-
Aantekeningen Handelingen — Hoofdstuk 20Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
omhelsden Paulus: Lett.: ‘vielen Paulus om de hals’. In de Bijbel was iemand in tranen omhelzen en kussen een teken van grote genegenheid, iets wat die ouderlingen beslist voor Paulus voelden. (Zie ook Ge 33:4; 45:14, 15; 46:29; Lu 15:20.)
kusten hem teder: Of ‘kusten hem liefdevol’. Paulus was geliefd bij zijn broeders vanwege zijn oprechte liefde voor hen. In Bijbelse tijden was een kus een teken van hechte vriendschap (Ge 27:26; 2Sa 19:39). Soms kreeg iemand behalve een kus ook een hartelijke omhelzing en vloeiden er tranen (Ge 33:4; 45:14, 15; Lu 15:20). Het Griekse werkwoord dat met ‘teder kussen’ is weergegeven, wordt opgevat als een intensieve vorm van het werkwoord fileo, dat soms met ‘kussen’ wordt vertaald (Mt 26:48; Mr 14:44; Lu 22:47) maar vaker de betekenis heeft van ‘gehecht zijn aan’ (Jo 5:20; 11:3, vtn.; 16:27; vergelijk de aantekening bij Mt 26:49).
-