-
„De Heer zij met de geest die gij aan de dag legt”De Wachttoren 1977 | 15 september
-
-
getrouwe, geestelijk sterke christenen. Ja, er waren liefdevolle, gastvrije personen, zoals Lydia en Gajus. Er waren personen zoals Aquila en Priskilla, die een uitstekend geestelijk begrip hadden en bereid waren hun huis voor gemeentevergaderingen open te stellen. Er bestaat geen twijfel over dat ’de Heer met de geest was die zulke personen aan de dag legden’. Welke persoon die God thans liefheeft, zou niet zoals zij willen zijn?
OPBOUWENDE MEDEAANBIDDERS
21, 22. (a) Waarom dienen christelijke ouderlingen in deze tijd veel belangstelling te hebben voor de geest van de gemeente waarmee zij dienst verrichten? (b) Welke vragen zou een opziener zichzelf kunnen stellen met betrekking tot de gemeente die hij dient?
21 Zoals reeds eerder is opgemerkt, toonde de apostel Paulus zich bezorgd voor de geest van de gemeente te Korinthe. Bovendien gaf hij uiting aan de hoop dat ’de Heer Jezus Christus met de geest zou zijn’ die gemeenten en afzonderlijke personen ’aan de dag legden’ (1 Kor. 5:1-5; Gal. 6:18; Fil. 4:23; 2 Tim. 4:22; Filem. 25). Ook de verheerlijkte Jezus Christus was bezorgd over de geest die door de zeven gemeenten die in Openbaring worden genoemd, aan de dag werd gelegd (Openb. hfdst. 2, 3). Christelijke ouderlingen in deze tijd dienen derhalve een grote belangstelling te hebben voor de geest die door de gemeente waarmee zij samenwerken, aan de dag gelegd wordt.
22 Als een man die door heilige geest is aangesteld om ’de kudde Gods te weiden’, dient een opziener te weten hoe die kudde eruitziet (1 Petr. 5:2; Hand. 20:28; vergelijk Spreuken 27:23). Hij zou zich terecht kunnen afvragen: Zijn de broeders en zusters in de gemeente werkelijk gelukkig? (Ps. 128:1) Blijkt uit hun gezicht dat zij Jehovah met „vreugde des harten” dienen? (Deut. 28:45-47) Bezoeken zij geregeld christelijke vergaderingen? (Hebr. 10:24, 25) Maken zij thuis een persoonlijke studie van de bijbel? (Joz. 1:7, 8) Zijn deze medegelovigen werkelijk „gezond in geloof”? (Tit. 2:2) Hebben zij een levendige belangstelling voor geestelijke dingen? (Ps. 27:4) Is het duidelijk dat zij hun verhouding tot Jehovah God naar waarde schatten en er werkelijk naar verlangen hem te loven? — Ps. 9:1, 2.
23. Wat moeten ouderlingen doen, willen zij ’het woord prediken’?
23 Een eerlijke beoordeling kan aan het licht brengen dat de gemeente een grotere geestelijke gezindheid moet ontwikkelen. Met het oog hierop verricht het openbare podium vaak goede diensten. De opziener Timótheüs kreeg met sommige personen in de gemeente te maken die ’streden over woorden’ en die de waarheid „niet gunstig gezind” waren (2 Tim. 2:14, 23-25). Als gevolg van hun aanwezigheid zou de gemeente een „moeilijke tijd” meemaken. Timótheüs moest derhalve ’het woord prediken’ — geen menselijke wijsheid, maar het onvervalste „woord” van God (2 Tim. 4:1, 2; vergelijk 1 Korinthiërs 2:1-5). Met het oog op het geestelijke welzijn van de gemeenten in deze tijd moeten ouderlingen eveneens ’het woord prediken’ en hun opmerkingen op de bijbel baseren, of zij nu vanaf het openbare podium spreken of een persoonlijk gesprek voeren
24, 25. (a) Met welk doel kunnen ouderlingen medegelovigen thuis opzoeken? (b) Bezitten ouderlingen schriftuurlijke redenen om ten behoeve van andere aanbidders van Jehovah te bidden?
24 Ouderlingen kunnen hun medegelovigen ook opbouwen door hen thuis op te zoeken. Jezus Christus deed dit, waarbij hij trachtte de mensen in geestelijk opzicht te helpen (Luk. 7:36-50; 19:1-27). Evenzo wilde de apostel Johannes Gajus en anderen opzoeken ten einde geestelijke aangelegenheden van aangezicht tot aangezicht met hen te bespreken. — 2 Joh. 1, 12; 3 Joh. 1, 13, 14.
25 Aangespoord door christelijke liefde kunnen hedendaagse ouderlingen medegelovigen thuis opzoeken. Dit wordt niet gedaan om controle op hen uit te oefenen, maar om geestelijke hulp en aanmoediging te bieden. Bovendien doen opzieners er goed aan hun christelijke broeders en zusters in hun gebeden te gedenken. Het is interessant dat de profeet Samuël tot de Israëlieten zei: „Het is ondenkbaar van mijn zijde dat ik tegen Jehovah zou zondigen door op te houden ten behoeve van u te bidden” (1 Sam. 12:20, 23). De apostel Paulus heeft eveneens een voortreffelijk voorbeeld voor opzieners gegeven door ten behoeve van medeaanbidders van Jehovah te bidden. — 1 Thess. 1:1, 2; 2 Tim. 1:1-4; Filem. 4.
26. Wat moet iemand doen, wil de Heer met zijn geest zijn?
26 Er zal in een gemeente van Gods volk een goede, vreugdevolle geest bestaan als zij voor elkaar bidden. Ook zal er een goede geest heersen als christelijke opzieners de „kudde” liefdevol weiden (Fil. 2:19, 20; 1 Petr. 5:1-4). Het is inderdaad mogelijk dat ’de Heer met de geest is die u aan de dag legt’, maar dit houdt wel in dat u van uw zijde iets heel specifieks doet. U zult Gods Woord goed moeten kennen om Jehovah volledig te kunnen behagen.
-
-
Het woord des levens stevig vasthoudenDe Wachttoren 1977 | 15 september
-
-
Het woord des levens stevig vasthouden
„Blijft alle dingen zonder gemurmureer en tegenspraak doen, opdat gij onberispelijk en onschuldig moogt worden, kinderen van God, zonder smet te midden van een krom en verdraaid geslacht, onder wie gij schijnt als lichtgevers in de wereld, het woord des levens stevig vasthoudend.” — Fil. 2:14-16.
1-3. (a) Hoe zou iemand reageren wanneer hij een brief van zijn geliefde vader ontvangt? (b) Wat voor „brieven” hebben wij van Jehovah God ontvangen, en wat heeft het voor resultaat de erin opgetekende raad toe te passen?
ALS uw vader in een ver land woonde, hoe zou u dan reageren als u een brief van hem zou ontvangen? Zou u hem in de dichte envelop laten zitten? Of zou u maar één of twee zinnen lezen en de brief dan te zamen met andere correspondentie opbergen?
2 Als u uw vader werkelijk liefhad, zou u zijn brief met veel waardering ontvangen. U zou hem haastig openmaken. Met grote belangstelling zou u elk woord ervan lezen. Ongetwijfeld zou u waardering hebben voor eventuele gezonde raad die de brief bevatte. U zou de brief misschien zelfs een paar keer achter elkaar lezen, uit genoegen of om u ervan te vergewissen dat u begreep wat erin stond. Is dat niet zo?
3 Welnu, als u uw leven aan Jehovah God hebt opgedragen, bezit u iets wat belangrijker is dan eventuele correspondentie van een menselijke ouder. Van uw hemelse Vader hebt u een boek ontvangen dat uit zesenzestig „brieven” bestaat, Gods eigen heilige Woord, de bijbel. Door de hierin opgetekende raad toe te passen, zijn gezalfde volgelingen van Jezus Christus onschuldig gebleven „te midden van een krom en verdraaid geslacht”en hebben zij er blijk van gegeven geestelijke lichtdragers in de wereld te zijn. Of u nu tot hun aantal behoort of de hoop koestert eeuwig in Gods beloofde nieuwe ordening op aarde te leven, het is van het grootste belang dat u ’het woord des levens stevig vasthoudt’. — Fil. 2:14-16.
4. Wat is het „woord des levens”?
4 Wat is het „woord des levens”? Het is Gods boodschap over de hoop op leven,
-