-
Welke dingen begeert u het meest?De Wachttoren 1975 | 15 november
-
-
van dingen eeuwig leven” (Mark. 10:29, 30). Door Jehovah’s geboden na te komen, hebben zij zich tot „begeerlijke dingen” gemaakt en bemerken zij dat de begeerten van hun eigen hart worden vervuld. — Ps. 145:16.
-
-
Maria — Gezegend onder de vrouwenDe Wachttoren 1975 | 15 november
-
-
Maria — Gezegend onder de vrouwen
HET was voor een vrouw een eer in de afstammingslijn geboren te zijn die tot de Messías leidde. Hoe bijzonder begunstigd zou de vrouw die werkelijk de moeder van de Messías werd, dan wel zijn! Zoals de bijbel aantoont, was een maagd uit het koninklijke huis van David, Maria, zo onder vrouwen gezegend.
De engel Gabriël vertelde Maria over de taak die God voor haar in gedachten had. Volgens de weergave van de tekst in de katholieke Petrus-Canisiusvertaling begroette Gabriël Maria met de woorden: „Wees gegroet, vol van genade. De Heer is met u” (Luk. 1:28). Op grond van deze woorden hebben veel mensen de conclusie getrokken dat Gabriël Maria een speciale mate van heiligheid toekende.
Vestigden Gabriëls woorden echter de aandacht op Maria’s „heiligheid”? Neen. Merk op hoe Gabriëls begroeting in de Sint-Willibrordvertaling is weergegeven: „Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u.” In de voetnoot bij deze tekst komt de volgende verklaring voor: „Begenadigde: het hier gebruikte deelwoord van de voltooid verleden tijd, duidt aan dat Maria door God tot voorwerp van genade, liefde en gunst is gemaakt en blijft.” Dat de Allerhoogste Maria met de eer begunstigde de moeder van zijn Zoon op aarde te worden, geeft vanzelfsprekend te kennen dat zij een getrouwe en nederige dienstmaagd van God was. — Luk. 1:38, 46-50.
Was Maria echter meer dan een nederige dienstmaagd van God die het unieke voorrecht ontving de Zoon van God ter wereld te mogen brengen? Bleef zij bijvoorbeeld in een speciale toestand van „heiligheid” door altijd maagd te blijven?
Vele belijdende christenen geloven dat Maria inderdaad haar leven lang een maagd is gebleven. Zij wijzen als bewijs voor deze mening op hetgeen Maria tot de engel Gabriël zei. Toen haar werd gezegd dat zij zwanger zou worden en een zoon ter wereld zou brengen, antwoordde Maria: „Hoe zal dit geschieden, daar ik geen man beken?” (Luk. 1:34, Sint-Willibrordvertaling) In de voetnoot bij deze tekst staat: „Volgens de gebruikelijke opvatting geeft Maria door deze woorden een moeilijkheid te kennen, die geen ander is dan haar voornemen om maagd te blijven, een voornemen dat zij voor God heeft gemaakt. Daar zij verloofd is, moet Josef in dit voornemen toegestemd hebben.”
Ten einde vast te stellen of Maria vóór het bezoek van de engel Gabriël aan haar, het besluit had genomen een maagd te blijven, moeten wij de kwestie bekijken vanuit het standpunt van de tijd waarin zij leefde. Het werd in die tijd als een schande beschouwd wanneer een gehuwde vrouw kinderloos bleef. Toen Elisabeth zwanger werd van haar eerste en enige kind, Johannes, zei zij derhalve: „Dit heeft de Heer voor mij gedaan toen het Hem behaagd had mijn schande bij de mensen weg te nemen.” — Luk. 1:25, Sint-Willibrordvertaling.
Indien Maria zich dus met Jozef verloofde met de bedoeling een maagd te blijven, zou dit hebben betekend dat zij zichzelf tot een voorwerp van schande maakte. Hoe zou Jozef hebben kunnen toestemmen in een regeling waardoor zijn vrouw onder de schande van onvruchtbaarheid zou komen? Waarom zou hij opzettelijk de gelegenheid willen verbeuren een erfgenaam te hebben die zijn naam zou dragen? In de Hebreeuwse Geschriften, waarmee hij en Maria bekend waren, werd zo iets nergens aanbevolen. Hierin werd op het ouderschap gewezen als iets dat wenselijk was. In Psalm 127:3 lezen wij bijvoorbeeld: „Waarachtig; zonen zijn geschenken van Jahweh, de vrucht van de schoot een beloning!” (Petrus-Canisiusvertaling) De enige regeling die aan de Israëlieten bekend was waardoor een man of een vrouw maagdelijk kon blijven, was door ongehuwd te blijven. — Vergelijk Jeremia 16:1-4.
-