-
Opkomen voor Jehovah’s goddelijke soevereiniteit ondanks Babylonische vijandschapDe Wachttoren 1966 | 15 december
-
-
Daarom herroep ik en doe boete in stof en as.” — Job 42:2, 6.
24, 25. (a) Hoe luidde Jehovah’s oordeel met betrekking tot de twee zijden van de strijdvraag met betrekking tot de goddelijke soevereiniteit? (b) Hoe besluit het drama van Job? (c) Welke vraag rijst er, en hoe zal deze worden behandeld?
24 Vervolgens bekrachtigt Jehovah Elihu’s bestraffing van de drie valse metgezellen door te zeggen: „Mijn toorn is ontbrand tegen u [Elifaz] en uw twee metgezellen, want gij hebt niet naar waarheid over mij gesproken, zoals mijn knecht Job. Nu dan, neemt u zeven stieren en zeven rammen en gaat naar mijn knecht Job, en gij moet een brandoffer ten behoeve van u offeren; en mijn dienstknecht Job zal zelf voor u bidden. Slechts zijn aangezicht zal ik aannemen, zodat ik geen schandelijke dwaasheid met u bega, want gij hebt niet naar waarheid over mij gesproken, zoals mijn knecht Job” (Job 42:7, 8, NW). Aldus stelde Jehovah zelf de afvallige religie van deze gebabyloniseerde wijze mannen aan de kaak, waarbij hij twee maal verklaarde dat ze „niet naar waarheid” was. Hun zogenaamde wijsheid bleek dwaasheid te zijn. Satan verloor op miserabele wijze de strijd die uit zijn uitdaging voortsproot. De drie „metgezellen” moesten een toontje lager zingen, zich verbeteren en hun leven aan de priesterlijke diensten van Job onderwerpen door de ware religie te aanvaarden. Wat Job persoonlijk betreft, „Jehovah zelf wendde de gevangen toestand van Job” en zegende hem met twee maal de stoffelijke rijkdom die hij aan het begin had verloren. Wat zijn gezin betreft, in zijn ouderdom en die van zijn bejaarde vrouw werd hij de vader van zeven zoons en drie schone dochters. — Job 42:10-15, NW.
25 Jehovah bleek stellig de ware God te zijn die betrouwbare getuigen kan uitkiezen om op aarde voor zijn goddelijke soevereiniteit op te komen. Job kwam in zijn tijd als de van blaam gezuiverde verdediger uit de strijd te voorschijn. Heeft dit drama een profetische vervulling of een belangwekkende toepassing voor mensen die in later tijden ware wijsheid zouden bezitten? Bevestigende bewijzen zullen in volgende artikelen worden verschaft.
-
-
Jezus, het „voorwerp van vijandschap”, houdt Jehovah’s goddelijke soevereiniteit hoogDe Wachttoren 1966 | 15 december
-
-
Jezus, het „voorwerp van vijandschap”, houdt Jehovah’s goddelijke soevereiniteit hoog
„Let nauwkeurig op degene die van zondaars zulk een tegenspraak tegen hun eigen belangen in, heeft verduurd.” — Hebr. 12:3.
1. Waarom kan Jezus in voorafgaande zin als de Grotere Job worden beschreven?
DE NAAM Job betekent „voorwerp van vijandschap”.a Hoe nauwkeurig bleek Job in datgene wat hij tijdens zijn beproeving meemaakte, een voorwerp van vijandschap van de zijde van Satan en zijn gebabyloniseerde religieuze metgezellen te zijn! Nu zal het duidelijk worden dat deze hele situatie een gedetailleerd profetisch drama is, waarvan de voorafgaande vervulling zich rondom de Grotere Job, Jezus Christus, afspeelde. Voordat iemand echter de vele leerzame bewijzen hiervan kan onderzoeken, wordt het noodzakelijk een kort historisch overzicht te geven van de religieuze omstandigheden die zich in de vijf eeuwen die aan Jezus’ tijd voorafgingen, in Palestina en
-