19 Toen de koning met ze sprak, bleek er niemand in de hele groep te zijn als Daniël, Hana̱nja, Mi̱saël en Aza̱rja,+ en ze traden in dienst van de koning.
19 En de koning ging met hen spreken, en onder hen allen werd er niet één gevonden gelijk Da̱niël, Hana̱nja, Mi̱saël en Aza̱rja;+ en zij stonden voortaan voor het aangezicht van de koning.+