij al op leeftijd en erg ziek was. Zij zag er verdrietig uit. Ik legde de reden voor mijn bezoek uit en zij was verbaasd. Ze zei dat zij had besloten met mij te praten omdat ik haar, hoewel ik haar niet kende, beterschap had toegewenst en dat had haar iets gedaan.” Er werd een bijbelstudie opgericht. Thans bezoekt die vrouw de gemeentevergaderingen. Zij heeft de nodige veranderingen in haar leven aangebracht en hoopt op een goede dag een van Jehovah’s opgedragen getuigen te worden. Hoe belangrijk is het persoonlijke belangstelling voor anderen te tonen!
Niet alle tegenstanders van de waarheid hebben er ècht een hekel aan, zoals de volgende ervaring uit Paraguay aantoont. Op een dag werd een man aangesproken door een Getuige en hij toonde enige belangstelling voor de waarheid. Zijn vader, een predikant, verbood echter al snel elk contact met de Getuigen. De vader dreigde alle banden met zijn zoon te verbreken als de zoon de Getuigen in zijn huis bleef ontvangen. Om die reden deelde de zoon de verkondiger mee dat hij niet meer hoefde te komen. Toen zijn vrouw de bijbel ging bestuderen, werd de zoon, net als zijn vader, een tegenstander en gebruikte zelfs geweld. Hij stond de verkondiger niet toe zijn vrouw thuis te bezoeken of zelfs maar voor het huis langs te lopen. Zijn vrouw wilde niettemin meer over de bijbel weten en dus zette de verkondiger de studie per brief voort.
Toen deze man erachter kwam dat zijn vrouw niet alleen nog steeds de bijbel bestudeerde maar ook ernst ging maken met de waarheid, verhevigde zijn tegenstand. Zelfs zijn kinderen werden bang voor hem. Hij begon zwaar te drinken en te gokken. De daaropvolgende zeven jaar verdroeg zijn vrouw dit alles geduldig. Maar diep in zijn binnenste voelde hij wroeging over zijn slechte gedrag.
Ten slotte stemde de man erin toe dat een van de Getuigen hem nog eens zou bezoeken. Wat waren zijn vrouw en kinderen blij verrast toen hij een huisbijbelstudie aanvaardde. Toen problemen met de demonen een belemmering voor het gezin gingen vormen om vorderingen te maken in de waarheid, hielpen de ouderlingen het gezin zich voor het behalen van de overwinning op Jehovah te verlaten. Na verloop van tijd hielden de aanvallen op. Samen hebben de man en zijn vrouw hun leven aan Jehovah opgedragen en stappen gedaan in de richting van de doop. Deze eens krachtige tegenstander van de waarheid dient Jehovah nu vol vreugde samen met zijn hele gezin.
Een man in Uruguay, wiens zuster met Jehovah’s Getuigen de bijbel bestudeert, zat op een bank op het stadsplein toen een angstig vijfjarig jongetje, het zoontje van een Getuige, in vliegende vaart op hem af kwam rennen. Hij zocht bescherming tegen een andere jongen die hem achternazat en hem met stenen gooide. Terwijl de jonge Getuige naar de stoute jongen wees, zei hij: „Slechte jongens zoals hij gaan dood in Armageddon.” De man was verbaasd uit de mond van zo’n klein kind het woord „Armageddon” te horen. Hij herinnerde zich dat hij dat woord eerder had gehoord, en wel van zijn zuster. Dus vroeg hij de jongen wat Armageddon precies was. Diezelfde morgen had het jongetje dit onderwerp met zijn moeder bestudeerd en dus kon hij de man een goede uitleg geven. De jonge man was zo geïmponeerd door de kennis van het kind dat hij belangstelling voor de waarheid kreeg en om een bijbelstudie vroeg. Het is zoals de psalmist zegt: „Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt gij sterkte gegrondvest.” — Ps. 8:2.
Noord-Amerika en de Caribische eilanden
Malcolm, een jonge gehuwde man in Canada, was slechts oppervlakkig bekend met de waarheid toen hij een immorele verhouding begon met een vrouw die hij later in een vlaag van jaloerse woede vermoordde. Zijn probleem was altijd een buitengewoon explosief karakter en een gebrek aan zelfbeheersing geweest. Bij zijn veroordeling werd hij door een psychiater als „een gevaarlijke moordenaar” beschreven. Op 2 juni 1982 werd Malcolm tot een langdurige gevangenisstraf veroordeeld.
Terwijl hij in de gevangenis zat, knoopte hij gesprekken aan met verschillende geestelijken en soms woonde hij hun religieuze diensten bij, maar hij kreeg geen bevredigende antwoorden op zijn vragen. Ten slotte zorgde een getuige van Jehovah die in de gevangenis werkte er in april 1985 voor, dat hij een geregelde bijbelstudie kreeg. Malcolm heeft sindsdien grote veranderingen in zijn leven aangebracht. Zijn veranderde kijk op het leven en zijn verbeterde gedrag hebben indruk gemaakt op gevangenispersoneel, psychiaters en medegevangenen. Zijn waardering voor de waarheid zet hem ertoe aan dat wat hij geleerd heeft met medegevangenen te delen, zodat hij elke maand gemiddeld zestig tot zeventig uur met hen over de bijbel spreekt.
Als gevolg van Malcolms predikingsactiviteit bezoekt één man die onlangs uit de gevangenis ontslagen is, nu in een ander deel van het land de vergaderingen. Op 23 januari 1988 kreeg Malcolm een dag verlof om onder begeleiding van een ongewapende gevangenbewaarder een kringvergadering bij te wonen. De maand daarop, in februari, kreeg de nu gedoopte Malcolm een aanstelling als hulppionier en hij is van plan op geregelde basis in de hulppioniersdienst te blijven. Hij hoopt in 1993 in aanmerking te komen voor dagverlof en in 1996 voor algeheel proefverlof. Aldus reageren mensen met allerlei achtergronden gunstig op het goede nieuws.
Er wordt meer en meer met de tijdschriften gewerkt op de Cayman Islands, waar veel mensen bijzonder geïnteresseerd zijn in de artikelen. Een pionier verspreidde bij een zakenman De Wachttoren over het onderwerp „Werkende vrouwen”. Nadat deze man het tijdschrift had gelezen, was hij zo onder de indruk dat hij besloot dat al zijn vrouwelijke werknemers het moesten lezen. Om er zeker van te zijn dat zij het artikel ook echt zouden lezen, maakte hij voor ieder van hen een fotokopie, voegde bij elke kopie een vel papier en vroeg hun het papier te tekenen als zij het artikel gelezen hadden.
Op Jamaica werd een zuster voor een operatie in een ziekenhuis opgenomen. Zij stelde het ziekenhuis ervan in kennis dat zij onder geen beding een bloedtransfusie zou aanvaarden. Toen een van de artsen haar vroeg of zij liever doodging zonder bloed, antwoordde zij: „Het is niet zo dat ik wil sterven, maar het gaat om bijbelse beginselen, en ik zal mijn God trouw blijven, ook al betekent dat de dood.”
De volgende dag kwam de arts terug en daagde de zuster uit hem in de bijbel te laten zien waar bloed verboden wordt. Zij vroeg hem Handelingen 15:28, 29 te lezen. Nadat hij de schriftplaats gelezen had, was zijn reactie: „Maar hier staat niet dat iemand geen bloedtransfusie mag nemen.” De zuster vroeg hem: „Stel dat u uw patiënt zegt dat hij zich moet onthouden van alcohol, betekent dat dan dat hij het niet mag drinken maar wel andere manieren mag bedenken om het tot zich te nemen?” Voordat de arts kon antwoorden, nam een verpleegster die naar het gesprek had geluisterd het woord en zei dat zij een arts kende die tegen een van zijn patiënten had gezegd dat hij geen alcohol mocht drinken. De patiënt dronk geen druppel meer, vervolgde de verpleegster, maar hij goot de drank op zijn brood en at dan het brood. De bedoeling was duidelijk en de arts die de zuster behandelde, zei niets meer. Hij aanvaardde een uitgave van het tijdschrift Ontwaakt! waarin de ervaring stond van een Getuige die ernstig ziek was en toch een bloedtransfusie weigerde en in leven bleef. Naderhand las de arts het tijdschrift door en moedigde andere artsen en patiënten aan om het ook te lezen. De zuster werd zonder bloed geopereerd en haar genezing verloopt naar wens.
De broeders op de Leeward Islands hebben het afgelopen dienstjaar kosten noch moeite gespaard om de reeks kringvergaderingen en speciale dagvergaderingen bij te wonen. Zij reisden per boot en met de auto en in enkele gevallen te voet. Op het bergachtige eiland Dominica mocht Penny, een zuster met twee zoons, James en Thomas, geen van de twee auto’s van het gezin gebruiken om naar de kringvergadering in de hoofdstad Roseau te reizen, op ruim 55 kilometer afstand van hun huis in de bergen. Onverschrokken begaf het drietal zich op weg, bereid om te voet heuvelop, heuvelaf te trekken. Toen zij de rand van hun dorp bereikten, stonden zij voor hun eerste hindernis — een buiten haar oevers getreden rivier. Penny trok haar schoenen uit en was klaar om over te steken, maar James van elf was minder groot dan zijn moeder en Thomas van vijf was nog kleiner. De jongens durfden dit griezelige waagstuk niet aan. Een jonge man die in de buurt stond en hun benarde situatie opmerkte, droeg de twee jongens veilig naar de overkant.
Het drietal liep weer verder en ditmaal hadden zij ruim anderhalve kilometer afgelegd toen een autobestuurder hen herkende en hun een lift aanbood, helaas maar voor een korte afstand. Toen hij hoorde in wat een lastig parket zij zich bevonden, kreeg hij medelijden en bracht hen nog eens zestien kilometer verder naar een kuststadje, Portsmouth. Hiervandaan was het nog zo’n veertig kilometer naar de stad waar de kringvergadering gehouden werd. Zij waren echter vastbesloten om er te komen, en nu eens lopend, dan weer liftend, kwamen zij ten slotte precies op tijd voor het begin van het programma op hun bestemming aan.
In Trinidad and Tobago maken de broeders met veel succes gebruik van de nieuwe traktaten. Een Getuige die Anderson heet, zorgt er heel bewust voor dat ze altijd uit het borstzakje van zijn overhemd steken als hij van en naar zijn werk reist. Van de vier traktaten heeft hij bij het verbreiden van het goede nieuws het meeste succes met Welke hoop is er voor gestorven geliefden? Bij dit traktaat komt alleen het hoofd van het kleine meisje net boven zijn borstzakje uit. Dat is in de regel genoeg om de vraag te ontlokken: ’Wat is dat voor plaatje?’ of: ’Wat hebt u daar voor een traktaatje?’ Dit biedt hem uitstekende gelegenheden om uit te leggen wat de bijbel over de toestand van de doden en de hoop voor hun toekomst zegt.
Anderson vertelt: „Een van de vrouwen bij mij op kantoor informeerde naar het traktaat. In de loop van ons gesprek sprak ik niet alleen met haar over de bijbelse boodschap in het traktaat, maar legde ook van alles uit over onze drukkerijen, de vele boeken en tijdschriften die wij uitgeven en de onderwerpen die erin behandeld worden. Mijn antwoord maakte indruk op haar en zij vroeg of wij een kinderbijbel hadden.”
De volgende dag bracht Anderson haar de publikatie Mijn boek met bijbelverhalen. Zij was gewoon sprakeloos toen zij de positieve, duidelijke en eenvoudige verhalen zag, met de bijbehorende schriftplaatsen aan het eind van elk verhaal. Vanwege haar enthousiasme over het boek vroegen ook andere vrouwen op het kantoor lectuur voor zichzelf. Anderson zegt tot slot: „Ik verspreidde tien Bijbelverhalen-boeken en drie andere publikaties, en nog steeds vergewis ik mij er elke dag van dat mijn traktaten uit de zak van mijn overhemd steken.”
De eilanden in de Grote Oceaan
Een voor de aanbidding van Jehovah gecomponeerd lied brengt goed tot uitdrukking hoe tevreden en gelukkig de Israëlieten waren met hun God. Jubelend zongen zij: „Jehovah zelf is koning geworden! Laat de aarde blij zijn. Laten de vele eilanden zich verheugen” (Ps. 97:1). Ja, de eilanden van de zee hebben reden om gelukkig te zijn wegens hun aandeel in het laten weerklinken van de uitnodiging om te komen en de wateren van eeuwig leven te drinken.
Een ervaring van een zuster in Australië beklemtoont hoe belangrijk het is zich persoonlijke doeleinden te stellen. Tijdens een recente twee maanden durende abonnementsveldtocht stelde zij zich een persoonlijk doel van vijftig abonnementen. Zij was van mening dat zij de eerste maand één abonnement per dag zou kunnen afsluiten en dan de tweede maand nog eens twintig.
Zij vertelt: „Ik bad geregeld tot Jehovah in verband met mijn doel en werkte vervolgens hard om ervoor te zorgen dat ik het haalde. Soms moest ik drie of vier keer teruggaan voordat de huisbewoner genoeg geld had om het abonnement te betalen. ’s Avonds en soms ’s morgens vroeg bracht ik nabezoeken. Eén vrouw bood zelfs aan om het geld bij mij thuis te brengen, wat zij ook deed.” Stel je de vreugde van de zuster eens voor toen zij haar doel bereikte — 31 abonnementen gedurende de eerste maand! Kwam zij de maand daarop aan twintig abonnementen? Ja zeker!
In de daaropvolgende paar maanden richtte deze zuster verscheidene bijbelstudies op door de getoonde belangstelling verder aan te wakkeren. Hoewel sommige studies zijn afgebroken, hebben veel personen hun abonnement hernieuwd. Eén geïnteresseerde vrouw krijgt regelmatig studie uit het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven en maakt goede vorderingen. De zuster vertelt: „Ik ben van mening dat alles wat ik heb kunnen bereiken, voortvloeide uit het feit dat ik mij een doel gesteld had en positief was. Je moet echt op Jehovah vertrouwen en hard werken. Spreuken 10:22 ging in mijn geval beslist op: ’De zegen van Jehovah — die maakt rijk, en hij voegt er geen smart bij.’”
De gedrukte bladzijde van De Wachttoren vermag veel. Ze kan de houding van de lezers ervan veranderen. Op de Solomon Islands durven mensen in sommige dorpen de Getuigen nog steeds niet openlijk te ontvangen, aangezien hun religieuze leiders daar fel op tegen zijn. Toen de verkondigers op een van de koraaleilanden een van deze dorpen ingingen om er van huis tot huis te gaan, werden zij aangevallen en kregen te horen dat zij het dorp nooit meer moesten binnenkomen om er te prediken. De verkondigers wonen maar anderhalve kilometer stroomopwaarts en moeten iedere keer als zij naar andere plaatsen gaan door dit dorp heen. Desondanks gaven de mensen hun het gevoel dat zij niet welkom waren. Hun houding is nu echter veranderd. Zij groeten de Getuigen zelfs. Wat is er gebeurd?
Kinderen van Getuigen die gewoonlijk met eigengemaakte speelgoedkano’s bij de rivier spelen, begonnen de bladzijden van oude, afgedankte Wachttorens te gebruiken als zeilen. Zij lieten hun kleine kano’s met de stroom mee drijven. Zonder dat de Getuigen het wisten, haalden de kinderen in dat andere dorp de kano’s uit het water. Maar wie verzamelden de zeilen? De volwassenen die ze konden lezen. Als gevolg hiervan veranderde de houding van de dorpelingen jegens de Getuigen. Ook al durven zij hen nog steeds niet openlijk te ontvangen, toch zijn zij nu vriendelijk tegen hen.
In Tuvalu, dat onder het bijkantoor van West-Samoa ressorteert, begon het jaar met de pioniersschool, die een extra stimulans heeft gegeven aan het predikingswerk. Als gevolg hiervan brachten twee pioniersters als tijdelijke speciale pioniers twee maanden door op het eiland Nanumanga, waar 200 personen de Gedachtenisviering hadden bijgewoond. De pioniersters leidden in totaal 21 bijbelstudies. Tijdens een onlangs op Funafuti gehouden synode hield de protestantse predikant van Nanumanga een toespraak waarin hij zijn bezorgdheid erover uitsprak dat de meeste mensen op zijn eiland zich tot de Getuigen aangetrokken voelen en dat slechts een paar „verstandigen” hen hebben afgewezen. Hij zei dat hij elke morgen vrouwen ziet die vroeg opstaan en hun huis aan kant brengen om de zusters te ontvangen die hun bijbelstudie komen geven. De vrouwen zijn zo geïnteresseerd in hun bijbelstudie, zo beweerde hij, dat zij wanneer een kind huilt, met de ene hand het kind vasthouden en met de andere hand de teksten in de bijbel blijven opzoeken. Hoewel hij de zaak misschien wat heeft overdreven, blijkt hieruit wel wat een uitwerking de prediking van de waarheid heeft op dat eiland. — Fil. 1:15, 18.
Soms ondervinden degenen die uit een gegoed milieu komen veel tegenstand van hun familie wegens hun belangstelling voor de waarheid. De vader van een broeder is medeëigenaar van een grote supermarktketen op Hawaii. De familie verwachtte dat de broeder uiteindelijk een leidende functie zou gaan bekleden. Toen hij echter een Getuige was geworden, was hij er tevreden mee magazijnbediende te blijven. Een tijdlang gaf dat heel wat opschudding aangezien familieleden pressie op de broeder en zijn vrouw uitoefenden om hen van gedachten te doen veranderen. Vanwege het voortreffelijke voorbeeld van het echtpaar is de tegenstand verminderd. Onze broeder is nu dienaar in de bediening en is er tot grote verbazing van zijn familie en andere werknemers nog steeds tevreden mee magazijnbediende te zijn.
Landen waar het werk verboden is
Onbevreesd blijven de broeders en zusters in landen waar het Koninkrijkswerk verboden is loyaal aan Jehovah. Evenals David zeggen zij: „Op God heb ik mijn vertrouwen gesteld. Ik zal niet bevreesd zijn. Wat kan de aardse mens mij doen?” — Ps. 56:11.
Onze broeders leefden vreedzaam in het zuidelijke deel van een Afrikaans land toen zij in 1975 vanwege hun neutrale standpunt gearresteerd en naar gevangenkampen in het noordelijke deel van het land gesleept werden. Zij verloren al hun bezittingen. In de kampen hielden zij hun vergaderingen aanvankelijk in het geheim, maar later konden zij openlijk bijeenkomen. Ondertussen werkten zij ijverig op het land — zij verbouwden gewassen en fokten kippen, varkens en ander vee. Al gauw verhevigde de verzetsbeweging de vervolging en verstoorde het normale levensritme van de broeders door hen voortdurend te bestoken, hun bezittingen te plunderen en enkelen van hen zelfs te vermoorden.
Onze broeders moesten vluchten en weer verloren zij alles wat zij bezaten. Met medewerking van vertegenwoordigers van twee hulporganisaties trof de regering echter regelingen om onze broeders terug te vliegen naar de hoofdstad, waar de meerderheid oorspronkelijk vandaan kwam. Velen kwamen berooid aan. Sommigen waren zo schamel gekleed dat zij zich te beschaamd voelden om de luchthaven te verlaten. Zij vroegen zich af: „Wat zullen wij eten? . . . Wat zullen wij aantrekken?” (Matth. 6:31) Maar Jehovah God zorgde voor hen. Het nieuws over hun benarde toestand kwam de broeders in Zuid-Afrika ter ore, die snel voorzagen in hulpgoederen — 83 ton voedsel en kleding. Met de hulp van het Rode Kruis werden de goederen prompt bij onze broeders afgeleverd. Spoedig werden er weer gemeenten georganiseerd. Hoe staan zij er thans in geestelijk opzicht voor? Jehovah zegent hen rijkelijk. Zij hebben momenteel het recordaantal verkondigers dat zij hadden toen de vervolging in 1975 begon, overschreden.
In een ander land gebruiken de meeste mensen vanwege de economische situatie maar één maaltijd per dag. Dit heeft sommige, maar niet alle pioniers genoodzaakt de volle-tijddienst te verlaten en werelds werk te gaan doen. Wegens plaatselijke moeilijkheden komt de onkostenvergoeding van de speciale pioniers vaak te laat. Omdat er geen voedsel in huis was, raakte de vrouw van een speciale pionier ontmoedigd en smeekte haar man weer een wereldse baan aan te nemen. Hij moedigde haar aan volledig op Jehovah te vertrouwen. Nadat zij samen gebeden hadden, hoorden zij een vreemd geluid in de duisternis van de avond. Snel pakte de broeder een lamp en ontdekte onder de tafel een soort gordeldier. Hij liet geen tijd verloren gaan om dit hooggewaardeerde vlees te vangen, zodat hun voedselprobleem weer voor een paar dagen opgelost was.
Nadat hij bij een andere gelegenheid zonder succes op zoek was geweest naar voedsel, kwam hij jagers tegen die een jakhals hadden gevangen maar niet wisten wat zij met hun buit moesten doen. Hun religieuze traditie weerhield hen ervan zulk vlees te eten. Zij vroegen de pionier naar zijn zienswijze. Hij legde uit dat christenen niet langer onder het Wetsverbond staan en dat elke soort vlees gegeten mag worden mits het goed uitgebloed is. Dat overtuigde de jagers, en zij doodden de jakhals onmiddellijk en lieten hem uitbloeden. Ook gaven zij de pionier een groot stuk vlees mee naar huis!
Ongeacht welk deel van de aardbol wij ons thuis noemen, Jehovah laat door middel van zijn heilige geest en door bemiddeling van de bruid van het Lam dus nog steeds de uitnodiging weerklinken: „Kom!” en ’neem het water des levens om niet’. — Openb. 22:17.
[Tabel op blz. 34-41]
BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1988 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD
(Zie publicatie)
[Illustratie op blz. 5]
Vorig jaar werden 239.268 personen gedoopt als reactie op de roep: „Kom!”
[Illustraties op blz. 14]
Italië: een deel van de menigte die het „Goddelijke gerechtigheid”-districtscongres in Verona bijwoonde, en afgevaardigden in Leinì die het nieuwe boek bekijken
[Illustraties op blz. 19]
De eerste klas van de bedienarenopleidingsschool gradueerde op 29 november 1987 en de tweede klas op 22 mei 1988
[Illustratie op blz. 22]
In het Zuidamerikaanse land Guyana is het nieuwe Bethelhuis een bakstenen gebouw. Ingewijd op 14 januari 1988
[Illustratie op blz. 22]
Het U-vormige gebouw van het bijkantoor in Ecuador herbergt de kantoren, keuken, eetzalen, wasserij en woonkamers. Ingewijd op 11 oktober 1987
[Illustraties op blz. 27]
Het bijkantoor van Papua New Guinea heeft op de bovenste verdiepingen woonkamers. Het gebouw heeft ook een ziekenafdeling, een bibliotheek, kantoren, een opnamestudio, een wasserij, een keuken en een eetzaal. Ingewijd op 12 december 1987
[Illustraties op blz. 28]
De drukkerij, kantoren, receptie en Koninkrijkszaal van het bijkantoor in Ghana zijn gegroepeerd in de vorm van een grote „U”. Ingewijd op 30 januari 1988
[Illustraties op blz. 29]
Het bijkantoorgebouw op Hawaii bevat kantoren, een conferentiezaal, een eetzaal en een keuken. Er bevinden zich ook twee Koninkrijkszalen in dit complex. Ingewijd op 3 april 1988
[Illustraties op blz. 30]
Het woonblok van het bijkantoor in Portugal telt 40 kamers, met een dienstvleugel. Er wordt gebruik gemaakt van zonnewarmte. In het drie verdiepingen tellende drukkerijgebouw zijn ook kantoren en een Koninkrijkszaal ondergebracht. Ingewijd op 23 april 1988
[Illustratie op blz. 33]
Op Cyprus heeft het bijkantoor vier appartementen met uitzicht op tuinen. Naast het pand werd een Koninkrijkszaal gebouwd. Ingewijd op 2 augustus 1988
[Illustratie op blz. 33]
Het nieuwe bijkantoor van Hong Kong voegt aan de ruimte aan de Kent Road zes slaapkamers met badkamers toe, alsook een keuken en een eetzaal die met gemak plaats biedt aan 36 personen. Ingewijd op 7 mei 1988