12 Tegen koning Zedeki̱a+ van Juda zei ik hetzelfde: ‘Breng je nek onder het juk van de koning van Babylon en dien hem en zijn volk, dan zul je in leven blijven.+
12 Zelfs tot Zedeki̱a,*+ de koning van Ju̱da, sprak ik overeenkomstig al deze woorden,+ door te zeggen: „Brengt UW hals onder het juk van de koning van Ba̱bylon en dient hem en zijn volk en blijft in leven.+