-
Het geweten en onderwerping aan autoriteitenDe Wachttoren 1963 | 15 februari
-
-
48. (a) Waaraan zullen wij als neutrale christenen daarom nooit deelnemen? (b) Met welke moeilijkheden zullen degenen die zich op liefdevolle wijze onderwerpen, niet in Gods nieuwe wereld te kampen hebben?
48 Als neutrale christenen zullen wij nooit deelnemen aan opstanden, relletjes, anarchie of andere openbare ongeregeldheden. Zelfs in de komende strijd van Armageddon zullen wij geen hand opheffen tegen de „bestaande autoriteiten” om hun vernietiging te verhaasten. Wij laten het aan God, de Bron van alle autoriteit, over om de „bestaande autoriteiten” de heerschappij te ontnemen en hun plaats volledig door het rechtvaardige koninkrijk van zijn Zoon Jezus Christus te laten innemen (2 Kron. 20:15-17; Dan. 2:44). Dan, in Gods nieuwe wereld, zullen er in het geheel geen moeilijkheden meer zijn tussen het christelijke geweten en onderwerping aan de koning Jezus Christus, want „engelen, autoriteiten en machten werden aan hem onderworpen” (1 Petr. 3:22, NW). Eeuwige zegeningen zullen vanuit de hemel neerdalen op alle mensen op de paradijsachtige aarde, die zich overeenkomstig Gods wil en in ondersteuning van zijn volmaakte regeling op liefdevolle wijze aan de Koning onderwerpen.
-
-
Getrouw ondanks tegenstand van gezinsledenDe Wachttoren 1963 | 15 februari
-
-
Getrouw ondanks tegenstand van gezinsleden
HET VERNIETIGEN VAN LECTUUR GEEN HINDERPAAL
Een Getuige uit Arizona, VS, vertelt over een jonge vrouw die ondanks tegenstand van haar man met Jehovah’s getuigen de bijbel bestudeert. De Getuige schrijft: „Hij staat haar niet toe de vergaderingen te bezoeken of op welke wijze dan ook met Jehovah’s getuigen om te gaan. Hij vernielt haar lectuur zo demonisch mogelijk, en liefst waar zij bij staat. De zuster met wie zij studeert, mag geen voet op het erf of in het huis zetten, zodat zij in de auto, die zij ergens in de straat parkeren, studeren. Elke zondagmorgen slipt de vrouw van goede wil zachtjes het bed uit, gaat naar de keuken, zet voorzichtig de radio aan en geniet met haar oor dichtbij de luidspreker van het programma: ’Dingen waar de mensen over denken.’ Toen haar man haar lectuur weer eens had verscheurd, bood de Getuige die met haar studeert, haar gratis wat nieuwe lectuur aan. De vrouw zei: ’Neen, laat hij het maar verscheuren; ik zal van zíjn geld nieuwe lectuur kopen.’ Kort geleden rukte hij, waar zij en de kinderen bij stonden, de Paradijs-boeken aan stukken. Dit bracht de kinderen bijna tot razernij. Later op de avond bracht het vier jaar oude jongetje zijn moeder een biljet van een dollar, dat zijn vader hem onlangs had gegeven. Hij gaf het zijn moeder en zei: ’Hier mama, koop maar een paar nieuwe Paradijs-boeken.’ Die hebben zij nu, en de moeder werd kort geleden tijdens een speciale gelegenheid gedoopt.”
HET LAATSTE HAD IK HET EERST MOETEN DOEN
Op een vergadering in Oklahoma City, VS, werd de volgende ervaring verhaald: „Drie jaar lang was ik een fel tegenstander van Jehovah’s getuigen. Toen mijn vrouw met de Getuigen begon te studeren, was mijn eerste ernstige stap haar te verbieden de vergaderingen te bezoeken. Toen dit niet hielp, haalde ik de stroomverdeler uit onze tweede auto, zodat zij er niet mee weg kon rijden. Nu kwamen de Getuigen gewoon langs, en pikten haar in hun wagen op, terwijl zij ook wel binnenkwamen als ik niet thuis was. Daarna dreigde ik een bord in de tuin te zetten met een waarschuwing voor de Getuigen om van mijn erf te blijven. Toch bleef zij studeren. Toen doorzocht ik het hele huis en haalde alle lectuur en boeken van de plaatsen waar deze verstopt waren en dreigde ze te verbranden; in werkelijkheid nam ik ze echter mee naar buiten en verborg ze in de garage. Daarna kwam ik eens thuis terwijl ze via de telefoon zat te studeren. Ik zei de zuster met wie zij had gesproken, mijn vrouw alsjeblieft niet meer ’lastig te vallen’. Toen studeerde zij per brief. Ik nam het besluit om haar te zeggen dat wij naar de heuvels van Arkansas zouden verhuizen, waar de Getuigen haar niet zouden kunnen vinden. Zij deelde mij echter mee, dat de Getuigen zelfs in de heuvels van Arkansas actief waren. Mijn vrouw liet zich dopen.
Tenslotte — eigenlijk had ik dit het eerst moeten doen — wendde ik mij tot de bijbel, om te proberen te bewijzen dat de Getuigen niet de waarheid leren. Ik begon de bijbel geheel door te lezen. Voordat ik met de Hebreeuwse Geschriften klaar was, begon het tot mij door te dringen dat de Getuigen het wel eens bij het rechte eind konden hebben. Ik bezocht een paar bijbellezingen, hoewel ik nog wel de houding van een tegenstander aannam. Al gauw vroeg ik om een huisbijbelstudie. Toen ik ging beseffen, dat Jehovah’s getuigen werkelijk de bijbel bestuderen en kennen en de bijbelse waarheden onderwijzen, wilde ik al het mogelijke over Jehovah God en zijn Woord weten zodat ook ik aan de prediking van het Koninkrijk zou kunnen meedoen.”
-