-
„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 28De Wachttoren 1960 | 1 april
-
-
29 mei 1453 ingenomen. Met deze verovering kwam er definitief een einde aan het Oostromeinse Rijk.
77. In welke lijn van bisschoppen stond een nieuwe politiek-religieuze figuur op, en wanneer werd het passend over een Oostelijk Rijk en een Westelijk Rijk te spreken?
77 In het westelijk deel van het Romeinse Rijk stond er in de katholieke bisschop van Rome, en wel in het bijzonder in de persoon van paus Leo I, de Grote — die als de werkelijke stichter van het pausdom in de vijfde eeuw bekendstaat — een nieuwe religieus-politieke figuur op. Na verloop van tijd matigde de paus zich aan de keizer van het Westromeinse Rijk te kronen. Dit gebeurde toen paus Leo III de Frankische koning Karel (de Grote) op de kerstdag in 800 n. Chr. te Rome tot keizer van het Westromeinse Rijk kroonde. Paus Leo III zei: „Aan Karel de Augustus, door God gekroond, de grote en vredelievende keizer, zij leven en overwinning”. Van toen af werd verondersteld dat de politieke heersers „bij de gratie Gods” regeerden. In een recente geschiedkundige beschrijving lezen wij echter het volgende: „De kroning van Karel de Grote was een wederrechtelijke toeëigening, want de regering te Constantinopel was nog steeds de wettige regeringsautoriteit in het Rijk”.d Dit was het geval ook al werd de troon te Constantinopel op dat moment wederrechtelijk door een vrouw, keizerin Irene (780-802), bezet. Vanaf dit tijdstip is het passend over het Oostelijke Rijk en het Westelijke Rijk te spreken, welke beide beweren christelijk te zijn. Karel de Grote voegde een tweede kop aan de arend in zijn insigne toe, hiermee te kennen gevend dat de rijken van Rome en Duitsland werden verenigd.
(Wordt vervolgd)
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1960 | 1 april
-
-
Vragen van lezers
● Hoe kon Paulus tot christenen die „niet onder de wet, maar onder de genade” waren, prediken en toch geloften nakomen door zich in de tempel aan Mozaïsche ceremoniën te houden? — M.C., Tennessee, V.S.
Paulus had tot de heidenen gepredikt en hun aangetoond dat redding door Gods onverdiende goedgunstigheid en niet door de werken der wet mogelijk werd gemaakt. Toch bestreed Paulus de Wet of haar procedures niet; hij schakelde haar alleen uit als zijnde een goddelijk vereiste voor christenen. Voor Paulus uit waren er echter in Jeruzalem berichten binnengekomen waardoor hij als een felle tegenstander van de Mozaïsche wet en iemand die de besnijdenis verbood — hetgeen een onjuist bericht was, want hij had zelf Timotheüs besneden — werd afgeschilderd. Paulus’ standpunt werd door deze geruchten in sterke mate verdraaid, en elke keer wanneer ze werden herhaald, werd de zaak erger voorgesteld. Vandaar dat Jakobus en de oudere mannen in Jeruzalem nadat zij van Paulus’ succesvolle evangelieprediking onder de natiën hadden gehoord, God verheerlijkten en tot Paulus zeiden:
„Gij ziet, broeder, hoevele duizenden er onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn zij ijveraars voor de wet; nu heeft men van u verteld, dat gij allen Joden onder de heidenen afval van Mozes leert, door te zeggen, dat zij hun kinderen niet behoeven te besnijden, noch naar de gebruiken te leven. Wat is dan het geval? Zij zullen stellig horen, dat gij aangekomen zijt. Doe daarom wat wij u zeggen: Er zijn vier mannen bij ons, die een gelofte op zich genomen hebben; neem hen mede, heilig u met hen en draag de kosten voor hen, opdat zij hun hoofd kunnen laten scheren; dan zullen allen bemerken, dat van alles, wat men hun van u verteld heeft, niets waar is, maar dat gij ook zelf medegaat in de onderhouding van de wet”. „Toen nam Paulus die mannen mede, en hij heiligde zich den volgende dag met hen, ging in den tempel en deed aangifte, dat de dagen der heiliging zouden duren, totdat voor ieder hunner het offer gebracht was”. — Hand. 21:20-26.
Het besturende lichaam te Jeruzalem had het probleem in overweging genomen en had besloten deze handelwijze te volgen om aldus aan de joodse vooroordelen die tegen Paulus waren ontstaan, een tegenwicht te vormen. De gebruiken van het scheren van het hoofd, te zamen met de voorgeschreven offers, gaven te kennen dat de gelofte volledig en getrouw was nagekomen, en daar Paulus dit gezamenlijk met deze vier mannen deed
-