-
Babylon, de gouden stadDe Wachttoren 1958 | 15 mei
-
-
volgende verslag uit: „Het terrein van Babylon is een naakte en afschuwelijke woestenij.”
WAT DE TOERIST THANS ZIET
In het begin van de twintigste eeuw zijn Duitse archeologen met systematische opgravingen te Babylon begonnen. Wat ziet de toerist er dan? Zijn oog ziet slechts grote bouwvallige hopen van vervallen gebouwen en paleizen. Er is nauwelijks een spoor van de grote muur te bespeuren. Een der vijvers lijkt meer op een moeras met groen water waarin kikvorsen kwaken. Uilen komen uit spleten te voorschijn vliegen, terwijl schorpioenen en jakhalzen de enige koeriers in Nebukadnezars paleis zijn. In plaats dat de toeristen geboeid worden door de schoonheid, hebben zij slechts het gevoel dat geen stad een vollediger ruïne zou kunnen zijn. Het Forum te Rome ziet er in vergelijking met Babylon nog geweldig goed uit.
De muren van de Isjtarpoort heeft men ontdekt. Daarbinnen bevinden zich geweldig grote gedenkstenen, wel negentig centimeter in het vierkant. Op elk dezer stenen staat de inscriptie: „Ik ben Nebukadnezar, de koning van Babylon. Ik heb de Babelstraat geplaveid met steenblokken voor de processie van de Heer Mardoek.” De blokken liggen daar nog steeds, net als liep Daniël er gisteren nog overheen.
Wanneer een toerist zo te midden van de ruïnes wat vertoeft, moet hij beslist even bij het verleden stilstaan: Hierheen bracht Nebukadnezar, nadat hij in 607 v. Chr. Jeruzalem had vernietigd, de gevangenen van Juda. Hier stroomt de Eufraat, die nog steeds door wilgen wordt vertroeteld en de psalm in gedachten roept: „Aan Babels stromen, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij Sion gedachten. Aan de wilgen aldaar hingen wij onze citers” (Psalm 137:1, 2, NBG). Hier bleef Daniël, die zich niet door de pracht om hem heen liet verblinden, getrouw aan de God des hemels, Jehovah. Hier schreef de vinger Gods op de muur van Belsazars paleis een ondergangsprofetie, welke in enkele uren haar beslag vond.
In gedachten verzonken, begeeft de toerist zich naar de plaats waar hij zijn trein moet halen. Dat bordje: „Halte Babylon. De treinen stoppen hier om passagiers mee te nemen,” intrigeert hem. Hoe passend, denkt hij! Wat een juist commentaar op het lot van Babylon — thans slechts een halte. Wanneer hij zich gereedmaakt om in de trein te stappen, komt bij hem de gedachte op dat er naast het tegenwoordige bordje heel goed nog een bord gehangen kon worden. Hierop zouden de profetische woorden van Jesaja en Jeremia kunnen prijken die werden uitgesproken toen Babylons pracht nog niet was gedoofd en waarin haar ondergang werd aangekondigd. — Jer. 50:13; 51:41, NBG; Jes. 14:4, AS.
-
-
Om de kerk wat leven in te blazenDe Wachttoren 1958 | 15 mei
-
-
Om de kerk wat leven in te blazen
● Een kerk te Manchester, Engeland, moest wat nieuw leven ingeblazen worden. De te Kamloops (Brits Columbia) verschijnende Sentinel onthulde in het nummer van 30 september 1957 wat de predikant hierop vond: „Met de voeten trappelend en wiegend luisterden de gemeenteleden naar de kerkmuziek, die dit keer omgezet was in het hartstochtelijke ritme van de jazz. ’De muziek van vanavond is een beetje anders dan anders,’ zei ds. A. Gower-Jones van de Kerk van Engeland. Naast het koor bevonden zich een drummer, twee guitaristen, een violist en de kerkorganist, die samen een kerkgezang in ’swingstijl’ speelden. ’Kerkmuziek is moeilijk te veranderen,’ gaf de evangelist te kennen, ’maar wanneer wij de kerk wat nieuw leven willen inblazen, zullen wij enkele veranderingen moeten aanbrengen.’”
-