-
„De weg der getrouwheid heb ik gekozen”De Wachttoren 1973 | 15 september
-
-
De restaurateur werd geëxcommuniceerd, maar hij had de sympathie van de bevolking. Op het ogenblik kunnen wij kringvergaderingen in Paderborn houden, terwijl er een bloeiende gemeente van ruim honderd Getuigen is.
ONDANKS ZWAKHEID NOG STEEDS DRUK BEZIG
Toen ik in oktober 1966 in het gebouw van het bijkantoor in Duitsland de Koninkrijksbedieningsschool voor opzieners bezocht, kreeg ik longontsteking. Totdat ik in staat was naar huis terug te keren, genoot ik de liefdevolle zorg van de Bethelfamilie. Aangezien enkele van mijn inwendige organen niet meer functioneerden, ging mijn gezondheid hard achteruit, en ik verkeerde in de mening dat mijn aardse dienst spoedig zou eindigen. Maar na enige tijd herstelde ik weer en kwam ik, met op zijn minst de helft van mijn kracht, hetgeen bevredigend was, weer op de been. En ik was weer in staat de volle-tijdprediking ter hand te nemen.
Gedurende de afgelopen vier jaar heb ik het voorrecht gehad als opziener in mijn eerste gemeente, Bochum-Langendreer, dienst te verrichten, alwaar ik mij bij het bevorderen van de Koninkrijksbelangen in de hartelijke omgang en liefdevolle steun van mijn christelijke broeders mag verheugen.
Als ik na achtenveertig jaren van opgedragen dienst aan God terugkijk, besef ik dat Jehovah mij heeft geholpen de weg der getrouwheid te bewandelen; hij heeft mij laten delen in de goedheid die hij zijn volk schenkt. Wanneer ik opzie naar de Bron van kracht en redding, blijf ik vasthouden aan mijn besluit: „De weg der getrouwheid heb ik gekozen.” „Ik wil zingen ter ere van Jehovah, want hij heeft mij op een belonende wijze bejegend.” — Ps. 119:30; 13:6.
-
-
De opstanding van een natieDe Wachttoren 1973 | 15 september
-
-
De opstanding van een natie
IN HET jaar 607 v.G.T. werd Jeruzalem vernietigd en ging een groot aantal van de overlevende joden in Babylonische ballingschap. De joodse natie was praktisch dood. De meerderheid van de ballingen had geen hoop weer als een verenigde natie in hun door God gegeven land te leven. Het land Babylon scheen de begraafplaats van hun natie te zijn. Zou Jehovah God de dode natie opwekken?
Zo’n opstanding zou voor de Almachtige God niet te moeilijk zijn. Voordien had hij de getrouwe profeten Elia en Elisa de macht gegeven de doden tot leven op te wekken (1 Kon. 17:17-24; 2 Kon. 4:32-37; 8:4, 5; Hebr. 11:35). Het dient dus geen verbazing te wekken dat Jehovah God de profeet Ezechiël in een visioen onthulde dat hij de dode natie zou doen herleven.
Na onder de werking van Gods geest te zijn gekomen, bemerkte Ezechiël dat hij zich middenin een valleivlakte vol dorre mensenbeenderen bevond. Toen hoorde Ezechiël een stem zeggen: „Mensenzoon, kunnen deze beenderen tot leven komen?” „Soevereine Heer Jehovah”, antwoordde Ezechiël, „gijzelf weet het heel goed.” Het duurde niet lang of ook Ezechiël wist het antwoord op die vraag. Hij kreeg het bevel zich tot die beenderen te richten met de woorden: „O gij dorre beenderen, hoort het woord van Jehovah: Dit heeft de Soevereine Heer Jehovah tot deze beenderen gezegd: ’Ziet, ik breng adem in u, en gij moet tot leven komen. En ik wil pezen op u leggen, en vlees op u doen komen, en ik wil u overtrekken met huid en adem in u leggen, en gij moet tot leven komen; en gij zult moeten weten dat ik Jehovah ben.’” — Ezech. 37:1-6, Eng. uitgave van 1971.
Een wonder! „Er ontstond voorts een geluid . . . en zie, er was een geratel, en beenderen naderden toen tot elkaar, been tot zijn been.” De dorre beenderen werden weer overtrokken met pezen, vlees en huid. Dit is iets wat geleerden zelfs in deze twintigste eeuw niet tot stand kunnen brengen. Hoewel zij weten hoe zij menselijke skeletten in elkaar moeten zetten, kunnen zij geen pezen en vlees over die gereconstrueerde
-