-
De laatste vijand, de dood, wordt tenietgedaanDe Wachttoren 2014 | 15 september
-
-
Als ze van het leven wilden blijven genieten, moesten ze Gods leiding aanvaarden. Jehovah maakte dat al duidelijk aan Adam voordat Eva werd geschapen. Hoe? „Jehovah God legde de mens ook het volgende gebod op: ’Van elke boom van de tuin moogt gij tot verzadiging eten. Maar wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven’” (Gen. 2:16, 17).
4 „De boom der kennis van goed en kwaad” vertegenwoordigde Gods recht om te bepalen wat goed en kwaad is. Natuurlijk voelde Adam al aan wat goed en kwaad was; hij was naar Gods beeld geschapen en had een geweten. De boom zou een teken voor Adam en Eva zijn dat ze altijd Jehovah’s leiding nodig hadden. Als ze van de boom zouden eten, zouden ze aanspraak maken op morele onafhankelijkheid, wat enorm veel schade voor henzelf en hun nageslacht zou veroorzaken. Gods gebod en de straf die op de overtreding ervan stond, maakten duidelijk hoe ernstig dat zou zijn.
-
-
De laatste vijand, de dood, wordt tenietgedaanDe Wachttoren 2014 | 15 september
-
-
7 God had tegen Adam gezegd: „Op de dag dat gij daarvan [de boom der kennis van goed en kwaad] eet, zult gij beslist sterven.” Het is goed mogelijk dat Adam die „dag” opvatte als een dag van 24 uur. Toen hij Gods gebod had overtreden, verwachtte hij misschien dat Jehovah hem vóór zonsondergang zou doden. „Omstreeks het winderige gedeelte van de dag” sprak Jehovah Adam en Eva aan (Gen. 3:8). Hij hield als het ware een rechtszitting en stelde aan de hand van hun antwoorden vast wat de feiten waren (Gen. 3:9-13). Vervolgens sprak hij het oordeel over de kwaaddoeners uit (Gen. 3:14-19). Als hij ze ter plekke had gedood, was zijn voornemen met Adam en Eva op niets uitgelopen (Jes. 55:11). Hoewel hij de doodstraf bevestigde en de effecten van de zonde direct merkbaar werden, liet hij toe dat Adam en Eva kinderen zouden voortbrengen die voordeel konden trekken van andere voorzieningen die hij zou treffen. Vanuit Gods standpunt stierven ze dus op de dag waarop ze hadden gezondigd — binnen één „dag” van duizend jaar (2 Petr. 3:8).
-