Wandel door geloof!
„Wij zijn . . . altijd vol goede moed en weten dat wij, zolang wij thuis zijn in het lichaam, afwezig zijn van de Heer, want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen.” — 2 KORINTHIËRS 5:6, 7.
1. Wat zijn enkele van de zegeningen die wij genieten omdat wij kunnen zien?
EEN van de wonderen van het menselijk lichaam is het oog. Door het verbazingwekkende fotografische mechanisme van dit orgaan kunnen wij niet alleen obstakels uit de weg gaan, maar ook een groot aantal indrukken opnemen, en veel daarvan zijn van invloed op onze betrekkingen met anderen. Het is duidelijk dat het niet in de bedoeling van de Ontwerper van het oog lag dat wij op de planeet waarop wij wonen, al tastend in het donker onze weg zouden moeten vinden. Bovendien was het zijn bedoeling dat wij zijn wonderbaarlijke scheppingswerken — mensen en dieren, bergen en rivieren, meren en zeeën, bloemen en andere planten, de lucht en de schitterende kleuren van een zonsondergang — zouden zien en ervan zouden genieten. Zij die dankbaar zijn voor al deze gaven, kunnen met de psalmist uitroepen: „Hoe talrijk zijn uw werken, o Jehovah! Gij hebt ze alle in wijsheid gemaakt. De aarde is vol van uw voortbrengselen.” — Psalm 104:24.
2. Waarom is het niet voldoende ons alleen door ons letterlijke gezichtsvermogen te laten leiden, en wat zei Paulus in dit verband?
2 Hoe wonderbaarlijk het letterlijke gezichtsvermogen ook is, toch is het heel gevaarlijk ons alleen daardoor te laten leiden. Indien wij ons in Gods gunst willen verheugen, moeten wij wandelen door geloof in de Ontwerper van het menselijk oog. Wij moeten zijn leiding zoeken ten einde het goede te doen. In een brief aan gezalfde medechristenen zei de apostel Paulus terecht: „Wij zijn . . . altijd vol goede moed en weten dat wij, zolang wij thuis zijn in het lichaam, afwezig zijn van de Heer, want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen. Maar wij zijn vol goede moed en willen liever afwezig geraken van het lichaam en onze intrek nemen bij de Heer [door te sterven en tot hemels leven opgewekt te worden]. Daarom stellen wij het ons ook ten doel om, hetzij wij ons tehuis bij hem hebben, hetzij wij van hem afwezig zijn, hem welgevallig te zijn. Want wij moeten allen voor de rechterstoel van de Christus openbaar gemaakt worden, opdat een ieder het hem toegekende ontvangt voor de dingen die hij door middel van het lichaam heeft gedaan, overeenkomstig de dingen die hij heeft beoefend, hetzij goed of kwaad.” — 2 Korinthiërs 5:6-10.
3. Wat dient het verlangen van alle opgedragen dienstknechten van Jehovah te zijn, en welke vragen zijn de moeite van een beschouwing waard?
3 Alle opgedragen dienstknechten van Jehovah — of zij nu tot het gezalfde overblijfsel behoren of tot de steeds in aantal toenemende „grote schare” met een aardse hoop — willen het goede doen (Openbaring 7:9). Maar waarom kan er worden gezegd dat er zo’n groot gevaar schuilt in het ’wandelen door aanschouwen’? En wat wil het zeggen ’door geloof te wandelen’?
Gevaren van ’wandelen door aanschouwen’
4. (a) Waarom moeten wij niet bij alles op de eerste indruk afgaan? (b) Hoe beziet de Maker van het oog de dingen?
4 Indien wij ons bij alles door onze eerste indruk laten leiden en alleen op het uiterlijk afgaan, bestaat het gevaar dat wij worden misleid en schade ondervinden. Iemand kan bijvoorbeeld over een zanderig terrein lopen en dan plotseling bemerken dat hij in drijfzand terecht is gekomen. Of men kan zich laten bedotten door het vriendelijke uiterlijk van iemand die ’een wolf in schaapskleren’ blijkt te zijn (Matthéüs 7:15). Wij moeten dus op onze hoede zijn. De Maker van het oog gaat niet louter op het uiterlijk af. Hij zei tegen de profeet Samuël: „God ziet niet zoals de mens ziet, want de méns ziet datgene wat zichtbaar is voor de ogen; maar wat Jehovah aangaat, hij ziet hoe het hart is” (1 Samuël 16:7). Ja, Degene die het oog geformeerd heeft, onderscheidt de diepste gedachten en bedoelingen, en zijn beoordeling van iemand of iets is altijd nauwkeurig. (Vergelijk Hebreeën 4:12.) Met het oog op zijn volmaakte gezichtsvermogen en inzicht is hij werkelijk de Alziende.
5. Waarom is het buitengewoon belangrijk dat wij van tevoren gewaarschuwd worden voor de gevaren van ’wandelen door aanschouwen’?
5 Doch aangezien wij slechts mensen zijn, kunnen wij niet duidelijk onderscheiden wat zich in iemands hart bevindt. In weerwil van de ons door God geschonken vermogens zijn wij onvolmaakt en kunnen wij vaak bedrogen worden. Zelfs ons eigen hart kan ons misleiden, want het „is verraderlijker dan iets anders en niets ontziend” (Jeremia 17:9). Het is dus buitengewoon belangrijk dat wij van tevoren gewaarschuwd worden voor de gevaren van ’wandelen door aanschouwen’. Heeft Jehovah in deze dringende behoefte voorzien? Ja! Tot ons onderricht heeft hij een verslag laten optekenen over enkele markante gebeurtenissen waaruit blijkt hoe gevaarlijk het is louter door aanschouwen te wandelen. — Romeinen 15:4.
6. Wat voor uitwerking had het op de Israëlieten dat zij ’wandelden door aanschouwen’?
6 De ervaringen van Gods volk uit de oudheid, de Israëlieten, laten dit duidelijk uitkomen. Hoewel die hoogbegunstigde natie zich onder de feilloze leiding van Jehovah kon stellen, wandelde de trouweloze massa verstokt „in hun eigen raadslagen” (Psalm 81:12). Daar zij ’door aanschouwen wandelden’, keerden zij zich tot de aanbidding van afgoden ofte wel goden die met het letterlijke oog te zien waren. Aangezien zij op het uiterlijk afgingen, beefden zij van vrees voor de numerieke overmacht van hun vijanden. Omdat de Israëlieten ’door aanschouwen en niet door geloof wandelden’, betwistten zij ook het door God geschonken leiderschap van Mozes en klaagden zij over hun levenslot. (Vergelijk Judas 16.) Ja, en velen van hen keken klaarblijkelijk afgunstig naar de schijnbare vrijheid en voorspoed waarin de natiën rondom hen zich verheugden, terwijl zij het feit negeerden dat die mensen totaal verdorven waren en onder invloed van demonen stonden. — Leviticus 18:1-3, 30.
7. Wat overkwam de Israëlieten die Gods leiding verwierpen?
7 Wat overkwam de Israëlieten die erop stonden hun eigen weg te gaan en die Gods leiding verwierpen? Welnu, zij haalden zich Jehovah’s misnoegen op de hals en hij trok zijn beschermende hand terug, zodat zij door hun vijanden verslagen werden! Zelfs in het Beloofde Land geraakten de Israëlieten vaak in slavernij aan hun onbarmhartige vijanden (Rechters 2:17-23). In tegenstelling tot Mozes, die weigerde te genieten van het wereldse comfort waarin Egyptes heersende klasse zich verheugde, zocht het volk Israël „de tijdelijke genieting der zonde”; zij bleven niet wandelen ’als zagen zij de Onzichtbare’. Het ontbrak hun aan geloof. En bedenk dat het „zonder geloof onmogelijk [is God] welgevallig te zijn”. — Hebreeën 3:16-19; 11:6, 24-27.
8. Waarom dienen Jehovah’s hedendaagse dienstknechten de ervaringen van de Israëlieten uit de oudheid als een waarschuwing ter harte te nemen?
8 Jehovah’s hedendaagse dienstknechten kunnen deze gebeurtenissen uit het verleden als een waarschuwing ter harte nemen. Ook wij lopen het gevaar zwak in het geloof te worden of ons geloof zelfs te verliezen. Kan het ons trouwens niet overkomen dat wij ons te veel door de uiterlijke schijn der dingen laten beïnvloeden en daardoor weer gaan ’wandelen door aanschouwen’? Ja, en daarom heeft Jehovah goedgunstig in leiding voorzien voor degenen die hem in geloof willen dienen. Hij gebruikte dat wat de Israëlieten overkwam en zijn bemoeienissen met hen als praktische lessen voor latere geslachten, met inbegrip van het onze (1 Korinthiërs 10:11). Op die manier worden wij gesterkt door nauwkeurige kennis, door een krachtige hoop en door volharding.
9. Indien wij zouden ’wandelen door aanschouwen’, hoe zouden wij dan over een bepaalde handelwijze en over theocratische regelingen kunnen denken?
9 Zonder deze betrouwbare leiding van onze liefdevolle Schepper, zouden wij gevaar lopen de positie van de Grotere Mozes, Jezus Christus, te betwisten en te vergeten dat God en Christus ware christenen in deze tijd leiden. (Vergelijk 1 Korinthiërs 11:3; Efeziërs 5:24.) Wij zouden de organisatie van Jehovah’s Getuigen als van louter menselijke oorsprong kunnen bezien en ons daarom vrij kunnen voelen om te doen wat in onze eigen ogen juist schijnt. (Vergelijk Rechters 21:25.) Bovendien zouden wij dan dezelfde fout kunnen maken als enkelen die schijnen te denken dat zolang een bepaalde handelwijze niet in strijd is met hun geweten, er niets aan de hand is. Anderen gaan misschien denken dat de theocratische organisatie er voor hun gerief en gemak is en dat alle gestelde vereisten gemakkelijk gemaakt moeten worden, zodat er geen zelfopoffering van hen wordt verlangd. Nog een gevaar zou kunnen zijn dat wij het denkbeeld gaan koesteren dat de regelingen van de organisatie aangepast moeten worden aan onze wil in plaats van aan Gods wil. Toch deed ons Voorbeeld, Jezus Christus, altijd vol vreugde de wil van zijn hemelse Vader. — Psalm 40:8; Hebreeën 10:5-10.
10. Wat kan de uitwerking op onze houding tegenover de velddienst en andere theocratische activiteiten zijn als wij goddelijke leiding negeren of er niet zwaar aan tillen?
10 Omdat sommigen goddelijke leiding negeren of er niet zwaar aan tillen, zouden zij kunnen denken dat onze vergaderingen korter moeten worden, dat de vergaderruimten voor grote bijeenkomsten niet zo ver weg moeten zijn en dat het studiemateriaal altijd eenvoudig moet zijn en nooit „vast voedsel” mag omvatten (Hebreeën 5:12). In landen waar christenen zich in vrede en rust verheugen, kunnen sommigen de Koninkrijkszegeningen als iets vanzelfsprekends beschouwen en de mening toegedaan zijn dat heilige dienst geen inspanning mag vergen. Indien wij zo’n geesteshouding ontwikkelen, zouden wij zelfs personen kunnen worden die „meer liefde voor genoegens dan liefde voor God” hebben en misschien bijna elk weekeinde opzij zetten voor ontspanning in plaats van die tijd te besteden aan de velddienst en andere theocratische activiteiten waaruit oprechte toewijding aan Jehovah blijkt (2 Timótheüs 3:1, 4). Indien dat zou gebeuren, zouden wij dan eerlijk kunnen zeggen dat wij werkelijk ’door geloof wandelen en niet door aanschouwen’?
11. Wat kan het gevolg zijn als wij onszelf in de watten leggen, maar wat moeten wij doen?
11 Het gevaar bestaat ook dat wij onszelf in de watten leggen. Wij kunnen onszelf gemakkelijk wijsmaken dat een lichte hoofdpijn of een ander gelijksoortig probleem erger is dan werkelijk het geval is. Ons onvolmaakte vlees kan ons ertoe aanzetten dit als een verontschuldiging aan te grijpen om ons niet van een bepaalde verantwoordelijkheid te kwijten, zoals het houden van een lezing op de theocratische bedieningsschool. Maar kan het zo zijn dat wij er nooit aan zouden denken ons er door hetzelfde ongemak van te laten weerhouden aan de een of andere vorm van ontspanning deel te nemen? Natuurlijk moeten wij ons gezonde verstand gebruiken en ernstige symptomen niet licht opvatten. Doch wij moeten ons wel degelijk krachtig inspannen (Lukas 13:24). En natuurlijk dienen wij in onze beslissingen een grote plaats voor geloof in te ruimen, zodat wij niet louter ’wandelen door aanschouwen’ en enkel op onze eigen mening afgaan. — Romeinen 12:1-3.
12. In wat voor strijd zijn wij gewikkeld, en welke houding vergt dit van onze zijde?
12 Vergeet nooit dat wij in een strijd tegen goddeloze geestenkrachten gewikkeld zijn (Efeziërs 6:11-18). Onze voornaamste vijand, Satan de Duivel, kan met zijn wapens die er speciaal op gericht zijn ons geloof in Jehovah te verwoesten, bewerkstelligen dat wij onder zware druk komen te staan. Satan zal een beroep doen op elke zelfzuchtige neiging in mensen en geen vorm van overreding die onze denkwijze in een verkeerde richting kan stuwen, onbeproefd laten. Indien wij ons aangesloten hebben bij „de overgeblevenen” van het „zaad” van Gods „vrouw”, of hemelse organisatie, zijn wij in een oorlog gewikkeld. In deze oorlog kan niemand met verlof gaan totdat Jehovah, die ons sterkt opdat wij weerstand kunnen bieden aan satanische aanvallen, een eind maakt aan de hele organisatie van de Duivel (Openbaring 12:16, 17; 1 Petrus 5:6-11). Dienen wij nu dus moedig te zijn en een gevoel van dringendheid te bezitten? Heel beslist! — Psalm 31:24.
Wat het wil zeggen ’door geloof te wandelen’
13. Wat wil het zeggen ’door geloof te wandelen’?
13 ’Door geloof wandelen’ betekent, dat wij in weerwil van moeilijke omstandigheden doorgaan — vol geloof in God, in zijn vermogen onze stappen te leiden en in zijn bereidheid ons een veilige haven binnen te loodsen (Psalm 22:3-5; Hebreeën 11:6). Het betekent dat wij weigeren op louter uiterlijke omstandigheden af te gaan of ons zuiver door onze eigen menselijke redenatie te laten leiden. Geloof zal ons ertoe bewegen de richting te volgen die Jehovah aangeeft, ongeacht hoe moeilijk het pad mag zijn. Indien wij ’door geloof wandelen’, zullen wij als David zijn, die over God zei: „Gij zult mij het pad des levens doen kennen. Verheuging tot verzadiging is bij uw aangezicht; er is aangenaamheid aan uw rechterhand, voor eeuwig” (Psalm 16:11). Indien wij onze stappen door Jehovah laten leiden, zal hij ons bovendien vrede des geestes schenken en ons helpen de overwinning te behalen, hoe groot de overmacht ook is (Johannes 16:33; Filippenzen 4:6, 7). Wanneer wij ’door geloof wandelen’, zullen wij onder meer geregeld met onze geestelijke broeders en zusters bijeenkomen ten einde met hen samen de bijbel te bestuderen en te bidden. — Hebreeën 10:24, 25.
14, 15. (a) Hoe stond Jezus tegenover rijkdom, prestige en betrokkenheid in de politiek? (b) Hoe bezag Jezus, zoals in de Schrift wordt onthuld, Gods leiding?
14 Als wij ’door geloof wandelen’, bevinden wij ons in feite in goed gezelschap: dat van Jehovah’s dienstknechten uit het verleden. De belangrijkste van hen was Jezus Christus, „de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof”. Wat bemerken wij als wij ernaar streven „nauwkeurig in zijn voetstappen” te treden? — Hebreeën 12:1-3; 1 Petrus 2:21.
15 Jezus liet zich niet in de wereldse politiek betrekken en streefde nooit naar de rijkdom en het prestige waar velen op uit waren. In plaats daarvan wees hij erop dat zijn koninkrijk „geen deel van deze wereld” is. Ook was hij zeker geen materialist, want hij had ’geen plaats om zijn hoofd neer te leggen’ (Johannes 6:14, 15; 18:36; Lukas 9:57, 58). Ofschoon Jezus een volmaakt verstand had, handelde hij niet onafhankelijk maar zag hij naar zijn hemelse Vader op voor leiding. — Johannes 8:28, 29.
16. Wat kan er in het licht van Jezus’ voorbeeld gezegd worden over de houding van Jehovah’s Getuigen?
16 Wat kan er met het oog op Jezus’ voorbeeld over Jehovah’s Getuigen in deze tijd gezegd worden? Welnu, als voorstanders van Gods hemelse koninkrijk respecteren wij „superieure [regerings]autoriteiten”, maar wij handhaven onze neutraliteit in politieke aangelegenheden (Romeinen 13:1-7; Matthéüs 6:9, 10; Johannes 17:16). In plaats van op rijkdom en prestige in deze wereld uit te zijn, ’zoeken wij eerst het Koninkrijk’, in het vertrouwen dat Jehovah in onze levensbehoeften zal voorzien (Matthéüs 6:24-34; Psalm 37:25). En evenals Jezus ’steunen wij niet op ons eigen verstand’ maar aanvaarden wij dankbaar de leiding van onze liefdevolle God (Spreuken 3:5, 6). Dit alles helpt ons zeer zeker om ’door geloof te wandelen’.
Beproevingen en zegeningen
17. Wat moet Jehovah’s volk verduren terwijl zij ’door geloof wandelen’? Illustreer dit.
17 In veel landen moeten onze medegetuigen van Jehovah, terwijl zij ’in geloof wandelen’, ongewone ongemakken en beproevingen, ja zelfs wrede vervolging verduren. Natuurlijk doen geloofsbeproevingen zich in uiteenlopende vormen voor. Beschouw bijvoorbeeld de ontberingen en getrouwe dienst van een bejaarde broeder in Ecuador eens. Op 80-jarige leeftijd kwam hij met de waarheid in contact en leerde toen lezen en schrijven. Twee jaar later werd hij gedoopt. Aangezien hij in de rimboe woonde, moest hij drie uur lopen om de Koninkrijkszaal te bereiken. Zijn vrouw was een tegenstandster en ging zelfs zo ver dat zij zijn kleren en geld verstopte om hem te ontmoedigen christelijke vergaderingen bij te wonen. Doch deze problemen brachten onze getrouwe broeder niet van zijn stuk. Hij diende tien jaar lang elke maand als tijdelijke of hulppionier en predikte in veel dorpen, waar hij door de dorpelingen vaak mishandeld werd. Toen later pioniers en zendelingen in die gebieden getuigenis gaven, benaderden veel personen hen echter en vroegen om een bijbelstudie. Het harde werk van deze ijverige broeder heeft dus goede resultaten afgeworpen. Hij stierf op 92-jarige leeftijd aan kanker maar besteedde in de maand dat hij stierf nog veertig uur aan de velddienst.
18. (a) Wat moeten wij doen indien wij ons in Gods gunst willen verheugen? (b) Welke beloningen zullen ons ten deel vallen indien wij ’door geloof blijven wandelen en niet door aanschouwen’?
18 Ook wij moeten ondanks problemen en ontberingen volharden (Matthéüs 24:13). Indien wij ons in Gods gunst willen verheugen, is het uitermate belangrijk dat wij zijn raad toepassen, op hem vertrouwen en ons afgescheiden bewaren van de wereld, haar geesteshouding en haar wegen (Psalm 37:5; 1 Korinthiërs 2:12; Jakobus 1:27). Laten wij er dus naar streven ons Voorbeeld, Jezus Christus, na te volgen. Laten wij zelfopofferend zijn en bereid ons in Jehovah’s glorierijke dienst in te spannen. Wanneer wij dit doen, kunnen wij vol vertrouwen uitzien naar de verwezenlijking van de grootse beloften die onze hemelse Vader zijn loyale aanbidders heeft gedaan. En tot wat een wonderbaarlijke zegeningen in zijn beloofde Nieuwe Ordening zal dit leiden! Bovenal zullen wij, als wij ’door geloof wandelen en niet door aanschouwen’, de beloning ontvangen in de rechtvaardiging van Jehovah’s universele soevereiniteit te mogen delen.
Herinnert u zich dit?
◻ Wat zijn de gevaren van ’wandelen door aanschouwen’?
◻ Welke waarschuwing voor Jehovah’s volk in deze tijd ligt er in de ervaringen van de Israëlieten opgesloten?
◻ Wat moeten wij doen in plaats van onszelf in de watten te leggen?
◻ Wat moeten wij doen om ’door geloof te wandelen’?
[Illustraties op blz. 12]
Gaat u met uw gezin vaak naar een recreatiegebied terwijl uw medegetuigen van Jehovah met theocratische aangelegenheden bezig zijn?
[Illustratie op blz. 14]
Jezus Christus heeft ons een voortreffelijk voorbeeld gegeven. Wandelt u evenals hij „door geloof”?