31 De koning van Syrië had de 32 bevelhebbers van zijn strijdwagens+ geboden: ‘Vecht alleen tegen de koning van Israël en tegen niemand anders, klein of groot.’
31 Wat de koning van Sy̱rië betreft, hij had de tweeëndertig oversten+ van de wagens die hij had, het volgende geboden: „GIJ moogt niet strijden met klein of groot, maar alleen met de koning van I̱sraël.”+