-
De verantwoordelijkheid van een christen jegens anderenDe Wachttoren 1957 | 1 juli
-
-
wereldomvattende organisatie van personen die Jehovah loven. Deze Nieuwe-Wereldmaatschappij groeit thans zeer snel. Uit elk land en uit alle rangen en standen der maatschappij komen elke maand duizenden nieuwe lovers voort. Zij hebben een rijpere persoon nodig die hen kan helpen. Wat doen wij dan? Zijn wij toegerust om hun geestelijke raad en vertroosting te geven? Bedienen wij hen, onze eigen verlangens terzijde stellend? Ondersteunen wij de Nieuwe-Wereldmaatschappij ten volle, onze nieuwe broeders en zusters een goed voorbeeld gevend? Als nooit tevoren in de geschiedenis van Jehovah’s dienstknechten bestaat er thans behoefte aan rijpe broeders en zusters die de leiding willen nemen in de bediening en anderen op de weg der ware aanbidding willen helpen. De „andere schapen” komen gelijk wolken duiven binnen. Wie zal hen helpen? Hierop kan slechts één antwoord gegeven worden: Wij zullen dit, onder leiding van de Koning. Er is nog zeer veel werk te doen en aan ons is het toevertrouwde pand gegeven. Laten wij er blijk van geven dat wij rentmeesters zijn die het waardig zijn. Onze daden zullen spreken en vertellen wat wij doen. „Dat men ons schatte als ondergeschikten van Christus en rentmeesters van de heilige geheimen Gods. Waarnaar . . . in rentmeesters wordt uitgezien, is, dat het een man is die getrouw wordt bevonden.” — Luk. 19:13, 25, 26; 1 Kor. 4:1, 2; Kol. 1:24-29, NW.
22. Op welke manier kunnen wij er het beste blijk van geven dat wij het ons door Jehovah toevertrouwde pand waarderen?
22 Wij hebben geen recht op wat Jehovah ons gegeven heeft. Voor heel veel dingen kunnen wij hem nederig danken. „Hij heeft ons gered . . . niet wegens onze werken, maar wegens zijn eigen voornemen en onverdiende goedgunstigheid. Deze werd ons in verband met Christus Jezus vóór ver in het verleden liggende tijden gegeven.” Laten wij, evenals op dit ogenblik, altijd dankbaar zijn voor de onverdiende goedgunstigheid die ons is betoond, en voor het prachtige, aan ons toevertrouwde pand. Laten wij waardering tonen voor het vertrouwen dat Jehovah in ons stelt, en voor de eer welke hij ons heeft toegemeten door ons betrouwbaar te achten en ons de bediening toe te wijzen. Het is niet de tijd om slechts ons zelf te behagen, doch om druk bezig te blijven in de bediening. Aanvaard, niet omdat u er toe wordt gedwongen, maar bereidwillig, uit liefde, consideratie en gretig verantwoordelijkheden en werp alles terzijde waardoor de anderen niet opgebouwd worden. „Alles is wettig, maar niet alles bouwt op. Dat een ieder niet zijn eigen voordeel blijve zoeken, maar dat van de ander.” — 2 Tim. 1:9; 1 Petr. 5:2, 3; 1 Kor. 10:23, 24, NW.
-
-
Deel 31: Het einde van het vierde en het begin van het vijfde tiental jaren dat het Koninkrijk in werking isDe Wachttoren 1957 | 1 juli
-
-
De moderne geschiedenis van Jehovah’s getuigen
Deel 31: Het einde van het vierde en het begin van het vijfde tiental jaren dat het Koninkrijk in werking is
OMSTREEKS 1 oktober 1954 liep het veertigste jaar ten einde dat het „koninkrijk der hemelen” met Jezus Christus in koningsmacht aan zijn Vaders rechterhand, te midden zijner vijanden regeerde. Het begon tijdens de 1ste Wereldoorlog in 1914 te regeren en zijn veertigste jaar eindigde tijdens de „koude oorlog” tussen het oostelijk en westelijk blok van vijanden van het Koninkrijk — welke koude oorlog een overblijfsel is van de 2de Wereldoorlog. Daar Jehovah’s getuigen de tijden en gelegenheden van Gods voornemens goed kenden, zagen zij naar het veertigste jaar van het Koninkrijk niet zo uit en gingen zij dat jaar niet zo binnen als sommige religieaanhangers, die, op grond van hun ideeën
-