-
Wee de ontrouwe wijngaard!Jesaja’s profetie — Licht voor de hele mensheid I
-
-
Wat is de wijngaard dan? De eigenaar legt uit: „De wijngaard van Jehovah der legerscharen is het huis van Israël, en de mannen van Juda zijn de planting waar zijn lust naar uitging.” — Jesaja 5:7a.
-
-
Wee de ontrouwe wijngaard!Jesaja’s profetie — Licht voor de hele mensheid I
-
-
14. Welke vruchten verwacht Jehovah van zijn natie, maar wat brengt ze in plaats daarvan voort?
14 God verwacht van de natie dat ze goede vruchten voortbrengt. Jesaja’s tijdgenoot Micha verklaart: „Wat vraagt Jehovah van u terug dan gerechtigheid te oefenen en goedheid lief te hebben en bescheiden te wandelen met uw God?” (Micha 6:8; Zacharia 7:9) De natie slaat echter geen acht op Jehovah’s vermaning. „[God] bleef hopen op recht, maar ziet! wetsverkrachting; op rechtvaardigheid, maar ziet! geschreeuw” (Jesaja 5:7b). Mozes voorzei dat de ontrouwe natie giftige druiven zou voortbrengen van „de wijnstok van Sodom” (Deuteronomium 32:32). Het is dus waarschijnlijk dat zij onder meer van Gods wet zijn afgeweken door seksuele immoraliteit, met inbegrip van homoseksualiteit, te bedrijven (Leviticus 18:22). De term „wetsverkrachting” kan ook worden weergegeven met „bloedvergieten”. Die wreedheden hebben ongetwijfeld geleid tot „geschreeuw” van mishandelden — geschreeuw dat de oren van de Planter van de wijngaard heeft bereikt. — Vergelijk Job 34:28.
15, 16. Hoe kunnen ware christenen het vermijden de slechte vruchten voort te brengen die Israël voortbracht?
15 Jehovah God „heeft rechtvaardigheid en gerechtigheid lief” (Psalm 33:5). Hij gebood de joden: „Gijlieden moogt bij de rechtspraak geen onrecht begaan. Gij moogt de geringe niet partijdig bejegenen, en gij moogt de persoon van een groot man niet begunstigen. Met gerechtigheid dient gij uw volksgenoot te richten” (Leviticus 19:15). Wij moeten daarom partijdigheid in onze bemoeienissen met elkaar vermijden en ons oordeel over mensen nooit laten kleuren door bijvoorbeeld ras, leeftijd, rijkdom of armoede (Jakobus 2:1-4). Het is bijzonder belangrijk dat personen die in posities van opzicht dienen „niets . . . doen overeenkomstig een neiging tot vooringenomenheid”, maar er altijd naar streven beide kanten van een zaak te horen alvorens een oordeel te vellen. — 1 Timotheüs 5:21; Spreuken 18:13.
-
-
Wee de ontrouwe wijngaard!Jesaja’s profetie — Licht voor de hele mensheid I
-
-
Het identificeren van Gods huidige wijngaard
10. Welke gelijkenis in verband met een wijngaard gaf Jezus?
10 Het kan zijn dat Jezus Jesaja’s woorden in gedachten had toen hij de gelijkenis vertelde van de moordzuchtige wijngaardeniers: „Er was een mens, een heer des huizes, die een wijngaard plantte en er een omheining omheen zette en er een wijnpers in groef en een toren oprichtte, en hij verhuurde hem aan wijngaardeniers en reisde naar het buitenland.” Helaas behandelden de wijngaardeniers de eigenaar verraderlijk en doodden zij zelfs zijn zoon. Jezus maakte vervolgens duidelijk dat het bij deze gelijkenis om meer ging dan slechts het letterlijke Israël toen hij zei: „Het koninkrijk Gods zal van u [het vleselijke Israël] worden weggenomen en aan een natie worden gegeven die de vruchten daarvan voortbrengt.” — Mattheüs 21:33-41, 43.
11. Welke geestelijke wijngaard bestond er in de eerste eeuw, maar wat gebeurde er na de dood van de apostelen?
11 Die nieuwe „natie” bleek „het Israël Gods” te zijn — een geestelijke natie van in totaal 144.000 gezalfde christenen (Galaten 6:16; 1 Petrus 2:9, 10; Openbaring 7:3, 4). Jezus vergeleek deze discipelen met „ranken” aan „de ware wijnstok”, te weten hijzelf. Uiteraard wordt er van deze ranken verwacht dat ze vrucht dragen (Johannes 15:1-5). Ze moeten van dezelfde eigenschappen blijk geven als Christus en deelnemen aan de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk” (Mattheüs 24:14; Galaten 5:22, 23). Maar al sinds de dood van de twaalf apostelen zijn verreweg de meesten van degenen die beweren ranken van „de ware wijnstok” te zijn, onechte ranken gebleken — ze brengen wilde druiven in plaats van goede vruchten voort. — Mattheüs 13:24-30, 38, 39.
12. Hoe veroordelen Jesaja’s woorden de christenheid, en welke les bevatten ze voor ware christenen?
12 Jesaja’s veroordeling van Juda is daarom nu op de christenheid van toepassing. Een studie van haar geschiedenis — haar oorlogen, haar kruistochten, haar inquisities — onthult hoe zuur haar vruchten wel geweest zijn! Niettemin moeten de ware wijngaard van gezalfde christenen en hun „grote schare” metgezellen Jesaja’s woorden ter harte nemen (Openbaring 7:9). Willen zij de eigenaar van de wijngaard behagen, dan moeten zij, individueel en als groep, vruchten voortbrengen die hem behagen.
-