Voetnoot „Van levende zielen.” Gr.: ψυχῶν ζωσῶν (psuʹchon zoʹson, mv.); Hebr.: neʹfesj chai·jahʹ, enk., betrekking hebbend op zeedieren. In het Hebr. wordt dezelfde uitdr. gebruikt met betrekking tot de mens in 2:7. Zie App. 4A.