30 Toen smeedde Hosea,+ de zoon van E̱la, een complot tegen Pe̱kah, de zoon van Rema̱lia. Hij sloeg hem neer en bracht hem ter dood. Hij werd koning in zijn plaats in het 20ste jaar van Jo̱tham,+ de zoon van Uzzi̱a.
30 Ten slotte smeedde Hose̱a,+ de zoon van E̱la, een samenzwering+ tegen Pe̱kah, de zoon van Rema̱lia, en sloeg hem neer+ en bracht hem ter dood; en hij begon in zijn plaats te regeren in het twintigste jaar van Jo̱tham,+ de zoon van Uzzi̱a.*