-
Wat is Gods voornemen met de mensheid?Zal er ooit een wereld zijn zonder oorlog?
-
-
20, 21. (a) Wat wordt in Jeremia 31:31-34 beloofd? (b) Wat was het in het nieuwe verbond bekendgemaakte doel ervan? (c) Wat zou als gevolg daarvan met het Wetsverbond gebeuren?
20 Het was ongeveer 900 jaar na Mozes dat Jeremia de natie Israël Gods woorden meedeelde: „Zie, er komt een tijd — kondigt de HEER aan — dat ik met het Huis van Israël en het Huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten. Het zal niet gelijk het verbond zijn dat ik met hun vaders heb gesloten, toen ik hen bij de hand vatte teneinde hen uit het land Egypte te leiden, welk verbond zij verbroken hebben, . . . — kondigt de HEER aan. Maar dit is het verbond dat ik na deze dagen met het Huis van Israël zal sluiten . . . Ik zal hun ongerechtigheden vergeven, en hun zonden niet meer gedenken.”d — Jeremia 31:31-34.
21 Indien de profeet gelijk Mozes als een nieuwe middelaar van een nieuw verbond moet fungeren, dan wordt het ook duidelijk dat alle specifieke details van de onder de Mozaïsche wet vereiste aanbidding niet permanent doch veeleer alleen tot aan de oprichting van het nieuwe verbond van kracht zouden zijn. Stellig zou, wanneer God een basis zou verschaffen op grond waarvan ’hun ongerechtigheden vergeven en hun zonden niet meer gedacht zouden worden’, het hele stelsel van slachtoffers waarin de tempelregeling voorzag en waardoor alleen een tijdelijke vergeving tot stand werd gebracht, niet meer nodig zijn. Met de oprichting van het nieuwe verbond zouden ceremoniële aspecten van het Wetsverbond, zoals het vieren van de sabbat en feestdagen, ook niet meer dezelfde betekenis hebben. Op zijn bestemde tijd zou God stellig onthullen wat vereist zou worden van degenen die in die beloofde regeling van het nieuwe verbond zijn opgenomen. — Amos 3:7.
-
-
Wat is Gods voornemen met de mensheid?Zal er ooit een wereld zijn zonder oorlog?
-
-
d Een door het hedendaagse judaïsme gegeven standaarduitlegging is dat Jeremia eenvoudig een hernieuwing of herbevestiging van het Wetsverbond met Israël voorzei, zoals dit plaatsvond in 537 v.G.T. na hun terugkeer uit ballingschap in Babylon (Ezra 10:1-14). Maar wederom, de profetie zelf sluit zo’n uitleg uit. God vermeldde duidelijk dat dit een „nieuw verbond” zou zijn, niet slechts een hernieuwd verbond. Bovendien legt hij er de nadruk op dat het niet gelijk zou zijn aan het verbond dat hij sloot toen hij hen uit Egyptische knechtschap leidde. Sommigen hebben gezegd dat het „nieuw” was in die zin dat zij zich nu trouw aan hetzelfde verbond zouden houden, maar de geschiedenis laat iets anders zien. In feite leidde hun ontrouw tot de verwoesting van de tweede tempel. — Deuteronomium 18:19; 28:45-48.
-