-
„Hebt zout in uzelf”De Wachttoren 1977 | 15 november
-
-
staan. Het zal er een bewijs van vormen dat Gods geest in ons is, want „de vrucht van de geest . . . is liefde, vreugde, vrede” (Gal. 5:22). Ook is „de wijsheid van boven . . . allereerst zuiver, vervolgens vredelievend” (Jak. 3:17). Wij spreiden derhalve een grote mate van wijsheid ten toon wanneer wij Jezus’ aansporing in verband met vrede gehoorzamen. Vrede is een kenmerk van waar christelijk discipelschap te midden van een wedijverende, verdeelde en uiteenvallende wereld. Wij worden er als Gods georganiseerde volk onder Christus door bijeengehouden.
-
-
Wat bedoelde de wijze man?De Wachttoren 1977 | 15 november
-
-
Wat bedoelde de wijze man?
De ijdelheid van het streven naar rijkdom
De wijze koning Salomo bemerkte dat het vergaren van materiële bezittingen geen werkelijke voldoening schenkt. Hij schreef: „Iemand die enkel het zilver liefheeft, zal van zilver niet verzadigd worden, noch wie maar ook die rijkdom liefheeft, van inkomsten. Ook dit is ijdelheid. Wanneer goede dingen vele worden, worden degenen die ervan eten stellig vele. En welk voordeel is er voor de voortreffelijke bezitter ervan, behalve dat hij er met zijn ogen naar mag kijken?” — Pred. 5:10, 11.
De mens die veel heeft, is niet tevreden maar wil nog meer hebben. Als zijn „goede dingen” of rijkdommen toenemen, zijn er meer gehuurde mensen en dienaren nodig om voor alles te zorgen, en dezen ontvangen loon voor hun diensten. Omdat zijn rijkdom groot is, kan de eigenaar echter niet van al die weelde persoonlijk profiteren. Hij kan bijvoorbeeld maar één stel kleren tegelijk dragen en slechts van een bepaalde hoeveelheid voedsel en drank genieten. De uiteindelijke beloning voor de eigenaar is dan ook dat hij naar zijn vergaarde rijkdommen kan kijken en kan pochen dat het allemaal van hem is. Indien hij een hebzuchtig mens is, vindt hij het misschien nog onplezierig dat hij iets van zijn rijkdom moet afstaan om zijn dienaren en huurlingen te betalen.
Bovendien kan een rijke zich erg bezorgd maken over wat hij bezit. Anders dan de gewone werkman, die geen uitgebreid bezit heeft waarover hij zich druk kan maken, kan de bezorgdheid van de rijke voor zijn bezittingen hem ervan weerhouden te gaan liggen om van een vredige nachtrust te genieten. Salomo merkte op: „Zoet is de slaap van degene die dient, of hij nu weinig of veel eet; maar de overvloed die de rijke toebehoort, staat hem niet toe te slapen.” — Pred. 5:12.
Met het oog op de onzekerheden van het leven zou de mens die voortgaat rijkdommen te vergaren de schok kunnen ondervinden tot armoede te vervallen in een tijd waarin hij daar waarschijnlijk het minst tegen opgewassen is. Salomo wees hierop toen hij schreef: „Er bestaat een ernstige rampspoed die ik onder de zon heb gezien: rijkdom die wordt bewaard voor de voortreffelijke bezitter ervan tot zijn rampspoed. En die rijkdom is vergaan wegens een rampspoedige bezigheid, en hij is vader geworden van een zoon terwijl er volstrekt niets in zijn hand is.” — Pred. 5:13, 14.
Denk eens na over de grote tragedie welke hier wordt beschreven. Een man werkt hard en wordt rijk; maar in plaats van een beetje van zijn werk te genieten, pot hij zijn rijkdommen op. Dit is tot zijn eigen nadeel, want hij berooft zichzelf van de normale luxe welke hij zich zou kunnen veroorloven. Bovendien maakt hij zich zorgen en piekert hij over het handhaven en vergroten van zijn fortuin. Dan, door de een of
-