24 Zedeki̱a, de zoon van Kena̱äna, kwam toen op Micha̱ja af, sloeg hem op de wang en zei: ‘Wil je soms beweren dat de geest van Jehovah van mij is weggegaan* en nu met jou spreekt?’+
24 Zedeki̱a, de zoon van Kena̱äna, trad nu naderbij en sloeg Micha̱ja op de wang+ en zei: „Langs welke [weg] is de geest van Jehovah dan wel van mij verder gegaan om met u te spreken?”+