-
Een tiener vraagt: Waarom zou ik christelijke vergaderingen bijwonen?De Wachttoren 1975 | 15 mei
-
-
weten hoe uiterst nuttig deze zijn. Zij vragen dus niet iets van jou wat zij zelf niet doen. In plaats daarvan sporen zij jou ertoe aan samen met hen voordeel te trekken van het onderwijs dat daar gegeven wordt.
In de Koninkrijkszaal kun je je in omgang verheugen met personen die je niet zullen trachten te bedriegen of „uit te buiten”. De gemeenteleden zijn veeleer blij wanneer je aanwezig bent. Terwijl je daar bent, kun je kennis verwerven van de inhoud van een Boek dat volgens vele professoren tot de grootste wereldliteratuur gerekend moet worden, de bijbel. Heb je er belangstelling voor je gevoelens en gedachten duidelijk onder woorden te kunnen brengen, zodat men begrijpt wat je bedoelt? Jonge mannen en vrouwen die de Theocratische Bedieningsschool in de Koninkrijkszaal bijwonen, krijgen op dit gebied een uitstekende opleiding. En als je na verloop van tijd inderdaad tot de conclusie zou komen dat de bijbelse belofte van eeuwig leven in het paradijs voor degenen die God dienen, waar is, kun je er eeuwig profijt van trekken dat je de vergaderingen hebt bijgewoond.
Er bestaan dus heel wat gezonde redenen waarom het beslist goed is de vergaderingen in de Koninkrijkszaal bij te wonen. Wanneer je dit beseft en dienovereenkomstig handelt, kun je tot de vrede in het gezin bijdragen en persoonlijke tevredenheid vinden.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1975 | 15 mei
-
-
Vragen van lezers
● In 1 Korinthiërs 10:13 schreef de apostel Paulus: „Geen verzoeking is over u gekomen behalve die welke mensen gemeen is. Maar God is getrouw en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan.” Wat is de bron van zulk een verzoeking, en hoe zorgt God voor een christen voor de uitweg?
Zoals wordt geïllustreerd door Israëls ervaringen in de wildernis, waarnaar Paulus in de voorgaande verzen verwijst, komt de „verzoeking” door middel van omstandigheden die iemand ertoe zouden kunnen brengen Gods wet te overtreden. Eerder in dit hoofdstuk schreef Paulus: „Deze dingen nu zijn voorbeelden geworden voor ons, opdat wij [christenen] geen mensen zouden zijn die schadelijke dingen zouden begeren, zoals zij die hebben begeerd. Wordt ook geen afgodendienaars, zoals sommigen van hen, gelijk er staat geschreven: ’Het volk ging zitten om te eten en te drinken, en zij stonden op om zich te vermaken.’ Laten wij ook geen hoererij beoefenen, zoals sommigen van hen hoererij hebben bedreven, met als enig resultaat dat zij vielen, drieëntwintigduizend van hen op één dag. Laten wij ook niet Jehovah op de proef stellen, zoals sommigen van hen hem op de proef hebben gesteld, met als enig resultaat dat zij omkwamen door de slangen. Zijt ook geen murmureerders, zoals sommigen van hen hebben gemurmureerd, met als enig resultaat dat zij omkwamen door de verdelger.” — 1 Kor. 10:6-10.
Waren deze omstandigheden van dien aard dat de Israëlieten geen weerstand konden bieden aan de hierbij betrokken verzoekingen? Beschouwt u de feiten eens. De Israëlieten gingen „schadelijke dingen” begeren toen Jehovah hun op wonderbare wijze een hoeveelheid kwartels voor een maand verschafte. Zij waren enige tijd zonder vlees geweest, maar hun was voldoende manna te eten gegeven. Toch zwichtten zij voor de verzoeking door zich dermate aan onbeteugelde hebzucht over te geven dat ’die het minst bijeenbracht, tien homer verzamelde’, hetgeen neerkwam op 2200 liter. — Num. 11:19, 20, 31-35.
Eerder, toen Mozes de Wet op de berg Sinaï ontving, werden de Israëlieten „afgodendienaars”, zoals Paulus vermeldt. Zij gingen kalverenaanbidding beoefenen en gaven zich over aan sensuele genoegens. Waarom? De afwezigheid van hun zichtbare leider vormde de omstandigheid die aanleiding gaf tot de verzoeking, want zij zeiden tot Aäron: „Sta op, maak ons een god die voor ons uit zal gaan, want wat deze Mozes betreft, de man die ons uit het land Egypte heeft opgevoerd, wij weten stellig niet wat er met hem is gebeurd.” — Ex. 32:1, 6.
Vlak voordat de Israëlieten het Beloofde Land binnengingen, werden duizenden van hen door Moabitische vrouwen verleid. Door de omgang met deze vrouwen werden hun zondige hartstochten dermate opgewekt dat zij seksuele immoraliteit bedreven. Dit is de gebeurtenis, waarnaar door Paulus wordt verwezen, toen duizenden op één dag voor hun zonde werden gedood. — Num. 25:1.
Het kwam soms ook voor dat de Israëlieten toegaven aan de verzoeking van opstandig geklaag. Bij een zekere gelegenheid morden zij opstandig tegen Jehovah en Mozes: „Waarom hebt gij ons uit Egypte opgevoerd om in de wildernis te sterven? Want er is geen brood en geen water, en onze ziel heeft een afschuw gekregen van het verachtelijke brood” (Num. 21:5).
-