37 ‘Zeg tegen Elea̱zar, de zoon van de priester Aäron, dat hij de vuurpannen+ uit het vuur moet halen, want ze zijn heilig. Ook moet je tegen hem zeggen dat hij het vuur* verderop moet verstrooien.
37 „Zeg tot Elea̱zar, de zoon van Aä̱ron, de priester, dat hij de vuurpotten+ van tussen de brand dient op te nemen, ’En strooi het vuur daarginds; want ze zijn heilig,