-
„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 20De Wachttoren 1959 | 15 november
-
-
van het symbolische vierde beest met zijn horens met hem lijden verduurd. Als beloning hiervoor wordt hun de belofte gegeven dat zij „ook met Hem als koningen [zullen] heersen” (2 Tim. 2:11, 12). Zij zullen heersen opdat de wil van de hemelse Vader zowel op aarde als in de hemel zal geschieden.
(Wordt vervolgd)
-
-
’De zon zal verduisterd worden’De Wachttoren 1959 | 15 november
-
-
’De zon zal verduisterd worden’
In bepaalde bijbelprofetieën wordt over het verduisteren van de zon gesproken. Dient dit letterlijk of figuurlijk te worden opgevat?
DE aarde is ’s mensen tehuis. Zonder weldaad van de zon zou de mens er echter nimmer op kunnen leven. De zon voorziet ons van licht, warmte en energie. De kolen en olie in de grond, de wind waardoor windmolens worden aangedreven en de rivieren welke waterkracht leveren, zijn alle het resultaat van zonlicht. Wij hebben ons voedsel er ook aan te danken, want haar energie wordt tezamen met water en kooldioxyde door de planten gebruikt, die ons op hun beurt niet alleen van voedsel, maar ook van bouwmateriaal, brandstof en — vooral niet te vergeten — schoonheid voorzien. De zon is waarlijk een wonderbaarlijke gift van de Schepper aan de mens. Het is daarom niet te verwonderen dat de mens, nadat hij van de ware aanbidding was afgedwaald, de zon ging aanbidden; de zonnegod was in vele natiën uit de oudheid dan ook een voorname godheid.
Ten einde zijn oppermacht te doen kennen, heeft Jehovah God in het verleden verscheidene malen het zonlicht tegengehouden. Zo was de negende plaag op het oude Egypte een bijna tastbare duisternis. „Gedurende drie dagen kon niemand [van de Egyptenaren] een ander zien, noch van zijn plaats opstaan.” Een bewijs dat dit niet slechts een speling der natuur was, is wel het feit dat ’alle Israëlieten [tegelijkertijd] licht hadden, waar zij woonden’. Iets dergelijks gebeurde ook toen Jezus stierf: om zes uur ’s middags „kwam [er] duisternis over het gehele land tot het negende uur, want de zon werd verduisterd”. Bij elk van deze gebeurtenissen was het letterlijke zonlicht betrokken. — Ex. 10:21, 23; Luk. 23:44, 45.
Gods Woord maakt er niet alleen melding van dat God het zonlicht in het verleden verduisterde, maar voorspelt ook dat hij dit nog eens zal herhalen. Ezechiël voorzei derhalve dat Jehovah ’de zon met wolken zou overdekken’, Joël schreef over de tijd dat ’de zon in duisternis zal veranderen’ en Jezus zei in zijn grootse profetie over het einde van dit samenstel van dingen dat ’de zon verduisterd zal worden en de maan haar licht niet zal geven’. — Ezech. 32:7; Hand. 2:20; Matth. 24:29.
Wordt door deze profetieën het verduisteren
-