-
Een profetisch raadsel vervuldDe Wachttoren 1978 | 1 februari
-
-
gemaakt, met koperen ketens werd geboeid en naar Babylon werd gevoerd, waar hij in het huis van verzekerde bewaring stierf. — 2 Kon. 25:2-7; Jer. 52:6-11.
Wij moeten niet de fout maken de vervulling van het profetische raadsel louter als dode geschiedenis te bezien. In verband met dit raadsel werd namelijk nòg een kenmerk vermeld dat een grote zegen voor ons kan zijn. Wij lezen: „Dit heeft de Heer Jehovah gezegd: ’Ikzelf zal ook stellig iets van de hoge boomtop van de ceder nemen en zetten; van de top van zijn loten zal ik een tedere loot afplukken en ik wil ze zelf overplanten op een hoge en verheven berg . . . en ze zal stellig grote takken dragen en vrucht voortbrengen en een majestueuze ceder worden.’” — Ezech. 17:22, 23.
Dit wees vooruit naar de tijd dat een erfgenaam van het koninklijke huis van David, de Messías of Christus, Jezus, als koning zou regeren. Hij zou als een verheven ceder worden die wereldomvattende heerschappij zou uitoefenen. Psalm 72:7, 8 zegt profetisch over zijn heerschappij: „In zijn dagen zal de rechtvaardige uitspruiten, en overvloed van vrede, totdat de maan niet meer is. En hij zal onderdanen hebben van zee tot zee en van de Rivier tot de einden der aarde.”
Wij kunnen Christus’ heerschappij nu reeds kiezen door acht te slaan op zijn uitnodiging om zijn discipelen te worden: „Komt allen tot mij die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en wordt mijn discipelen, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart” (Matth. 11:28, 29). Hebt u in overeenstemming met die uitnodiging gehandeld? Alleen dan kunt u het vermijden u evenals koning Zedekía uit de oudheid rampspoed op de hals te halen.
-
-
Afgestudeerden van Gilead, geeft de moed niet op!De Wachttoren 1978 | 1 februari
-
-
Afgestudeerden van Gilead, geeft de moed niet op!
DE APOSTEL Paulus heeft veel beproevingen ondergaan. Hij leed veel vervolging. Hij werd door fysieke kwalen gekweld. Vaak ontbrak het hem aan materiële goederen. Maar hoe reageerde hij? Verlangde hij naar het verleden, toen hij deze beproevingen niet ondervond? Wilde hij naar Tarsus teruggaan? Paulus antwoordt zelf: „Aangezien wij deze bediening hebben . . ., geven wij de moed niet op.” — 2 Kor. 4:1.
Met de hierboven aangehaalde woorden opende Karl Adams, een leraar van de Gileadschool voor de opleiding van zendelingen, een reeks korte lezingen voor de drieënzestigste afgestudeerde klas. De plechtigheid vond plaats op 11 september 1977, in de Congreshal van Jehovah’s Getuigen in Long Island City, New York. Drieëntwintig afgestudeerden ontvingen hun diploma en een buitenlandse toewijzing.
Nog een leraar, U. Glass, gebruikte een illustratie uit de bijbel om hetzelfde punt, namelijk geeft de moed niet op, te beklemtonen. Hij verwees naar Jezus’ illustratie van de vader met twee zoons die hun vroeg in zijn wijngaard te gaan werken. De één zei dat hij het zou doen maar deed het niet. De ander zei dat hij het niet zou doen, maar deed het wel. De laatste werd goedgekeurd. Broeder Glass herinnerde de studenten er toen aan dat zij waren overeengekomen om in buitenlandse toewijzingen in Jehovah’s wijngaard te werken. Nu moesten zij die belofte waarmaken. — Matth. 21:28-31.
A. D. Schroeder zette uiteen dat Jehovah een God van communicatie is. In deze hoedanigheid heeft hij engelen en profeten en ook zijn Zoon Jezus Christus, gebruikt. Nu moeten degenen die in Jezus’ voetstappen treden, zijn boodschap aan de volken op aarde doorgeven, waarbij zij van vele talen gebruik maken. Jezus beloofde succes: „Ik zal u een mond en wijsheid geven, die al uw tegenstanders te zamen niet zullen kunnen weerstaan noch tegenspreken.” — Luk. 21:15.
„Waarom worden jullie als zendelingen uitgezonden?” vroeg John Booth vervolgens aan de afgestudeerden. Hij beantwoordde de vraag voor hen door Jezus’ woorden aan te halen: „Slaat uw ogen op en ziet de velden, dat ze wit zijn om geoogst te worden” (Joh. 4:35). De één zaait, de ander oogst, en beiden verheugen zich te zamen.
Nadat Robert Wallen groeten had voorgelezen van zendelingen die zich reeds in buitenlandse toewijzingen bevonden, werden de lezingen voortgezet. M. G. Henschel legde er de nadruk op onmiddellijk de taal van het land te gebruiken waar zij naar toe gingen. Door dit te doen, hebben zendelingen die reeds lang in een buitenlandse toewijzing zijn, velen kunnen helpen zich
-